“Er zijn verschillende redenen waarom Syrische kinderen niet op Libanese publieke scholen zitten”, legt Poppy Hardee uit. “Een aantal schoolvakken, waaronder rekenen, worden in Libanon bijvoorbeeld in het Engels of in het Frans gedoceerd. In Syrië en Irak gaat echter alles in het Arabisch; de Syrische kinderen hebben dus een taalachterstand. Andere redenen zijn dat scholen al vol zitten, dat een kind de benodigde identiteitspapieren niet heeft, of dat de ouders het vervoer naar en van school niet kunnen betalen. Ook gepest worden blijkt een reden te zijn om niet naar school te gaan. Voorts kampen we met kinderarbeid: op het platteland in de landbouw, en in de stedelijke gebieden door verkoop van kleine items of het bezorgen van boodschappen.”, somt Hardee op.
“Voor meisjes is het kinderhuwelijk nog een extra reden om niet naar school te gaan
Om die redenen hebben drie ngo’s – War Child, Terre des Hommes en AVSI – de handen ineengeslagen om twintig educatieprojecten op te zetten door heel Libanon, waarbij Syrische kinderen taal en rekenen krijgen, plus Frans of Engels, en waar ze de verloren jaren kunnen inhalen met als doel later het Libanese onderwijssysteem in te rollen. “Om het draagvlak in Libanon daarvoor te vergroten, bieden we diezelfde mogelijkheden ook aan voor Libanese kinderen die extra onderwijs nodig hebben. Bij het onderdeel huiswerkbegeleiding is zelfs zeventig procent van de kinderen Libanees. Daarnaast huren we lokaal personeel in om les te geven en de kinderen van en naar school te vervoeren, zodat de lokale gemeenschap er ook van profiteert”, aldus Hardee.
In september 2016 waren er 1.017.433 Syriërs geregistreerd bij de UNHCR in Libanon. 487.212 daarvan zijn kinderen tussen de drie en achttien jaar, volgens cijfers van verschillende ngo’s. Van die kinderen zit 59 procent niet op school: in totaal gaat het om 287.455 geregistreerde kinderen. Het doel van de nieuwe educatiecentra is om 20.000 van hen – nog geen tien procent van de vluchtelingenkinderen die nu van onderwijs zijn verstoken – weer op school te krijgen.
Sidon
Salam raakte verlamd door een auto-ongeluk. Een roekeloze bestuurder dreigde zijn oudere broer te scheppen. Salam wist zijn broer op het nippertje te redden, maar raakte daarbij zelf ernstig gewond. Nu zit hij in een rolstoel. Zijn situatie is slecht, vertelt zijn moeder: hij gaat gaandeweg achteruit. “Maar de Libanezen om ons heen denken vaak dat hij zich verlamd voordoet, om te bedelen.” Zijn oudere broer wil kok worden, net zoals hun vader.
Hoeveel Syriërs wonen er in Sidon, vraag ik Nesrine Nehouli, de coördinator van het onderwijscentrum. “Op een totaal van 100.000 Libanezen en 10.000 Palestijnen wonen er nu 5.000 tot 6.000 Syrische families.” Vlak bij Sidon ligt een groot Palestijns vluchtelingenkamp, Ein al-Hilwe, waar de spanningen van tijd tot tijd weer oplopen. Werkvergunningen krijgen is een probleem, zowel voor Palestijnen als voor Syriërs. “Ze werken daarom vooral in informele sectoren, zoals de bouw en de landbouw. Daar concurreren ze met de laagstopgeleide Libanezen”, vertelt Maha Yahya, directeur van het Carnegie Endowment in Beiroet.
Khansharre, Mt Libanon
Tripoli, Noord Libanon
In de rekenklas zitten kinderen van allerlei leeftijden sommetjes te maken op tablets. Een meisje van twaalf, gevlucht uit Aleppo, vertelt dat ze vier jaar lang niet naar school kon, omdat ze niet de juiste identiteitspapieren had. “Ik ging thuis de letters herhalen en Frans leren”, vertelt ze. “Nu kan ik Arabisch lezen en een beetje Frans.” Ben je blij hier, vraag ik haar. “Enorm, we leren erg veel en ze zijn erg lief voor ons.” Arabisch en Frans vindt ze de leukste vakken, en wat ze wil worden weet ze ook al: “Advocaat. Toen ik klein was heb ik er veel onder geleden dat ik niet kon lezen, ik wil mensen in moeilijke situaties helpen.”
“Haar man ging het gezin vooruit: ze heeft nadien niets meer van hem vernomen
Toekomstplannen
In het oude deel van Tripoli, dat met zijn steegjes doet denken aan Akko en Jeruzalem, bezoeken we Khadeeja. Ze komt uit Deir al-Zour en is negen maanden geleden aangekomen in Libanon, op de vlucht voor IS en hun buitenlandse strijders. “Die kwamen vaak uit Jemen, Tunesië en Egypte, maar er waren ook veel westerse IS-aanhangers.” Er was geen werk daar, geen leven, geen water. Haar man ging het gezin vooruit: ze heeft nadien niets meer van hem vernomen. Ze is uiteindelijk met haar acht kinderen en haar broer uit Deir al-Zour gevlucht, via allerlei duurbetaalde smokkelaars is ze in Libanon gekomen. Ze klopte daar bij de VN aan, maar tot nu toe zonder resultaat. Haar drie oudste zoons werken en het gezin zit diep in de schulden. “Mijn hoofd ontploft en ik wil er niet meer zijn. Kijk hoe mijn kinderen erbij lopen.” De jongste heeft eczeem. “Ik kan ze niet goed verzorgen, ik weet het niet meer”, verzucht ze.
De drie middelste kinderen volgen de lessen op het centrum van War Child Nederland en SEED. Ze krijgen daar overdag gelukkig ook te eten, dat scheelt alweer een beetje. Een medewerkster van War Child begrijpt niet waarom de (magere) Khadeeja zich tot nu toe niet kon registreren bij de VN, en zegde toe daar direct achteraan te gaan.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand