Homovluchteling? Bewijs dat maar eens

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

In 76 landen in de wereld zijn homoseksuele uitingen tussen volwassenen strafbaar. Ook worden wereldwijd veel homoseksuelen bedreigd. Uit angst vluchten elk jaar duizenden homoseksuelen naar Europa. Daar aangekomen moeten zij hun seksuele geaardheid eerst nog bewijzen voordat ze de status van homovluchteling krijgen. Maar hoe bewijs je nu dat je homo bent? De Academische Club van de Universiteit van Amsterdam hield naar aanleiding hiervan een debat.

Maarten Heijer, gespreksleider en onderzoeker aan de UvA, trapt de avond af: "Toen ik op mijn 17e uit de kast kwam geloofden mijn ouders me meteen. Waarom zou ik liegen?" Voor homovluchtelingen ligt dit wat anders, hun seksuele aardheid moet eerst vastgesteld worden voordat ze geloofd worden.

Ik heb geen stereotype kunnen ontdekken. Niet in interesses, niet in gedrag en niet in uiterlijke kenmerken

Psycholoog Peter Herfst nam honderd interviews met homovluchtelingen af om de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te voorzien van een profiel van de homovluchteling, zodat de IND homoseksuele vluchtelingen sneller kan herkennen. Maar een eenduidig profiel bleek moeilijk vindbaar: "Elk levensverhaal bleek uniek en elke vluchteling nam zijn eigen persoonlijkheid met zich mee. Ik heb geen stereotype kunnen ontdekken. Niet in interesses, niet in gedrag en niet in uiterlijke kenmerken."

Kan niet
Op de vraag "Hoe bewijs je nu dat je homo bent?" antwoordt Sabine Jansen, jurist voor COC Nederland, dan ook: "Dat kan helemaal niet." Toch hanteren Europese landen verschillende methoden om homovluchtelingen te herkennen.

Europese asielinstanties gaan voorzichtig om met asielaanvragen op grond van homoseksualiteit omdat niet-homoseksuelen soms onterecht gebruik maken van het recht op een vluchtelingenstatus voor homoseksuelen. De manieren waarop Europese landen beoordelen of iemand wel of geen homovluchteling is verschillen van land tot land, ondanks het bestaan van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS).

Dat blijkt uit het rapport Fleeing Homophobia van Sabine Jansen en Thomas Spijkerboer, een samenwerking tussen COC Nederland en de Vrije Universiteit Amsterdam. De oorzaak van de verschillen tussen landen ligt volgens dit rapport in het Dublin-systeem, waarin is vastgesteld dat slechts één EU-lidstaat de asielaanvraag beoordeelt, namelijk het land waar de asielzoeker als eerste aankomt. 

Porno kijken om seksuele voorkeur te bewijzen
In acht Europese landen worden medische keuringen toegepast om iemands homoseksualiteit vast te stellen, waarbij psychologen, psychiaters en seksuologen als experts ingezet worden. Dit geldt voor Oostenrijk, Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Polen, Roemenië, Tsjechië en Slowakije. In de twee laatstgenoemde landen wordt zelfs iemands fysieke reactie op pornografische beelden gemeten om de seksuele voorkeur te bewijzen. Deze keuring in strijd is met Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (niemand mag onderworpen worden aan inhumane en onterende behandelingen) en Artikel 8 (er mag geen inbreuk op de privacy van aanvragers zijn). 

In Tsjechië en Slowakije wordt de fysieke reactie op pornografische beelden gemeten om de seksuele voorkeur te bewijzen

Waar de scheidslijn ligt tussen wat wel en niet kan blijkt moeilijk te bepalen. Een aantal verificatiemethoden is verboden maar de formulering van dit verbod is erg vaag. Om meer duidelijkheid in de regels te scheppen en deze humaner te maken werd in 2014 het A.B.C. arrest opgesteld. Daarin staat bijvoorbeeld dat je iemand niet te gedetailleerd mag vragen naar zijn of haar seksleven. Maar welke vragen nu wel en niet gesteld mogen worden blijft alsnog onduidelijk. Zo vroeg de IND tot voor kort nog of de aanvrager ooit all the way is gegaan met een partner van gelijke sekse. Dat is nu niet meer toegestaan. Maar de vraag hoeveel bedpartners iemand heeft gehad wordt wel nog steeds gesteld. 

