Update 23 november 2023
Bij de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2023 werd de PVV van Geert Wilders de grootste partij met een verkiezingsprogramma vol racistische taal en xenofobe maatregelen.
Dit artikel verscheen eerder op OneWorld.nl op 5 december 2022.
Xenofobie is normaal geworden. Dat is de pijnlijke conclusie van verschillende experts en rapporten over de ontwikkelingen van xenofobie in Nederland en Europa. Hoewel de cijfers niet zozeer aantonen dat mensen méér xenofoob of anti-migratie zijn geworden, duiden de groei van radicaal-rechts, het verharde asielbeleid en thema’s in de media er wel op dat afkeer van of op zijn minst wantrouwen jegens migranten de norm is geworden.
Xenofobie is een haat of angst voor mensen die als buitenlands worden gezien, wat uitmondt in de uitsluiting van die mensen. Het is niet per se hetzelfde als kritiek op migratie, maar dat onderscheid is niet altijd makkelijk gemaakt. De een maakt zich zorgen over de economische gevolgen van migratie maar gunt iedereen menswaardige opvang; de ander gebruikt diezelfde economische argumenten om een dodelijk grensbeleid door te voeren. De één maakt zich zorgen over het woningtekort en de almaar oplopende wachtlijsten; de ander trekt dit verder en zegt dat statushouders de oorzaak van het probleem zijn. En terwijl enerzijds wordt gezegd dat je tegenwoordig ‘niets meer mag zeggen’, slaan toezichthouders juist alarm dat haatzaaien aan de orde van de dag is.
Dus hoe zit het nou? Hoe herken je xenofobie in een tijd dat het ‘normaal’ is geworden – en hoe bestrijd je het?
Begin bij ‘haattaal’
Volgens het VN-Mensenrechtenverdrag en ook de Nederlandse wet ligt de grens van de vrijheid van meningsuiting bij het (expliciet) aanzetten tot discriminatie, haat of geweld. Haattaal is een iets breder begrip: dat is elke vorm van communicatie – in spraak, tekst of beeld – die leidt tot de vernedering, laster, intimidatie, belediging, discriminatie of bedreiging van bepaalde groepen op basis van hun identiteit. Een universeel verbod op haattaal is er niet, maar de meeste landen hebben er wel hun eigen wetten tegen opgesteld. In Nederland geldt bijvoorbeeld een verbod op groepsbelediging en een verbod op Holocaustontkenning.
Dit artikel is het tweede uit een drieluik, dat het resultaat is van een samenwerking met Ben & Jerry’s. Lees hier deel 1 en deel 2. Ben & Jerry’s bood de redactie van OneWorld de financiële middelen om uitgebreid te duiken in de opmars van xenofobie, maar bemoeide zich niet met de inhoud. De overeenkomst is hier in te zien. De delen uit dit drieluik zijn los van elkaar te lezen.
Om haattaal te bestrijden is meer nodig dan een juridische definitie, zegt Ghidei. Er zal namelijk altijd discussie zijn over de vraag of een uitspraak als ‘haattaal’ kan worden gezien. Belangrijker is volgens haar dat iedereen – media, politiek en burgers – telkens een afweging maakt tussen de vrijheid van meningsuiting en het verbod op haattaal en een balans zoekt. “We moeten af van het idee dat je alles kan zeggen zonder verantwoording af te leggen. Vrijheid en verantwoordelijkheid gaan hand in hand in een democratie.”
Daarom pleit de ECRI onder meer voor gedragscodes in het parlement ter bestrijding van haat zaaien; voor een uitdrukkelijk verbod in de Mediawet op het publiceren van haattaal, zonder dat de vrijheid van meningsuiting in het geding komt; en mediaprofessionals, internetbedrijven en burgers moeten voorgelicht worden over haattaal. Nu stelt de Mediawet alleen nog dat media ‘passende maatregelen’ moete nemen om te voorkomen dat hun aanbod leidt tot geweld of haat.
Xenofobie herkennen begint dus bij haattaal herkennen, maar dat is niet altijd simpel. Alleen al omdat extreemrechtse figuren online vaak hondenfluitjes – verborgen boodschappen – gebruiken om racisme, xenofobie en antisemitisme te verhullen. Zo verwijzen de nummer 18, 44 en 88 op verschillende manieren naar Hitler; het gebruik van driedubbele haakjes is een manier om het over joden te hebben: extreemrechts schrijft bijvoorbeeld (((de media))) of (((de elite))), waarmee joden worden bedoeld.
Artikel gaat verder onder de illustratie.
Een ander signaal van haattaal is dat groepen mensen als bedreiging voor de ‘eigen’ groep worden neergezet; vaak gaat dat gepaard met het idee dat leden van de ‘eigen groep’ die hier níet in mee gaan, ‘verraders’ zijn.
Context doet ertoe
Haatzaaien draait om meer dan alleen taalgebruik: om te begrijpen of en hoe er wordt aangezet tot xenofobie, of een andere vorm van haat, moet ook worden gelet op de context, de spreker, het publiek en het medium. Dat stelt het Dangerous Speech Project, een initiatief van Amerikaanse onderzoekers naar ‘gevaarlijk taalgebruik’: taalgebruik dat leidt tot (de stille goedkeuring van) verbaal of fysiek geweld, bedreiging of vernedering van bepaalde groepen.
Artikel gaat verder onder de illustratie.
