Afrika heeft een kritische en reflecterende intellectuele klasse nodig om een evenwichtige samenleving te kunnen ontwikkelen, vindt Mirjam de Bruijn. Daarom moeten we investeren in goede opleidingen in de geesteswetenschappen en onafhankelijke publicatiehuizen.
Universitaire scholing in de geesteswetenschappen (talen, geschiedenis, filosofie) leert jonge mensen om kritisch te reflecteren en de (wortels van de) samenleving beter te begrijpen. Sinds de Verlichting (van 1650 tot de Franse Revolutie, red.) heeft reflectieve kennis een fundamentele bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de normen en waarden die de basis vormen van ons ‘Europese’ samenleven en de toekomst inspireren.
De eerste Afrikaanse universiteiten zijn opgericht onder het Franse en Engelse koloniale regime. In veel Afrikaanse landen is het hoger onderwijs in de geesteswetenschappen een drama; uitzonderingen zijn Zuid-Afrika en enkele landen in Oost Afrika. De slechte kwaliteit van het onderwijs is niet zozeer te wijten aan gebrek aan belangstelling van studenten en docenten. De geesteswetenschappen (in brede zin, inclusief antropologie) zijn wel degelijk onderdeel van het universitaire curriculum. Echter de aantallen studenten gaan ruim de capaciteit van de universiteit te boven. De Afrikaanse bevolking bestaat voor meer dan 60% uit jeugd. Sinds een aantal jaren is er een wildgroei van universiteiten die de vraag voor hoger onderwijs moeten dekken. Met de politiek van regionale decentralisatie krijgt iedere regio een eigen universiteit. In marginale regio’s worden universiteiten neergezet als ‘cadeau’ van naar stemmen jagende presidenten.
Het lijkt daardoor alsof de universitaire structuur in Afrika steeds meer potentie krijgt. Helaas zegt het aantal universiteiten niets over de kwaliteit van het onderwijs, en dan met name de kwaliteit van de geesteswetenschappen. Als er bijvoorbeeld al leerboeken gebruikt worden tijdens geschiedenislessen, blijken dit vooral lesboeken over de Europese geschiedenis te zijn. De salarissen van docenten liggen zo laag dat zij aan consultancywerk doen om bij te verdienen. Het gevolg: zij hebben onvoldoende tijd om de honderden studenten die hun cursus volgen aandacht te geven.
Recente salarisverhogingen in Nigeria en Kameroen hebben dit tij niet kunnen keren.
Toch ben ik ervan overtuigd dat deze problemen op te lossen zijn, maar niet door overheden meer geld voor ontwikkeling van hoger onderwijs te geven of te lenen.
Monddood
De meeste Afrikaanse overheden laten onderwijs toe en stimuleren zelfs de aanleg van een universitaire infrastructuur. Maar is alle kennis voor hen acceptabel? In hoeverre staan Afrikaanse overheden achter het uitgangspunt van de geesteswetenschappen – kritische en reflectieve wetenschap? De meeste autoritaire regimes, met lang zittende presidenten (denk aan Wade in Senegal, Biya in Kameroen, Deby in Tsjaad en Mugabe in Zimbabwe) horen liever geen kritische geluiden in de samenleving. Zij beantwoorden die met repressie en geweld. Kennis gegenereerd in de geesteswetenschappen zien zij als een wapen van de vijand. Zij verschuilen zich achter de (westerse) retoriek dat samenlevingen vooral technische kennis nodig hebben om zich te ontwikkelen. Ondertussen maken zij kritische journalisten, dichters en historici (mond)dood.
Misschien is het onderbetalen van de docenten bij geesteswetenschappen dus toch een strategische keuze.
(On)afhankelijke publicatiehuizen
Voor het ontwikkelen van een intelligentsia die verder gaat dan de technische kennis van ingenieurs, is een vrije beoefening van wetenschap cruciaal. Er moet ruimte zijn voor de publicatie van boeken en voor interactie met academici van elders. Het opleiden van engineers heeft tenslotte ook niet de vruchten afgeworpen die ontwikkelingssamenwerking ervan had verwacht.
Toch bieden de oude en de nieuwe universiteiten in Afrika nog geen ruimte voor de vrije wetenschapsbeoefening. Als antwoord zetten internationaal georiënteerde, succesvolle wetenschappers eigen onderzoeksinstituten en publicatiehuizen op, met als expliciet doel het bevorderen van deze vrijheid. Jonge mensen moeten hierin een plek krijgen.
Maar zelfs de grootste pan-Afrikaanse organisatie voor sociaal- en geesteswetenschappelijk onderzoek, CODESRIA, is afhankelijk van donoren. En die donoren sturen de organisatie weer in de richting van technisch onderzoek. De ervaring van CODESRIA leert dat financiering van kritisch en reflectief onderzoek moeilijk te vinden is. Kleinere instituten proberen zich te ontworstelen aan deze dynamiek en varen een eigenwijze koers, zoals het Langaa research and publication centre in Kameroen en LASDEL in Niger. Met weinig middelen proberen zij de kritische denkers in Afrika te stimuleren en hen te beschermen. Het verder ontwikkelen van dit type kleinschalige kennisinstituten lijkt nu de meest noodzakelijke stap in de ontwikkeling van de eigen reflecterende en bewuste intellectuele klasse die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van een evenwichtige samenleving.
Mirjam de Bruijn is hoogleraar contemporaire geschiedenis en antropologie van West- en Centraal Afrika aan Universiteit Leiden. Zij is verbonden aan het Afrika Studie Centrum in Leiden. Momenteel onderzoekt ze hoe nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (mobieltjes en sociale media) het Afrikaanse sociale landschap veranderen.
Foto: Mirjam de Bruijn en Francis Nyamnjoh bij het Langaa research and publishing centre in Bamenda, Kameroen (cc: Sanne Terlingen)