Stereotype, westerse opvattingen als leidraad
Stereotyperingen zijn vaak leidend in ondervragingen en besluitvormingen over iemands geaardheid. Zo worden lesbiennes zonder 'mannelijke gedragingen' of homoseksuelen die kinderen hebben of in het verleden getrouwd zijn geweest met iemand van het andere geslacht, snel uitgesloten in de procedure. Ook hier werd in het A.B.C. arrest aandacht aan besteed.

Louis Middelkoop, secretaris van de Commissie Meijers, zegt hierover in het debat: “Het Hof van Justitie stelde vast dat stereotype ideeën heel nuttig kunnen zijn bij het vaststellen van homoseksualiteit, maar dat het tegelijkertijd in strijd is met menselijke waardigheid. Het mag daarom niet de enige reden zijn waarop iemand wordt afgewezen. Maar mag je iemand op basis van een mix van stereotypen dan wel afwijzen? En welke stereotypen zijn dan wel en niet toegestaan? Het Hof had niet zoveel rekenschap gegeven aan deze formulering. Dus nu is het aan de advocatuur om uit te vechten wat ze ermee doen.” 

Dat stereotype ideeën voortkomen uit een bepaalde culturele context maakt dat inzicht in andermans cultuur van extra groot belang is in de asielprocedure. Seksuele voorkeuren en uitingen daarvan worden namelijk per persoon verschillend ingevuld en dat geldt zeker voor mensen met verschillende culturele achtergronden. Psychologen, psychiaters en seksuologen die betrokken zijn bij de beoordeling of iemand homoseksueel is moeten dus goed op de hoogte zijn van deze culturele verschillen.

Stereotyperingen zijn vaak leidend in ondervragingen en besluitvormingen

Objectieve beoordeling mogelijk?
Betty de Hart, hoogleraar migratierecht aan de Universiteit van Amsterdam en ook spreker op het debat, trekt parallellen met een schijnhuwelijk: een huwelijk uitsluitend gesloten zodat de betrokkene met een andere nationaliteit een verblijfsstatus verkrijgt.

De Hart stelt dat het moeilijk is om objectief vast te stellen op welke grond mensen trouwen: “Je kunt wel allerlei ideeën hebben over hoe een huwelijk eruit hoort te zien, maar dat is echt niet objectief.” De basis waarop beoordeeld wordt of een huwelijk echt is of slechts schijn, is volgens haar bovendien erg ouderwets. Nu gebeurt dat onder andere door naar het leeftijdsverschil te kijken: “Een groot leeftijdsverschil wordt gezien als indicator voor een schijnhuwelijk, maar wat is een groot leeftijdsverschil? Is dat 10 jaar, is dat 15 jaar? Daar is geen duidelijkheid over.”

Om in de asielprocedure bepaalde stereotyperingen uit te weg te gaan, pleiten Jansen en Spijkerboer in hun rapport voor zelfidentificatie om iemands seksuele geaardheid vast te stellen. Sommige aanvragers zijn in staat om hun homoseksualiteit te bewijzen door bijvoorbeeld een getuigenverklaring of foto’s. Voor aanvragers die dit niet kunnen bewijzen, moet degene die beoordeelt of iemand daadwerkelijk homo is of niet, volledig afgaan op iemands eigen getuigenis en dit als waarheid aannemen, zo stellen de onderzoekers. 

Daarnaast moeten interviewers, besluitvormers, de rechterlijke macht en rechtshulpverleners getraind worden om meer inzicht te krijgen in seksuele geaardheid. Ze moeten zich bewust worden van hun eigen stereotype ideeën om deze vervolgens onderuit te halen en niet meer leidend te laten zijn. 

Hoe Nederlanders staan tegenover de komst van asielzoekende homoseksuelen werd in 2014 onderzocht door het onderzoeksbureau Kaleidos Research (voormalig NCDO). Lees hier de onderzoeksresultaten. 

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons