Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Productielocaties bekendgemaakt
Op 4 juli 2017, een jaar na ondertekening, werd het eerste resultaat naar buiten gebracht:
een lijst met productielocaties van de deelnemende bedrijven werd gepubliceerd, in totaal 2802 locaties in bijna 50 verschillende landen. Veruit de meeste kleding van de aangesloten bedrijven wordt gemaakt in China: het gaat om 1035 fabrieken. Daarna volgen Turkije, India en Bangladesh, met elk rond de 300 fabrieken. De lijst is een belangrijke eerste stap in de verduurzaming van de kledingketen. Immers: als je niet weet waar je kleding vandaan komt, weet je ook niet wat er misgaat en kun je misstanden onmogelijk oplossen en tegengaan.
Toch werden meteen al kanttekeningen gezet bij de vorm van de lijst: zo is niet te zien welk bedrijf in welke fabriek produceert. Verschillende maatschappelijke organisaties, waaronder SOMO, de Landelijke India Werkgroep (LIW) en de Schone Kleren Campagne, uitten hier hun ongenoegen over. Zo is volgens de SKC juist die informatie cruciaal. “Als wij misstanden in een fabriek constateren, weten we nu niet welk bedrijf we daarop moeten aanspreken.” Het argument dat het ‘bedrijfsgevoelige informatie’ is die uit concurrentieoverwegingen niet kan worden prijsgegeven, is volgens haar klinkklare onzin. “H&M, C&A, G-star doen het toch ook? Waarom kunnen anderen het dan niet?”
Animo neemt toe, maar blijft achter op schema
Bij
de lancering van het kledingconvenant werd een helder doel gesteld: binnen 2 jaar moest het convenant minimaal 50 procent van de Nederlandse textielmarkt vertegenwoordigen, en in 2021 zou dat liefst 80 procent moeten zijn. Bij de start van het convenant in juli 2016 waren 55 kledingbedrijven, die samen zo’n 35 procent van de textielomzet in Nederland vertegenwoordigen, bereid te tekenen. Inmiddels is dat aantal opgelopen naar 65 bedrijven. Daarmee komt het nog lang niet in de buurt van de beoogde 50 procent. Marieke Ruijgrok, woordvoerder van de SER, laat weten dat ze bij het convenant ‘beseffen’ dat er nog veel moet gebeuren om het doel te halen. “De afgelopen tijd hebben vooral kleine bedrijven zich hebben aangesloten. We hopen de komende tijd grote internationale bedrijven erbij te krijgen.”
Maar het is de vraag of grote kledingbedrijven wel bereid zijn om het textielconvenant te ondertekenen. Een half jaar geleden liet H&M nog aan OneWorld weten niet mee te willen doen omdat zij al actief lid is van allerlei andere internationale multi-stakeholderinitiatieven, programma’s en coalities. Ook was H&M bezorgd dat internationaal opererende bedrijven te maken zullen krijgen met meerdere nationale initiatieven, met elk hun eigen eisen, normen en aanbevelingen , wat natuurlijk zal leidden tot onduidelijkheid en ambivalenties. Primark zou die zorgen delen.
Zes meldingen van misstanden ontvangen
Sinds het openbaar maken van de productielocaties zijn er zes meldingen van misstanden binnengekomen. Die gingen onder meer over vakbondsvrijheid op locaties in Turkije en Myanmar en leefbaar loon in Indonesië. Ook kwamen er meldingen binnen over slechte voorzieningen in fabrieken, waarbij Bangladesh, India en Oekraïne werden genoemd. Van deze zes misstanden,
staat er eentje beschreven in de jaarrapportage: in een fabriek in Myanmar waar het Nederlandse kledingmerk WE Fashion producten inkoopt, bleek de vakbondsvrijheid in het geding te zijn. Twee vakbondsleden werden ontslagen. De
Fair Wear Foundation (FWF), een organisatie die zich inzet om de arbeidsomstandigheden in kledingfabrieken te verbeteren, was al enige tijd bezig met het oplossen van
de klacht, samen met merken die in de fabriek produceren en met lokale organisaties. De Schone Kleren Campagne kwam er later achter dat ook WE Fashion, een van de ondertekenaars van het convenant, zaken deed met deze fabriek. Het convenant bracht WE Fashion en de FWF met elkaar in contact. Er werd druk uitgeoefend op de fabriek, waarna een oplossing in zicht kwam. Zo zijn de twee werknemers gecompenseerd voor gemist inkomen en hebben zij een aanbod gekregen om weer in dienst te komen. Een van hen heeft dat aanbod echter afgeslagen.
“
Hoe kan een convenant dat meer landen en meer MVO-aspecten beslaat nu mínder problemen tegenkomen?
Maar dat is slechts een van de geconstateerde misstanden. Informatie over de andere vijf klachten mist in de jaarrapportage. Pierre Hupperts, voorzitter van het Convenant, legt uit waarom: “De zaak in Myanmar is afgerond, daarom konden we die in de rapportage opnemen. De andere vijf zijn nog in behandeling. Bovendien was de zaak uit Myanmar zeer specifiek; de andere misstanden zijn een stuk breder: ze gaan over leefbaar loon en vakbondsvrijheid. Dat los je niet van de ene op de andere dag op.”