Neem het publiek: sommige mensen zijn vatbaarder voor xenofobie. Over het algemeen zijn dat mensen met sociaal conservatieve opvattingen, die te maken hebben met economische onzekerheid en een lager opleidingsniveau, zegt politicoloog en xenofobie-onderzoeker Lenka Dražanová. Ophitsers van xenofobie weten dat maar al te goed, maar hun tegenstanders niet altijd. “In discussies over migratie wordt bijvoorbeeld vaak gezegd dat migranten tot culturele verrijking leiden, maar iemand die wat conservatiever is wil dat nou juist niet. Als je xenofobie wil bestrijden, probeer dan niet conservatieven in liberalen te veranderen, want dat werkt niet.” Wat mogelijk wel werkt, is foute informatie weerleggen; pak bijvoorbeeld de cijfers erbij die aantonen dat een azc meestal niet tot overlast leidt.
De sociaal-politieke context van een uitspraak doet er bijvoorbeeld toe omdat belediging van een al gemarginaliseerde groep grotere gevolgen heeft dan hetzelfde taalgebruik over iemand met macht. Daarom gaat volgens de VN-definitie van haattaal de term nóóit op voor kritiek op instanties of publieke figuren, zoals politici of religieuze leiders.
Ook belangrijk: wie er aan het woord is. Natuurlijk zal een twitteraar met vijf volgers minder schade aanrichten dan een beroemdheid of politicus. Om die reden moeten politici vooroplopen in de strijd tegen xenofobie en elke vorm van haat, zegt Ghidei: “Mensen aan de macht moeten grenzen stellen aan wat wel en niet gezegd kan worden. Niet door de vrijheid van meningsuiting in te perken, maar met tegenspraak, het weerleggen van feiten, grenzen stellen en zo een signaal afgeven dat haattaal niet geaccepteerd wordt.” Dat kan bijvoorbeeld middels een gedragscode in het parlement, en door elkaar ferm aan te spreken bij het gebruik van haattaal.
Verder heeft elk medium heeft zo zijn eigen mechanismen. Aan de ene kant is haattaal vooral gevaarlijk in de grote media, omdat bekende mediatitels voor een groot deel bepalen welk taalgebruik ‘normaal’ is. Daarom heeft het Network for Ethical Journalism bijvoorbeeld enkele richtlijnen opgesteld voor berichtgeving over migratie, zoals altijd migranten aan het woord laten, en de verschillen kennen tussen ‘asielzoeker’, ‘vluchteling’ en ‘migrant’.
Tegelijk ligt er een rol bij sociale mediabedrijven: die liggen al jaren onder vuur omdat hun verdienmodel rust op algoritmen die vooral ‘spraakmakende’ posts uitvergroot en ervoor zorgen dat gebruikers snel in een spiraal van extreme content terecht komen. En onderzoek toont aan: hoe vaker een haatdragende boodschap wordt herhaald, hoe meer die wordt geaccepteerd. Om die reden wordt het aangeraden om online haatberichten niet te delen of er op een andere manier op te reageren; dat vergroot het bereik. Wil je toch de boodschap tegenspreken, dan kan een screenshot van het oorspronkelijke bericht uitkomst bieden.
Artikel gaat verder onder de illustratie.
Meer meldingen, maar niet per se meer discriminatie
Haattaal is uiteindelijk maar één kant van het verhaal: xenofobie bestaat ook uit uitsluiting en discriminatie. Cijfers laten zien dat Nederlanders zich niet altijd lijken te realiseren dat ze zulke discriminatie kunnen melden. Volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel planbureau doet slechts één op de vijf mensen die discriminatie ervaren ergens een melding. Een groot deel van hen komt niet verder dan een direct contactpersoon, zoals een docent, manager of vertrouwenspersoon. 3 procent van de discriminatie wordt gemeld bij een officiële instantie, zoals de politie, een regionaal discriminatiemeldpunt (ADV) of het Mensenrechtencollege.
Artikel gaat verder onder de illustratie.
Langzamerhand lijkt de meldingsbereidheid van discriminatie in Nederland wel toe te nemen, zo blijkt uit het meest recente rapport van Discriminatie.nl (2021) over discriminatiemeldingen in Nederland. Vanwege die lage bereidheid zegt het rapport weinig over de totale omvang van discriminatie, maar ze geven wel een beeld van het type discriminatie dat in Nederland het meeste voorkomt. Afkomst – de basis voor zowel racisme als xenofobie – is al jaren de meest voorkomende discriminatiegrond in de meldingen bij vrijwel alle instanties.
Artikel gaat verder onder de illustratie.
Ook een rechtszaak tegen haattaal is zeldzaam, op enkele bekende (en succesvolle) voorbeelden na. Zo won journalist Clarice Gargard in 2020 een rechtszaak rondom online haatberichten, waardoor 24 personen tot taakstraffen en geldboetes werden veroordeeld. En PVV-leider Geert Wilders werd in 2021 in hoger beroep opnieuw veroordeeld voor groepsbelediging vanwege zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak.
Maar dat zijn uitzonderingen, zegt Ghidei. En dat is zonde: “We zijn bang om te procederen omdat we bang zijn om te verliezen – dat geldt ook voor het Openbaar Ministerie. Dus gaan we zaken onder tafel schuiven. Terwijl we ook Natuurlijk hoeft niet alles via de rechter bevochten te worden, maar die instrumenten zijn wel belangrijk: we kunnen een rechtszaak starten, strategisch procederen. Laten we die instrumenten benutten.”
Dit was het derde en laatste deel in een drieluik over xenofobie. De delen zijn afzonderlijk van elkaar te lezen. Lees deel 1 hier en deel 2 hier. Dit artikel verscheen eerder op OneWorld.nl op 5 december 2022.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand