Achtergrond

Ontwikkelingsorganisaties moeten regering uitdagen

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

In een bijdrage aan het debat over de relatie tussen overheid en maatschappelijke organisaties schreef ik op 12 december j.l. in Vice Versa welke strategische keuzes Oxfam Novib heeft gemaakt voor haar eigen positionering in de sterk veranderende wereld. Die positionering is ook leidend voor onze relatie met de Nederlandse overheid.

Nu staatssecretaris Ben Knapen als bijdrage aan het debat in zijn non-paper slechts een reeks trends en vragen poneert is de verleiding groot te blijven steken in de teleurstelling. Toch neem ik de uitnodiging tot debat aan. De vraag is of alle betrokkenen, inclusief de regering, het debat in een lange termijn perspectief willen voeren. De vaststelling van de staatssecretaris, dat voortzetting van MFS niet vanzelfsprekend is, kan er immers toe leiden dat het debat beperkt wordt tot de financiële relatie tussen overheid en NGOs. Terwijl er zoveel meer is om over te spreken.

De trends die het non paper benoemt herken ik wel, maar zijn selectief gekozen en vooral vanuit een nogal binnenlandse blik beschreven. Daarom wil ik een vijftal internationale trends toevoegen en daarbij proberen de koppeling te maken met enkele vragen uit het non-paper. Het betreft ontwikkelingen die juist ook bepalend zijn voor de rol van maatschappelijke organisaties. Laten we het binnenlandse debat overstijgen en met elkaar in gesprek gaan over onze rol in een sterk veranderende wereld.

1e trend: grotere ongelijkheid en schaarste

De eerst trend waaroor ik aandacht vraag is de groeiende ongelijkheid en de toenemende schaarste van land, water, voedsel, en grondstoffen. De opkomende economieën maken een ongekende economische groei door, maar huisvesten tegelijkertijd het grootste aantal van de meer dan één miljard allerarmsten in de wereld. In driekwart van de G20 landen is de inkomensongelijkheid sterk gestegen. Naast ongelijkheid, neemt ook de strijd om schaarse middelen toe, zowel binnen als tussen landen. Die toenemende sociale en economische ongelijkheid is volgens het Global Risk Survey 2011 van het WEF één van de grootste risico’s van deze tijd. We zien dat mondigheid en verontwaardiging groeit, maar soms ook wordt afgestraft: de ruimte voor maatschappelijke organisaties neemt in veel landen af. De strijd tegen onrecht en armoede is meer dan ooit een politieke strijd: wie heeft toegang tot schaarse middelen? Wie heeft er zeggenschap over? En wie profiteert ervan?

Zeker in relatie tot de prioritaire thema’s van deze regering, als voedselzekerheid en water, is deze trend zeer relevant. Juist daar zal de strijd om zeggenschap het heftigst worden gevoerd. Voor maatschappelijke organisaties zoals Oxfam Novib, die werken vanuit het perspectief van armen, van mensen wier rechten met voeten worden getreden, betekent dit dat wij vooral belangenbehartiger dienen te zijn van kleine voedselproducenten. Deze boeren en boerinnen mogen in de enorme strijd om land, water en voedsel niet nog meer in de marge geduwd worden.

Daar waar de regering zich te eenzijdig richt op economische groei, dienen NGO’s op te komen voor duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid. Anders lukt het bijvoorbeeld nooit om een einde te maken aan landgrab praktijken, die ten koste gaan van lokale gemeenschappen en de biodiversiteit. Voorkomen moet worden dat in de strijd om land, water en voedsel het “Nederlands belang” gereduceerd wordt tot de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Daarom dient het opkomen voor (verlicht) Nederlands eigenbelang, altijd hand in hand te gaan met maatschappelijk verantwoord beleid én gedrag in internationaal perspectief. Het werk van Nederlandse medefinancieringsorganisaties gericht op het ondersteunen van lokale sociale bewegingen en lokale organisaties, zoals die van boeren, producenten en vrouwen. is juist op dit terrein van cruciaal belang.

