Wie mijn verhaal goed leest begrijpt dat deze Pakistanen vol frustratie zitten. Ze zijn liberaal, willen vrijheid maar zien hoe het geloof in hun land door een kleine groep radicale mullahs, geestelijken, fundamentalitischer wordt. Dat ervaren zij.
Een voorbeeld: Het parlement wil een wet tegen vrouwenmishandeling aannemen, de strenge Islamitische partijen komen daartegen in opstand. Waarom mag een man een vrouw niet slaan? Dat staat immers in de Koran. Het staat nergens in de Koran. De geestelijken willen niet dat hun heilige boek vanuit het Arabisch in het Urdu (nationale taal) wordt vertaald. Wie spreekt Arabisch? Zelfs de mullahs niet. Maar een Arabische Koran houdt iedereen onwetend. Zo kun je je aanhangers van alles wijs blijven maken.
Minderheden komen steeds verder onder druk te staan. Het geweld tegen ze neemt toe.
De wet is er nog steeds niet door. Erg merkwaardig. Want hoeveel procent behaalden deze partijen tijdens de laatste verkiezingen? Elf procent. De zogenaamd democratisch gekozen regering is bang voor de mullahs die via de luidspreker van de moskee meer invloed hebben op het onderontwikkelde volk, waarvan nog niet de helft kan lezen en schrijven.
De radicale moslimpartijen krijgen niet alleen steeds meer invloed op scholen: alle kinderen, christenen, hindoes, boeddhisten, moeten de koran leren, met een sluier op voor de meisjes. Minderheden komen steeds verder onder druk te staan. Het geweld tegen ze neemt toe. Vooral de sjiieten lopen nu gevaar. Recent was er opnieuw een bloedige aanslag. Dit keer op een markt in een gebied waar deze religieuze minderheid leeft.
Lashkar e Langvi
De partij die daarvoor verantwoordelijk was, is de Lashkar e Langvi, een verboden extremistische terreurbeweging. In de krant staat een foto van de minister van binnenlandse zaken die de leider van deze organisatie de hand schudt. Deze bewindsman heeft een wet voorgesteld waarin een scheiding wordt aangebracht tussen terroristische groepen (Taliban) en sectarische bewegingen (goede Taliban). Deze Lashkar e Jangvi is volgens de minister sectarisch. De reguliere media durven nauwelijks kritiek te leveren. Ze zijn jaren geleden al gemuilkorfd. Wie ‘tegen de staat schrijft’ wordt beschouwd als staatsondermijnend. Wie voor een seculiere staat is en graag wil dat de invloed van religieuze partijen en leiders wordt teruggebracht, is een blasfemist.
Op straat kent men het verschil niet tussen een aanklacht of een veroordeling. Als de mullah roept: hij is een godslasteraar, rent de massa op de ‘dader’ af en rekent gewelddadig af met deze afvallige. Bloggers schreven over deze religieuze misstanden in hun land. Maar sinds de verdwijning van 5 socialemedia-activisten durft bijna niemand meer. Bang om ontvoerd te worden. En ook om voor godslasteraar te worden uitgemaakt.
Op straat kent men het verschil niet tussen een aanklacht of een veroordeling.
Gisteren gaf een van de verdwenen bloggers, die na een maand werd vrijgelaten, voor het eerst een interview aan een krant. Wel op voorwaarde dat hij niet over de ontvoerders wilde praten of waar hij die maand vastzat. Hij vertelde over zijn kind, dat aan zijn verdwijning een trauma heeft overgehouden. De angst waarin de familie leeft, de bedreigingen van religieuze extremisten.
In deze context vindt de kritiek van de Pakistaanse bloggers, zelf moslims, op de Islam in mijn weblog plaats. Alles wat ik hier boven schrijf is niet nieuw. Regelmatig bericht ik over de vergaande islamitisering van Pakistan. In plaats van deze bloggers voor Islamfobisten uit te maken, zouden we ze de ruimte moeten geven. We hoeven het niet met ze eens te zijn.
Ze geven zelf aan het einde van mijn blog toe, dat je met emoties de strijd niet wint. Ze zien de keerzijde van het visumverbod in. Een van hen wil graag naar het buitenland en heeft een verzoek voor een studiebeurs ingediend. In Pakistan loopt hij als socialemedia-activist en sjiiiet gevaar. De bloggers begrijpen maar al te goed dat wanneer hun land op de lijst van Trump komt te staan, de weg naar de vrijheid is afgesloten.