Als alles volgens plan loopt stellen de Verenigde Naties na de zomer een nieuwe mondiale ontwikkelingsagenda vast, als opvolger van de millenniumdoelen die dit jaar aflopen. Dat heeft belangrijke consequenties voor de manier waarop we naar ontwikkelingssamenwerking kijken. Er is een andere manier van denken nodig.
In de aanloop naar de financing for development-top in Addis Abeba maakt OneWorld je wegwijs in de wereld van het geld. Hoe zit het met belastingontwijking van multinationals? Wie zijn eigenlijk de grootste filantropen?
Volg onze Maand van het Geld met de hashtag #MvhG op Twitter en bekijk alle artikelen in ons dossier.
Verouderd concept
Het traditionele concept van ‘officiële ontwikkelingshulp’ (ODA) is verouderd. Hoewel deze vorm van ontwikkelingshulp en de bijbehorende geldstromen de afgelopen decennia zeker hebben bijgedragen aan minder armoede en aan beter onderwijs, gezondheidszorg en goed bestuur, moeten we op zoek naar een nieuwe definitie.
We leven nu namelijk in een andere wereld, waarin het oude verhaal voor ontwikkelingshulp niet veel zeggingskracht meer heeft. De landenlijst van de OESO waarop staat welke landen in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp is dringend aan opschoning toe. Er staan maar liefst 148 landen op, waaronder Brazilië, China en Turkije. Deze landen financieren inmiddels zelf ontwikkelingsprojecten in andere landen. Er is dus een groot verschil tussen de landen op de lijst, waarbij alleen de armste landen voor de voorzienbare toekomst nog behoefte hebben aan traditionele ontwikkelingshulp.
Andere geldstromen
Niet alleen de landen die in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp zijn veranderd, er zijn inmiddels ook meer vormen van financiering voor ontwikkeling naast de traditionele ODA-gelden. Particuliere geldstromen van hulporganisaties en overmakingen van migranten naar het land van herkomst bedragen nu een veelvoud van de ODA-bedragen. Daarnaast zijn bedrijven nu veel geïnteresseerder in investeren in goed presterende Afrikaanse landen dan vroeger. En er zijn nieuwe donoren: China is met veel geld actief.
Traditionele ontwikkelingshulp is alleen nog van belang voor zeer arme en fragiele landen
Voor de meeste middeninkomenslanden is ontwikkelingshulp inmiddels van ondergeschikt belang: ODA maakt minder dan vijf procent uit van de totale inkomende financiële stroom. Deze landen hebben behoefte aan heel andere vormen van samenwerking met meer aandacht voor infrastructuur en met inbreng van expertise van bedrijven. Eigenlijk is traditionele ontwikkelingshulp alleen nog van belang voor een groep van zo’n veertig zeer arme en fragiele landen, waar weinig particulier kapitaal naar toe gaat.
Fundamenteel anders denken
Een fundamentele wijziging in het denken over ontwikkelingssamenwerking is daarom nodig. Groei en armoedebestrijding in ontwikkelingslanden hangt sterk samen met internationale publieke goederen als klimaat, veiligheid en migratie. Daar past een nieuwe, bredere norm voor internationale samenwerking bij die in de plaats moet komen van de ‘oude’ 0.7 procentnorm (al sinds de jaren '70 streven rijkere landen ernaar dit percentage van het nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp te besteden, red.). En een nieuwe agenda die beter aansluit bij de behoeftes van ontwikkelingslanden.
Bredere definitie
We moeten naar een bredere definitie van ontwikkeling met meer aandacht voor internationale, grensoverschrijdende publieke goederen zoals schone lucht, veiligheid en het klimaat. Die nieuwe definitie – de OESO spreekt van TOSSD: Total Official Support for Sustainable Development – zou zich moeten richten op alle officiële geldstromen die de nieuwe ontwikkelingsagenda van de VN ondersteunen. Het is duidelijk dat daarvoor in de komende decennia veel geld nodig zal zijn, publiek en privaat. Afhankelijk van het ambitieniveau zal dat oplopen tot twee procent van het bnp.
Age Bakker is voorzitter van het College financieel toezicht voor de Antillen, lid van de OECD Expert Group on Financing for Development en emeritus hoogleraar Financial Markets and Institutions aan de Vrije Universiteit.
Hij was voorzitter van het Interdepartementaal beleidsoverleg ’Naar een nieuwe definitie van ontwikkelings-samenwerking’ en van 2007 tot 2011 bewindvoerder bij het Internationale Monetaire Fonds.
De armste landen hebben ODA nog wèl nodig
De nieuwe agenda moet alleen niet tot minder financiering voor armste landen leiden. Zij hebben traditionele ontwikkelingshulp nog erg nodig, maar ontvangen in de praktijk steeds minder hulp. Daarom zou voor de armste landen een aparte doelstelling van bijvoorbeeld 0.25 procent van het bnp moeten gelden. Daarmee kunnen we voorkomen dat donorlanden alleen geld geven aan de aid darlings: de landen waarmee donorlanden graag samenwerken, bijvoorbeeld omdat ze er handelsbelangen hebben. Vaak zijn dat middeninkomenslanden die het eigenlijk ook wel zonder ontwikkelingshulp kunnen stellen.
Nieuwe agenda voor alle landen
Een nieuwe ontwikkelingsagenda betekent één mondiale agenda, die leidend is voor zowel ontwikkelingslanden als ontwikkelde landen. Ontwikkelingshulp wordt dan één van de internationale publieke goederen waar de internationale gemeenschap zich voor inzet. De nieuwe agenda geldt voor alle landen. Terecht, want zaken als klimaat, veiligheid en migratie kunnen we alleen met elkaar oplossen.
Dit is deel 3 in de blogreeks ‘Wie zal dat betalen?’ over de toekomstige financiering van wereldproblemen als armoede en klimaatverandering. Lees ook deel 1 en deel 2.