Vier Zuid-Soedanese mannen met rubberen handschoenen graven een graf. Drie met een schep, één met een pikhouweel. Ze maken kleine graven. De graven mogen niet te diep zijn want er ligt nog tiental andere lichamen onder. Verderop in een auto zitten twee moeders te wachten, beiden met een wit plastic pakketje in hun armen met daarin hun gestorven kinderen.
Tweemaal daags rukt het team van grafdelvers uit naar de graven aan de overkant van de weg bij het ontheemdenkamp in Bentiu, midden in Zuid-Soedan. De delvers staat onder leiding van Simon Chuoth die zelf ook in het kamp woont. Inmiddels schuilen daar 46.000 vluchtelingen sinds de oorlog eind vorig jaar uitbrak in 's werelds jongste natie. Een politieke machtsstrijd tussen president Salva Kiir en de voormalige vice-president Riek Machar, mondde uit in bloedige gevechten tussen de grootste etnische groep de Dinka, waar Kiir toe behoort, en de Nuer van Machar. Tienduizenden doden zijn het wrange resultaat en meer dan 1,5 miljoen mensen hebben hun huizen moeten verlaten.
De 32-jarige Simon woont met zijn vrouw en twee kinderen sinds twee maanden in het kamp. Ze kwamen nadat regeringstroepen Bentiu weer innamen op rebellen. Door regen, gebrek aan voedsel en schoon drinkwater, zijn in het kamp ziektes uitgebroken als diarree, malaria en hoogst waarschijnlijk cholera. Dagelijks sterven vooral kinderen onder de vijf jaar. Iedere dag loopt Simon over modderpaadjes van zijn tijdelijke woning naar het ziekenhuis waar de overledenen naartoe worden gebracht. “Tijdens mijn wandeling bid ik dat er die nacht of dag niemand is gestorven,” vertelt Simon. Zelden wordt zijn gebed verhoord. Ook deze dag niet.
In de tenten van het ziekenhuis van Artsen zonder Grenzen wordt al snel duidelijk waarom er weinig dagen voorbij gaan zonder dat kinderen sterven. Tientallen ondervoede kinderen worden gewiegd door hun moeder. Alleen vel lijkt hun botten nog bijeen te houden. “Veel van hen gaan het niet redden, maar gelukkig net zoveel en nog veel meer wel,” zegt arts Thomas Pols, die de goede moed erin wil houden.
Naast de tent met cholerapatiënten staat een rieten hutje van twee bij twee meter. Daar komen de gewassen lichamen in te liggen. Als de familie wordt gevonden van de overledenen, wordt er diezelfde dag begraven en anders een dag later.
Een van de twee kinderen die vannacht is gestorven, is de één jaar oude zoon van Veronica. Zij sloeg twee maanden geleden met haar vier kinderen op de vlucht. Een tijd lang moest ze in de moerassen schuilen voor de gevechten voor ze naar het kamp vluchtte. Gebrek aan voedsel en drinkwater hadden haar zoon toen al ernstig verzwakt. Veronica bracht hem naar het ziekenhuis waar hij snel leek op te knappen en weer naar huis mocht. “Alles leek in orde en hij speelde weer met andere kinderen. Totdat hij opeens in elkaar zakte, even huilde en in een shocktoestand raakte. Drie minuten later was hij dood.”
Een paar uur later zit Veronica met het kleine levenloze lichaam van haar zoon op schoot achterin de auto op weg naar de begraafplaats. Die ligt een tiental meters buiten het kamp, verborgen achter manshoog groen wuivend riet. Rondom het nieuwe graf liggen er nog meer graven. In sommige staat nog wat water door regenval. In ieder graf liggen meer dan tien lichamen op elkaar gestapeld. 250 mensen heeft Simon moeten begraven, de meeste van hen zijn kinderen. “Ik wil dat elke begrafenis zo goed mogelijk verloopt. Zo kan God zien dat we het goede willen doen.” Natuurlijk voelt hij verdriet en boosheid, maar niet voor lang. “Zo is het leven. God geeft en God neemt.”
De graven zijn gereed. De moeders worden geroepen. Langzaam komen ze aanlopen over een modderpaadje. Een voor een geven ze de lichamen aan de delvers die ze in het graf leggen. Veronica kan het moeilijk aanzien en huilt in haar eentje een paar meter verderop. Niet veel later wordt ze erbij geroepen. Ze gooit een handje aarde in het graf en gaat in de kring staan. Een van de delvers zegt nog een gebed en dan wordt het graf dichtgegooid. Twee kruisjes van riet worden in het graf gestoken. Simon noteert ondertussen op een afstandje de gegevens van de overledenen op een papiertje. Naam, nummer, geslacht, doodsoorzaak en de leeftijd. Hij geeft dat mee aan de nabestaanden. Zo kunnen ze later hun geliefden nog terugvinden of herbegraven als ze dat willen. Veronica gaat weer snel terug naar het kamp om voor haar andere kinderen te zorgen. Ze zal haar kind niet herbegraven. “Maar het is goed om te weten waar hij ligt. Ik zal hem niet vergeten."
Foto's: Adriane Ohanesian