2e trend: mensenrechten discours verandert in multipolaire wereld

Een tweede trend, die ook samenhangt met de opkomst van landen als China, India en Rusland (en een aantal andere regionale en mondiale spelers), is dat in een multipolaire wereld de traditionele normen en waarden en de internationale mensenrechten onder druk komen te staan. Andere interpretaties van normen en waarden eisen een plek op. Terecht refereert de staatssecretaris (onder het kopje “opkomst zuidelijke NGOs”) aan de groeiende repressie ten opzichte van lokale organisaties en de beperkingen die veel landen opleggen aan sociale bewegingen. Maar we zien helaas dat een aantal nieuwe machtige landen ook op mondiaal niveau een aantal internationale normen ter discussie stellen of anders interpreteren. De strijd om de ruimte voor burgers om zich te organiseren woedt dus zowel op lokaal als internationaal niveau. Dat geldt in het bijzonder als het gaat om vrouwenrechten. Helaas zien we dat de Arabische lente in een aantal landen de meer religieuze conservatieve krachten heeft versterkt.

Deze ontwikkelingen raken de kern van het medefinancieringsbeleid zoals Nederland al jaren kent. Waar samenwerking van overheid tot overheid niet mogelijk is, waar burgerbewegingen, waar vrouwen en hun organisaties in de verdrukking komen, zijn Nederlandse medefinancieringsorganisaties bij uitstek in staat hen via flexibele en creatieve samenwerkingsverbanden te steunen. Zowel op lokaal, nationaal als internationaal niveau is dit bij uitstek het terrein waarop de overheid strategische samenwerking kan aangaan met zelfbewuste NGOs. Veel resultaten uit afgelopen jaren, zoals de erkenning van sexuele en reproductieve rechten van vrouwen, de totstandkoming van het internationaal strafhof en meer recentelijk van UN Women, kwamen voort uit het samenspel tussen een aantal vooruitstrevende regeringen als Nederland en NGOs. Zeker voor Nederland, met zijn open economie, geldt dat versterking van internationale instituties en het internationaal recht van strategisch belang zijn. Al was het maar omdat onze grondwet daartoe oproept.

3e trend: tandende rol van Nederland en de EU

Ook de derde trend, namelijk de afnemende invloed van Europa en Nederland in de wereld, onderstreept dat Nederland haar internationale invloed niet alleen kan organiseren via statelijke kanalen. Terwijl de opkomende economieën doorgroeien, beleven Europa en Nederland een nieuwe recessie. Mede als gevolg van nationale politieke keuzes, is Nederland haar klapstoel in de G20 kwijt en gaat de ene na de andere internationale positie aan onze neus voorbij. Ook de groei van invloedrijke non-statelijke actoren – multinationals en krachtige mondiale maatschappelijke organisaties en fondsen – beïnvloedt de mate waarin Nederland internationaal invloed kan uitoefenen. Maar hier liggen ook kansen. Dat constateerde ook Paul Polman, de topman van Unilever, afgelopen oktober tijdens de conferentie “ontwikkelingssamenwerking in bedrijf”. Hij stelde dat een aantal van oorsprong Nederlandse bedrijven, zoals zijn eigen bedrijf, geregeld aan de tafel zit bij de G20 landen. Zijn oproep was om daar beter gebruik van te maken. Het zelfde geldt voor NGO’s die in sterke internationale netwerken opereren. Oxfam Novib is als op één na grootste Oxfam een belangrijk lid van de internationale Oxfam confederatie. Er bestaat al een Oxfam China, Oxfam India en Oxfam Mexico, in Brazilië en Zuid Afrika wordt gewerkt aan de oprichting van nieuwe Oxfam-leden. Doordat wij in 17 van de G20 landen een Oxfam lid of lobbykantoor hebben zijn wij als netwerk in staat agenda’s te beïnvloeden. Wij kunnen belangrijke kwesties in relatie tot voedselzekerheid, klimaatverandering en armoedebestrijding mede agenderen en soms ook positief beïnvloeden.