Tara Scally, woordvoerder Schone Kleren Campagne, is verbaasd dat er slechts zes meldingen zijn binnengekomen. “Het Bangladesh Veiligheidsakkoord heeft duizenden problemen geconstateerd en opgelost. Dat akkoord richt zich op één land en één arbeidsstandaard. Hoe kan een convenant dat meer landen en meer MVO-aspecten beslaat nu mínder problemen tegenkomen?”, vraagt ze zich af. “Het uitblijven van klachten betekent niet dat er geen problemen zijn. Het kan goed zijn dat arbeiders niet durven te klagen of niet weten dat ze überhaupt ergens terecht kunnen met hun klacht.”
Van hongerloon naar leefbaar loon?
58 van de 65 aangesloten bedrijven hebben het afgelopen jaar een plan van aanpak opgesteld. Hierin staat over welke thema’s – denk aan leefbaar loon, kinderarbeid, dierenwelzijn, vakbondsvrijheid – een bedrijf zich buigt, en hoe ze dat willen aanpakken . Deze plannen zijn door het secretariaat geanalyseerd, maar waar individuele bedrijven zich voor willen inzetten, wat ze gaan doen en hoe ze de misstanden gaan aanpakken, blijft onduidelijk. De SKC is kritisch. “We hoopten een stappenplan naar een leefbaar loon aan te treffen in de rapportage.” Dat was volgens hen
toegezegd door Lilianne Ploumen, de voormalige minister van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. “Nu hebben we geen enkel idee wat er gedaan wordt om de lonen te verhogen. Terwijl je dit probleem overal in de kledingindustrie tegenkomt, van India tot China en Oost-Europa.”
Uit de jaarrapportage blijkt dat er wel initiatieven zijn wat betreft leefbaar loon. Zo zouden er trainingen en workshops zijn georganiseerd. Wat daar precies is besproken, is niet duidelijk. Wel staat er dat ‘het tot nieuwe inzichten heeft geleid bij alle partijen en dat de het in het convenant genoemde collectieve project leefbaar loon een lastiger uitdaging bleek dan voorzien’. Hupperts: “Bij het convenant zitten veel kleine en middelgrote bedrijven. Voor hen is het erg lastig om binnen deze enorme industrie iets te veranderen en invloed uit te oefenen. We zijn druk bezig te zoeken naar samenwerkingen.” Volgend jaar moeten de partijen en bedrijven in elk geval met plannen komen voor structurele verbetering op het gebied van leefbaar loon in de hele keten, zo staat in de rapportage.
Aanpak gericht op specifieke problemen
De jaarrapportage gaat niet in op specifieke problemen. Zo wordt er geen woord gerept over de
repressie tegen vakbonden in Bangladesh eind 2016. Ook staat er niets over d
e huidige situatie in Turkije, waar momenteel op grote schaal Syrische vluchtelingen worden uitgebuit in kledingfabrieken, terwijl behoorlijk wat aangesloten merken daar hun spullen laten produceren. 600 van de 2802 fabrieken staan in deze landen. Volgens Ruijgrok zijn bedrijven binnen het convenant wel op de hoogte van deze problematiek. “Wij wijzen bedrijven op dit soort risicogebieden en verwachten dat ze misstanden aanpakken.” Om wat voor acties het concreet gaat, kan Ruijgrok niet zeggen.
Breder draagvlak creëren
Het is duidelijk dat er via het convenant wel degelijk stappen worden gezet. De vraag blijft natuurlijk of die snel genoeg gaan. Anderhalf jaar na ondertekening ligt er een geaggregeerde lijst van productielocaties op tafel – en dat was het dan. Voor de rest moeten we er maar op vertrouwen dat de trainingen die zijn georganiseerd, de oplossingen die zijn besproken en de gesprekken die zijn gevoerd tussen de convenantspartners en vakbondsleiders uit productielanden, echt zoden aan de dijk zetten. We moeten maar hopen dat bedrijven serieus werk hebben gemaakt van hun plan van aanpak en hier ook daadwerkelijk mee aan de slag zijn gegaan. Maar in de praktijk hebben maar weinig kledingarbeiders baat gehad bij het kledingconvenant, concludeert de SKC enigszins sip.
“
Probleem met veel initiatieven nu is dat je het wettelijk niet verplicht bent
De vraag blijft, zoals Convenantsvoorzitter Hupperts al aangaf, hoeveel invloed je kunt uitoefenen met een vrijwillig Nederlands initiatief binnen een wereldwijde industrietak. De Nederlandse textielmarkt is goed voor 1 procent van de wereldmarkt. Sinds het afsluiten van het convenant wordt dan ook gesproken over mogelijke uitbreiding of samenwerking met andere landen. Zo worden er volgens Hupperts serieuze gesprekken gevoerd met Duitsland en Frankrijk. Maar tot een concreet gezamenlijk plan heeft dat nog niet geleid.
Verschillende organisaties – waaronder SKC en SOMO – pleiten dan ook voor wetgeving voor due diligence (verplichte risicoanalyse) en transparantie (het verplicht inzichtelijk maken van de productieketen). Maar uit onderzoek van OneWorld in samenwerking met Argos bleek al eerder dat brancheorganisaties VGT, Inretail en Detailhandel Nederland, ook lid van het convenant, hier niet warm voor lopen. Sterker: zij voerden een lobby tegen Europese wetgeving voor kledingbedrijven.