Deadly Embrace? Besluitvormers in een onontkoombare valstrik. De titel van haar fascinerende proefschrift is veelzeggend. De toonzetting is nuchter, de analyse pijnlijk trefzeker. Politicoloog Grandia, die zelf als militair diende in Uruzgan, volgt nauwgezet het Nederlandse besluitvormingspad op weg naar Uruzgan. Wat valt daarbij zoal op?
De militaire top liep zonder politiek mandaat ver vooruit op de aankondiging aan het parlement en het besluit van het kabinet. Militairen hadden van meet af aan het initiatief. Zij bepaalden daardoor het proces en de uitkomst. Het ging vooral over hoe de Nederlandse krijgsmacht naar Uruzgan zou gaan en minder over waarom. Grandia vraagt zich af of het straffe marstempo van Defensie – dat zelfs de militaire top in de NAVO overviel – past bij een “proactieve benadering” of daaraan voorbij gaat. De doelstellingen van de missie, de keuze van de provincie Uruzgan en de troepensterkte zijn “op militair niveau” vastgesteld. Dat stelt “impliciet het politieke primaat” ter discussie, aldus Grandia.
Balkenende was meer betrokken bij binnenlandse aangelegenheden omdat deze meer impact zouden hebben op de successen van hem en zijn partij
Dat valt echter niet alleen de krijgsmacht aan te rekenen. Want uit het proefschrift komt ook een gebrek aan politieke en strategische sturing naar voren. Het doel van de missie is daardoor vaag gebleven. Anders dan in het Verenigd Koninkrijk (Blair) speelde in Nederland de premier (Balkenende) geen rol van betekenis. Grandia stelt fijntjes dat dit niet geheel te verklaren valt uit de positie die de premier als eerste onder gelijken in het Nederlandse politieke systeem inneemt. “Hij [Balkenende] was meer betrokken bij binnenlandse aangelegenheden” omdat men ervan uit ging dat deze “meer impact hadden op de successen van hem en zijn partij.”
Te laag aantal militairen: eigen schuld
Markant is dat Grandia de verantwoordelijkheid voor het te lage aantal militairen in Uruzgan bij de krijgsmacht zelf legt. De commandant der strijdkrachten Dick Berlijn anticipeerde op een politieke afkeer van grootschalige en kostbare missies. Hij had daarom een laag aantal van 1.000 militairen genoemd, waar hij noch de minister van Defensie Henk Kamp later op konden terugkomen. Grandia noemt het een “misrekening”. Zij neemt daarmee afstand van de gangbare kritiek onder militairen dat het parlement hen opzadelde met een troepensterkte die niet afgestemd was op het operationele inzetgebied maar op de Haagse werkelijkheid. Het gevolg was pijnlijk. Want de te geringe troepensterkte maakte het op voorhand onmogelijk in Uruzgan effectief een counter insurgency uit te voeren. Afghaanse burgers konden daardoor maar beperkt en tijdelijk op bescherming rekenen.
Grandia richt haar blik op het interne besluitvormingsproces van militairen, diplomaten en bewindslieden. Zij speelden ook de hoofdrol. Tragisch is dat de belangen van de Afghaanse bevolking in het gehele planningsproces geen enkele rol van betekenis speelden. In de besluitvorming mocht de Afghaanse bevolking wel een rol spelen. Maar dan vooral als legitimatie van nationale belangen.
Doelredenering naar vasstaande conclusies
Sinds het Srebrenica-drama in 1995 heeft Nederland een 'Toetsingskader' om militaire fiasco’s te voorkomen. Samen met de artikel 100-procedure uit de Grondwet moet het zorgen voor een evenwichtige besluitvorming binnen het kabinet en een tijdige en volledige informatieverstrekking aan het parlement. Het is voor een militaire missie van cruciaal belang dat doel, aanpak en middelen zorgvuldig en realistisch op elkaar zijn afgestemd. In de kern gaat het om de vraag of en zo ja onder welke voorwaarden politieke doelstellingen met militair geweld gerealiseerd mogen en kunnen worden. Maar Grandia schetst een beeld van het Toetsingskader als doelredenering naar vaststaande conclusies. Een invuloefening dus, geen middel om het proces te verbeteren.
Welke conclusies zouden er aan het proefschrift van Grandia, die daarvoor alle vrijheid kreeg van Defensie, verbonden kunnen worden? In de eerste plaats moet de Minister van Buitenlandse Zaken in een veel vroeger stadium politieke en strategische sturing (kunnen) geven aan het plannings- en besluitvormingsproces dat aan missies vooraf gaat. Het politiek primaat bij de inzet van de krijgsmacht moet versterkt worden.
Onafhankelijke evaluatie
In de tweede plaats zou het kabinet de werking van het Toetsingskader kritisch en onafhankelijk moeten evalueren. Grandia vergelijkt het besluitvormingsproces met de werking van een valstrik. Dat is nou precies wat het Toetsingskader en de assessments die daaraan vooraf gaan moeten voorkomen.
In de derde plaats zou de reikwijdte van de evaluaties (uit te voeren met betrokkenheid van onafhankelijke experts) van militaire missies verbreed moeten worden. Het gehele plannings- en besluitvormingsproces voorafgaande aan het parlementaire debat is dermate bepalend dat het voortaan ook onderdeel van evaluatie moet zijn.
Verplichte leerstof voor parlementariërs en ministers, voor militairen en diplomaten
Mirjam Grandia heeft een zeer relevant proefschrift geschreven. Verplichte leerstof voor parlementariërs en ministers, voor militairen en diplomaten. Er wordt vaak gezegd dat de uitzending van militairen naar oorlogsgebieden de meest zwaarwegende beslissing is in de politiek. Als dat zo is moeten zij alles weten over de wijze waarop de besluitvorming tot militaire missies tot stand komt en zich inspannen voor verbetering van dat besluitvormingsproces.