Ik had het in eerste instantie zelf niet eens door, totdat ik afgelopen week laat thuiskwam na een bezoek aan de bunq update#6 en stuiterend van enthousiasme zat te tweeten en Facebooken hoe cool dat was. Voor de duidelijkheid: bunq is een bank. Dat betekent dat ik de afgelopen maanden lyrisch ben geworden over het allersaaiste en meest oninteressante onderwerp dat ik me kan indenken: een bank.
Ik ben kunstenaar. Niet geïnteresseerd in geld, en eigenlijk bang voor alles dat met financiën van doen heeft. Zelfs toen duidelijk werd dat de meeste banken in foute zaken beleggen, stapte ik niet over naar de Triodosbank: te moeilijk, te veel gedoe. Maar toen had ik in korte tijd ineens een ris akkefietjes met mijn eigen bank. Precies op dat moment botste ik stomtoevallig tegen iemand op die over bunq begon.
“Hij had zich verbaasd dat het banksysteem sinds de financiële crisis niets van haar fouten had geleerd en exact op dezelfde wijze bleef functioneren
Toevallig vertrok ik een week later naar Japan. Ik zou in Fukushima in een verlaten gebied verblijven en wist dat daar weinig te beleven zou zijn. Dus nam ik twee boeken van en over bunq-oprichter Ali Niknam mee: Ondernemers hebben nooit geluk en Breken met banken. Het eerste boek schreef Niknam zelf, hij beschrijft hoe hij al op jonge leeftijd een succesvol miljoenenbedrijf (TransIP) oprichtte. Siebe Huizinga schreef het tweede boek, dat vertelt waarom Ali zijn privégeld investeerde in de oprichting van een nieuwe bank: bunq.
Beide boeken las ik in één adem uit. Vrij bijzonder, omdat ik – ik schreef het al – nogal allergisch ben voor geld en banken. Ik was onder de indruk van de concessieloze opstelling van Niknam. Hij had zich verbaasd dat het banksysteem sinds de financiële crisis niets van haar fouten had geleerd en exact op dezelfde wijze bleef functioneren. Simpel gezegd was het mis gegaan doordat ze te grote risico’s hadden genomen: er werden beleggingen gedaan zuiver omdat, áls het goed zou gaan, er grote bonussen in het verschiet lagen. Er werd kortom gegokt met geld van burgers die daar zelf geen zeggenschap over hadden. En zo deden ze het nu nog. Allemaal.
“Wanneer een bank aan die service verdient, is het niet nodig om ook nog eens te gokken met het geld van de klanten
We gebruiken een bank als service. Handig: dan hoef je nooit cash bij je te hebben en boek je de huur elke maand automatisch over. Het is het niet meer dan logisch dat je voor die service betaalt. Maar wanneer een bank aan die service verdient, is het niet nodig om ook nog eens te gokken met het geld van de klanten.
Vandaar bunq. Een betaaldienst, of zoals Niknam zelf zegt: ‘een IT-bedrijf met een bankvergunning’. Er worden geen bonussen uitgekeerd, er wordt niet geleend of belegd. De enige die risico’s loopt met deze nieuwe vorm van bankieren, is Niknam zelf.
Zodra ik dat las, vond ik hem een held.
Natuurlijk: elke bank heeft tegenwoordig een mobiele app. Maar wat als je die service nu écht naar een hoger plan tilt? Traditionele banken zijn vooral banken, geen webprofessionals. Ali wel. In een mum van tijd had hij ’s werelds beste programmeurs in Amsterdam Sloterdijk verzameld. Daar groeide bunq in betrekkelijk korte tijd uit tot een bank met een hechte club van early adaptors. Groupies. Bunqers.
“Er is een grote fanclub van mensen die lyrisch zijn over hun BANK
In de maanden daarna las ik veel mee op ‘together’, een forum binnen de app waar gebruikers met elkaar en met bunq communiceren. Wat me daar opviel, is dat er echt een fanbase bestaat van mensen die lyrisch zijn over hun bank. Ik bedoel, lees je wat ik hier schrijf? Er is een grote fanclub van mensen die lyrisch zijn over hun BANK.
Op together worden ideeën gepitched. Als je bijvoorbeeld graag een donatiefunctie wilt, dan zeg je dat daar. Wanneer voldoende mensen dat óók graag willen, dan bouwen de bunqprogrammeurs (of Ali zelf!) zo’n feature. Daarnaast zitten er veel programmeurs op together en delen daar wat ze zelf hebben gebouwd met de API (Application Programming Interface) van bunq.
Die API, dat is iets waar bunq – Ali – supertrots op is. Het is een soort verbindingsstuk waardoor verschillende applicaties met elkaar kunnen communiceren of samenwerken, zonder dat de ene applicatie volledig inzicht krijgt in hoe de andere werkt. Programmeurs kunnen dus van alles ontwikkelen dat met de applicatie van bunq kan praten, zonder dat bunq privéinformatie van gebruikers hoeft weg te geven of inzichtelijk hoeft te maken hoe haar eigen structuur in elkaar zit.
“Die API! Die is fucking fantastisch!!
Ik raakte aan de praat met een programmeur. “Wat vind jij zo tof aan bunq?” vroeg ik. “Die API! Die is fucking fantastisch!!” Met verbazing kreek ik hem aan. “Elke programmeur kan zo een toepassing bij bunq aanbouwen. The sky is the limit. Geen enkele andere bank doet dat. Dat betekent dat er oneindig veel toepassingen zullen komen die bunq met de dag beter maken. Je kunt letterlijk álles aanbouwen, dat kan nérgens!” Het kwartje viel. Ik voelde de oneindigheid aan mogelijkheden. Natúúrlijk is dit de toekomst. Dit is the bank of the free.
Op het podium presenteerde Ali de patronfunctie van bunq: hun nieuwe donatie-app. Nog voor het einde van de update meldde ik me via mijn telefoon aan en kreeg ik meteen mijn eerste donatie binnen van een andere bunqer die testte hoe deze nieuwe feature werkte. Super, superblij ben ik er mee.
Nee. Natuurlijk ga ik je niet vertellen dat je van je oude bank moet overstappen naar bunq. Dat voelt als gedoe, dat begrijp ik als geen ander. Bovendien zou dit hele stuk dan veranderen in een soort verkapte reclame. Wat het niet is. Althans, er is niemand die me daarom heeft gevraagd. Ik ben onafhankelijk. Onpartijdig. Wel zou ik je adviseren die bunq app te installeren, en gewoon eens te kijken. Je kunt ’m gratis uitproberen. En als je het dan fijn vindt…? Tja, het is dus de enige bank ter wereld die heeft geleerd van de fouten die ten grondslag lagen aan de financiële crisis. Ik vind dat wel een dingetje.