De cryptische vraag van de staatssecretaris “in hoeverre is het belangrijk dat internationaal opererende maatschappelijke organisaties een Nederlandse karakter hebben en houden?” heb ik daarom met enige verbazing gelezen. Allereerst opereren alle Nederlandse OS organisaties, van klein tot groot, MFS of niet, per definitie internationaal. Het is inherent aan ons werk. Verliezen zij daardoor hun Nederlandse identiteit? Ik denk van niet. Maar vanuit het perspectief van een NGO die sterk geïntegreerd is in een internationaal opererend netwerk , zou ik een wedervraag willen stellen: Hoe belangrijk is het dat Unilever, Philips en andere van oorsprong Nederlandse multinationals hun Nederlandse karakter behouden? Een organisatie als Oxfam Novib, die diep geworteld is in de Nederlandse samenleving, wordt gedragen door meer dan 400.000 donateurs, een groeiend aantal bedrijven en vele duizenden Nederlanders die haar campagnes ondersteunen. Tegelijk met de sterke integratie in een internationaal netwerk, zal Oxfam Novib haar Nederlandse roots blijven koesteren. Ook hier geldt het adagium: sterke lokale verbondenheid combineren met een internationale oriëntatie. Sterker nog, wij zullen ook in Nederland zelf blijven werken. Want met de inzet van bijvoorbeeld de Groene Sint of de Eerlijk Bankwijzer nemen wij ook in eigen land verantwoordelijkheid voor het bevorderen van een rechtvaardige en duurzame toekomst voor iedereen. Mijn advies aan de Nederlandse overheid, ongeacht de politieke signatuur van het kabinet, is daarom: koester alle Nederlandse internationale ingangen, of het nou gaat om bedrijven, NGOs of kennisinstituten. Met de tanende invloed van Nederland worden dergelijke netwerken alleen maar belangrijker. Lula, de vorige president van Brazilië, de huidige minister van financiën in Zuid Afrika en de minister van justitie in Niger waren partners van Oxfam Novib, voordat zij toetraden tot de regering. De lijst van partners die een invloedrijke positie kregen in hun land is veel langer. Zij voeren een nieuwe politieke agenda in hun land, gericht op armoedebestrijding en rechtvaardigheid en zij hebben diepe waardering voor de steun die zij via Oxfam Novib vanuit Nederland kregen. De reputatie van een land wordt niet alleen bepaald door wat de overheid doet.

4e trend: opkomst nieuwe donoren

Een vierde trend is de komst van nieuwe donoren, zoals China, India en anderen. In Somalië zien we bijvoorbeeld hoe Turkije, de Arabische Liga en de lidstaten van de Organisatie van Islamitische Conferentie een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het verlichten van de noodsituatie, mede omdat zij van alle partijen in het conflict toegang kregen tot de door hen gecontroleerde gebieden. De komst van nieuwe donoren brengt belangrijke kansen, maar ook risico’s. De vooruitgang die is geboekt in het verbeteren van de effectiviteit van de hulp, onder meer door betere afstemming en coördinatie, staat onder druk. De Busanconferentie heeft hierin wel enige verlichting gebracht, maar tot nu toe besteden westerse landen, inclusief Nederland, relatief weinig aandacht aan deze nieuwe donoren. Als NGO’s zijn wij al verder in deze contacten en wij kunnen de overheid daarbij assisteren.

5e trend: de opkomst van MVO-denken in het bedrijfsleven

Een vijfde trend is de groeiende macht en dynamiek in het internationale bedrijfsleven, waarin een actief MVO-beleid meer wordt dan greenwashing. Een toenemend aantal bedrijven ziet MVO als integraal onderdeel van de core business. Natuurlijk valt hier nog een wereld te winnen, want voor bedrijven staat winst maken op nummer één, maar wie duurzame winst wil maken moet voorbij het kortzichtige denken. Steeds meer bedrijven onderkennen dat ze ook moeten anticiperen op de gevolgen van de bedrijfsvoering voor mens en milieu.

