"Dit is een unieke zaak", zei raadsheer Van der Klooster toen hij de eerste zitting in het hoger beroep van Milieudefensie en vier Nigeriaanse boeren tegen Shell donderdagochtend opende. Uniek, omdat de Nigerianen Eric Dooh (Goi), Friday Alfred Akpan (Ikot Ada Udo), Alali Efanga en Chief Fidelis (Oruma) samen met Milieudefensie SPDC (de Nigeriaanse dochteronderneming die de pijpleidingen in de Nigerdelta beheert) én moederbedrijf Royal Dutch Shell in Nederland voor de rechter daagde. Dat was nog nooit eerder succesvol gedaan.
In 2013 deed de rechtbank Den Haag al uitspraak in deze zaak, die in 2008 begon, en over lekkages van meer dan tien jaar geleden gaat (zie kader). Alle partijen gingen in beroep tegen het vonnis van de rechtbank. Donderdag vond de eerste "tussenzitting" plaats om een twee juridische onduidelijkheden te beslechten. De Nigeriaanse eisers waren niet aanwezig in de rechtszaal.
Hoe zat het ook alweer?
De Nederlandse rechtszaak begon in 2008, toen vier boeren uit drie dorpen (Goi, Oruma en Ikot Ada Udo) Shell in Nederland aanklaagden. Shell maakte meteen bezwaar tegen het voeren van de zaak in Nederland, maar kreeg van de rechter ongelijk.
In 2013 besloot de rechter dat de drie lekkages allemaal het gevolg van sabotage waren. Dat betekent volgens Nigeriaans recht dat SPDC geen schadevergoeding hoefde te betalen. Maar in het geval van Ikot Ada Udo had SPDC meer moeten doen om sabotage tegen te gaan. Shell ging tegen dat laatste deel in beroep, Milieudefensie tegen de uitspraak dat het om sabotage ging. Milieudefensie en de Nigeriaanse eisers zijn ervan overtuigd dat de lekkages door slecht onderhoud zijn ontstaan.
In navolging van de rechtszaak in Nederland klaagde de Bodo-gemeenschap in Groot-Brittannië SPDC aan. Het werd een class action, waar uiteindelijk 15.000 mensen aan meededen. De zaak ging over de omvang van de geleden schade – SPDC heeft in Bodo altijd gezegd dat ze verantwoordelijk waren voor de schade. De Bodo-zaak is eind 2014 geschikt voor bijna 70 miljoen euro.
Nigeriaanse zaak
De eerste is of de Nederlandse rechter wel bevoegd is in dit geschil te oordelen. Shell vecht die bevoegdheid keer op keer aan, ook donderdag weer. "Het is simpel", zegt SPDC-woordvoerder Philip Mshelbila, die uit Nigeria is overgekomen, "het zijn Nigeriaanse eisers, een Nigeriaans incident bij een Nigeriaans bedrijf. Dat moet in Nigeria afgehandeld worden." Waarom SPDC dan in de Bodo-zaak, die in Groot-Brittannië speelde en waar Shell eind vorig jaar voor 70 miljoen euro schikte met de Nigeriaanse eisers, dan nooit de bevoegdheid van de Britse rechtbank heeft betwist, blijft tijdens de zitting onduidelijk. Ook die zaak ging immers om Nigeriaanse eisers, een Nigeriaans incident en een Nigeriaans bedrijf. Na de zitting licht Mshelbila toe: "In Bodo hebben we altijd aangegeven dat wij aansprakelijk waren voor de schade en dat we compensatie moesten betalen. We wilden dat zo snel mogelijk afhandelen."
Als het Hof meegaat in de redenering van Shell dat de zaak niet in Nederland uitgevochten mag worden, maar in Nigeria, is het einde oefening voor de eisers. "Dan is het geen tussenzitting maar een eindzitting, inderdaad", zegt Channa Samkalden, advocaat namens Milieudefensie en de Nigeriaanse eisers. "Maar zover komt het niet."
Sleepnet
De tweede juridische kwestie die donderdag bepleit werd, was het exhibitieverzoek van de eisers. Dat is moeilijk jargon voor een verzoek om de openbaring van interne documenten. Shell weigert dat. Advocaat Jan de Bie Leuveling Tjeenk zei dat om te voldoen aan het verzoek, "Shell stukken [zou] moeten produceren die geen informatie bevatten oer de lekkages bij Oruma, Goi en Ikot Ada Udo, maar wel veel andere informatie. Dat is in praktische zin nodeloos belastend voor Shell." Bovendien, voegde hij toe, "[heeft] Shell goede reden om te vrezen dat Milieudefensie die documenten zal willen gebruiken in haar campagne tegen Shell." Na de zitting vergeleek De Bie Leuveling Tjeenk het met een sleepnet om documenten vragen. "Maar zo werkt het in het Nederlands recht niet", zegt hij. "Je kunt recht op inzage hebben als na het debat in de rechtszaal blijkt dat er een document bestaat dat helderheid kan verschaffen. Dat is hier niet geval geweest."
Samkalden zegt dat er wel degelijk om specifieke documenten gevraagd is. "Wij hebben ook interne documenten in handen en we weten wat Shell allemaal bijhoudt. Daar hebben we in de juiste termen, die Shell zelf hanteert, om gevraagd. Het is als buitenstaander alleen moeilijk om te bewijzen dat je weet dat ze iets hebben waarvan ze zeggen dat ze het niet hebben."
We weten wat Shell allemaal bijhoudt
Achterdochtig
In Groot-Brittannië zou dat overigens makkelijker gegaan zijn. Daar wordt juist het sleepnet gehanteerd: een gedaagde partij moet dan alle mogelijk relevante documenten overleggen voor het rechtsproces. Wie achterdochtig is, zou kunnen denken dat dát de reden is dat Shell in de Britse zaak nooit de bevoegdheid van de rechter ter discussie gesteld heeft. Dan zouden ze interne documenten moeten overleggen over hoe de relatie tussen moederbedrijf en SPDC precies is. Maar advocaat De Bie -die verder niet betrokken was bij de Britse zaak- ontkracht dat: "De Bodo-zaak ging uitsluitend om de vaststelling van de omvang van de schadevergoeding… mede daarom heeft SPDC in die procedure de internationale bevoegdheid van de Engelse rechter aanvaard."
Het Hof doet op 14 april uitspraak over de bevoegdheid en het exhibitieverzoek. De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep vindt -als de bevoegdheid van de Nederlandse rechter van kracht blijft- naar verwachting eind dit jaar plaats.