Het ruikt naar verse verf in de straten van de Zuid-Sudanese hoofdstad Juba. Vuile stoepranden en roestige hekjes krijgen een nieuw kleurtje. Straten zijn schoongeveegd, gras gemaaid en reclameborden neergehaald. Alleen grote billboards mogen blijven. Op veel van hen prijkt het portret van president Salva Kiir die trots de lens in kijkt en de derde verjaardag van 's werelds jongste natie aankondigt. Taxibrommers rijden rond met vlaggen, auto's toeteren van vreugde.
Maar in grote delen van Juba en de rest van Zuid-Sudan is weinig reden voor feest.
Eind vorig jaar brak er oorlog uit na een politieke machtstrijd tussen Kiir en de voormalige vice-president Riek Machar. Beiden weten mensen met dezelfde ethnische achtergrond, respectievelijk Dinka en Nuer, te mobiliseren. Een ethnisch conflict is het gevolg, tienduizenden doden, 1,5 miljoen vluchtelingen en een dreigende hongersnood het bittere resultaat.
Op de VN-basis vlakbij het internationale vliegveld van Juba schuilen sinds december vorig jaar rond de 14 duizend mensen voor het geweld. Ze behoren allemaal tot de Nuer en moesten vluchten voor het regeringsleger dat slachtingen aanrichtte in de woonwijken van de stad. Terug naar hun huizen kunnen ze nog niet, bang dat militairen hen aanvallen en doden. Toch vieren ook zij de zwaarbevochte onafhankelijkheid na een decennia lange oorlog tegen de noordelijke buren in Sudan.
[[{“fid”:”28001″,”view_mode”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_volle_breedte media-element file-file-styles-artikel-volle-breedte”,”id”:”styles-6-0″}}]]
Een van hen is Gorden Jagey. “We zullen deze dag vieren, maar ingetogener dan voorgaande jaren. We hebben niet alleen weinig middelen om de dag feestelijk te maken, er zijn ook teveel doden te betreuren.” De 48-jarige man was tot een half jaar geleden officier in het leger, nu is hij een van de leiders in het kamp. Hij vertelt dat er slechts een twee uur durende dienst is, waarin vooral veel wordt gebeden voor het land en voor vrede. Of het beter was voor de onafhankelijkheid, kan hij niet zeggen. “We hebben ons eigen land nu met onze eigen problemen. Het is niet te vergelijken met eerst. Maar de misdaden die deze regering begaat, heeft Sudan ons nooit aangedaan. Zij hebben nooit jongens gedwongen het bloed van hun gedode broer te drinken. Ook verkrachtten zij geen vrouwen die ze eerst hebben vermoord.”
Voor de 37-jarige Roda Nyajok is onafhankelijkheidsdag ook anders. Dit jaar kan ze geen feestmaal bereiden, maar eten dat ze iedere dag maakt met ingredienten verkregen van hulporganisaties. “We dansen onze traditionele dans. Niet veel meer. We zijn een land, maar vieren het gescheiden van elkaar.” Haar leven was volgens haar beter toen Zuid-Sudan nog bij Sudan hoorde. “De situatie is nu zeker erger dan toen.”
Micheal is het niet met haar eens. De twintiger die ook in het kamp verblijft en naast Roda woont vindt dat 'je beter kunt vechten in je eigen land dan met een ander'. “Mannen begrijpen dat beter dan vrouwen,” denkt hij. Ook hij vluchtte naar het kamp nadat gevechten in Juba uitbraken en werkt nu als beveiliger bij een van de toegangswegen naar het kamp.
Alledrie denken ze dat er vrede kan komen maar niet onder de huidige president. Buiten het kamp neemt de paranoia toe. Militairen bij willekeurige wegversperringen controleren auto's en voorbijgangers. Op elke straathoek posten soldaten. President Kiir lijkt er allerminst gerust op dat onafhankelijkheidsdag ordelijk en rustig zal verlopen maar probeert het er wel op te doen lijken. Het is al met al geen vrolijke verjaardag van 's werelds jongste natie.
Beeld: Adriane Ohanesian.