People, planet & profit kunnen goed samengaan. Dit groeiend besef is enerzijds het resultaat van maatschappelijke druk, mede uitgeoefend door NGOs, maar wordt ook gevoed door verlicht eigenbelang. Immers, de groeiende schaarste in grondstoffen en energie dwingt velen in te zien dat duurzaamheid een voorwaarde is om op termijn winstgevend te kunnen blijven.

Koplopers op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen werken in de praktijk op veel terreinen al samen met NGOs. Oxfam Novib heeft al een paar prachtige partnerschappen met multinationals en wordt gesteund door meer dan 500 bedrijfsambassadeurs.

Het dichten van de global governance gap

Al deze grote ontwikkelingen vragen om sterk internationaal bestuur, maar dat is juist waaraan het nu ontbreekt. De grote uitdaging van deze tijd is de global governance gap. Terwijl de oude governance structuur, gedomineerd door Westerse mogendheden, overbelast is geraakt, is er nog geen goed functionerend nieuw systeem. De G-20 heeft dan wel de plek van de G8 ingenomen, maar haar agenda is beperkt en de G-20 slaagt er niet in om belangrijke mondiale uitdagingen, zoals klimaatverandering of vrouwenrechten, aan te pakken. Internationale klimaatonderhandelingen faalden het afgelopen jaar opnieuw. De Doharonde ligt volledig stil. De aanpak van de schuldencrisis moddert voort. Op het vlak van voedselzekerheid, die sterk onder druk staat door de strijd om land en water, worden maar kleine stapjes vooruit gezet.

De veranderingen in de wereld – de opkomst van nieuwe economieën, de groeiende invloed van multinationals en de tanende macht van Nederland en Europa – betekenen dat we machtsverhoudingen alleen kunnen uitdagen als onderdeel van een sterk mondiaal netwerk.

De verbinding van Nederlandse organisaties met mondiale netwerken is ook in het belang van Nederland. Nu de invloed van de overheid op het wereldtoneel afneemt, gedeelde normen op de achtergrond raken en sterke global governance ontbreekt, is het des te belangrijker dat burgers, wetenschappers, bedrijven mede verantwoordelijkheid nemen voor het bevorderen van mensenrechten, duurzaamheid en armoedebestrijding. Maatschappelijke organisaties hebben grondige kennis van lokale omstandigheden en cultuur. Daarmee zijn zij een waardevolle partner voor bedrijven die zoeken naar verantwoorde en wederzijds winstgevende investeringen en een krachtige klokkenluider voor situaties waar het mis gaat. Voor het gedeelde belang van mensenrechtenbevordering en het stimuleren van duurzame ontwikkeling, zou de overheid veel meer strategisch kunnen en moeten samenwerken met sterke, internationaal georiënteerde maatschappelijke organisaties.

Het opkomen voor Nederlandse belangen mag niet ten koste gaan van armen en gemarginaliseerden in andere delen van de wereld. Sterker nog, de basis van de ODA-uitgaven is nog steeds armoedebestrijding, daar is de staatssecretaris verantwoordelijk voor. Onze rol is dit doel, samen met hem, scherp te bewaken en waar te maken. Nog steeds steunt ruim 60% van de Nederlanders ontwikkelingssamenwerking met als doel armoedebestrijding. En natuurlijk, niets is vanzelfsprekend in deze wereld, maar iedere bewindspersoon die hiervoor verantwoordelijk is heeft bondgenoten nodig; maatschappelijke organisaties die hem steunen als een goede buur, maar ook uitdagen als een verre vriend.

Farah Karimi is algemeen directeur Oxfam Novib

Foto: Oxfam Novib

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons