Deze week hebben zo'n tienduizend mensen zich verzameld in het Japanse Sendai voor de conferentie van de Verenigde Naties (VN) over rampenreductie.
In een drukbezochte sessie over natuurrampen ging het gister over de ‘responscyclus’, een concept dat in de jaren zeventig is ontwikkeld: na een ramp volgt de wederopbouw en, als je het goed doet, neem je daarbij preventieve maatregelen om beter voorbereid te zijn op de volgende ramp.
Rampen: oplopende schadepost
“Die cyclus is nu achterhaald”, zei iemand tijdens de sessie. “In plaats van een cyclus rond een ramp, zouden we duurzame ontwikkeling centraal moeten stellen”. Bijzonder is dat deze uitspraak niet werd gedaan door een radicale NGO-vertegenwoordiger, maar door de officiële vertegenwoordiger van UNISDR, de VN-organisatie voor rampenreductie.
In plaats van een cyclus rond een ramp, zouden we duurzame ontwikkeling centraal moeten stellen
De UNISDR maakt iedere twee jaar de balans op van de risico's op rampen. Tijdens de sessie presenteerde de organisatie haar nieuwste rapport, de 'Global Assessment Report on Disaster Risk Reduction 2015'.
Het onderzoek laat zien dat de schade na natuurrampen wereldwijd in de komende jaren zal oplopen tot meer dan €296 miljard per jaar. En dan heb je het slechts over de bouwschade en een kleine selectie aan natuurrampen. Droogte en agrarische schade worden bijvoorbeeld niet meegenomen in deze berekening.
Neerwaartse spiraal
Belangrijk is dat de schade na een ramp maar voor een deel aan de ramp zelf kan worden toegeschreven. Sociale ongelijkheid en armoede zijn vaak achterliggende oorzaken van kwetsbaarheid en maken dat huizen, scholen en infrastructuur in veel lage- en middeninkomenslanden bij lange na niet de kwaliteit hebben die nodig is om rampen op te vangen. Kortom, de draaglast van rampenschade is wereldwijd ongelijk verdeeld: bepaalde regio's en bevolkinggroepen lopen wegens hun lagere welvaartspositie een groter risico om hard geraakt te worden door een natuurramp.
In veel lage- en middeninkomenslanden hebben huizen en infrastructuur bij lange na niet de kwaliteit die nodig is om rampen op te vangen
Rampen hoeven niet per se een negatief effect op de economie te hebben, maar in veel landen is dat wel het geval. Daar leiden rampen tot economische terugval en een terugval in investeringen in sociale ontwikkeling. Zo komen deze landen in een negatieve spiraal, waarbij het gebrek aan ontwikkeling ervoor zorgt de infrastructuur en voorzieningen in een land minder weerbaar zijn voor rampen en nieuwe rampen deze geringe weerbaarheid nog verder onderuit halen.
Ontwikkeling als preventiemaatregel
De sociale ongelijkheid tussen en binnen landen verklaart dus veel over het onvermogen van de arme meerderheid om zich voor te bereiden op rampen. UNISDR stelt daarom dat échte reductie van rampen, in omvang en aantal, niet draait om betere waarschuwingssystemen en verzekeringspolissen maar om structurele ontwikkeling.
Net zoals we geen ministerie hebben van ziektebestrijding maar van gezondheid, zouden we niet langer moeten denken aan een instituut voor rampenbestrijding maar dit onderdeel moeten maken van een beleid voor duurzame ontwikkeling. Om dit te realiseren, hebben we wellicht iets aan de suggesties die Alan Lavell, professor rampenstudies in Costa Rica, deed tijdens de Sendai-conferentie:
- We moeten afstappen van het concept ‘natuurrampen’ en in plaats daarvan denken aan het brede palet van risico's die de kwetsbaarheid voor natuurlijke dreigingen bepalen.
- We moeten de risico's op rampen systematisch in verband brengen met ander gevaren zoals economische en gezondheidsrisico's.
- We moeten minder gericht zijn op grote rampen en in plaats daarvan rampen zien als een continuüm van kleine, middelgrote en grote rampen. De grote hoeveelheid kleine rampen zijn schadelijker voor arme mensen dan de uitzonderlijke mega-ramp.
- We moeten niet achter de feiten van rampen aanlopen en proactief denken aan structurele ontwikkeling. Het gaat bij rampenreductie op de eerste plaats op het veranderen van onze manier van denken.