Altijd de ander
Anil Ramdas (1958-2012) wilde ‘een slimme zwarte’ zijn, zo noteerde hij in zijn aantekeningen. Hij wilde ‘winnen’ van de hoogleraar die bij het zien van zijn naam zei: ‘Surinamer? Zal wel niets wezen.’ En hij wilde winnen van het Nederlandse culturele establishment dat hij aantrof toen hij in de jaren 70 vanuit Suriname hierheen kwam.
En ‘winnen’ deed hij, de briljante, welbespraakte en met een gouden pen gezegende schrijver die met zijn essays in De Groene Amsterdammer en tv-interviews nieuwe luikjes in hoofden openzette en boeiende postkoloniale denkers bij het Nederlandse publiek introduceerde. Totdat hij niet meer won. Karin Amatmoekrim schrijft het beheerst en subtiel op in In wat voor land leef ik eigenlijk?, de biografie van Ramdas. Ze schetst een gelaagd beeld van zijn leven, dat in tragiek eindigde, en van zijn grote betekenis voor het debat over het Nederlandse zelfbeeld. Ze beschrijft ook het Nederlandse onvermogen om nieuwkomers onvoorwaardelijk in zich op te nemen: Ramdas was welkom zolang hij zijn liefde voor het Westen bezong en achterblijvers in zijn vaderland afschilderde als boeren die de afslag naar de beschaving hadden gemist. Toen Ramdas PVV-stemmers als onbeschaafde white trash begon af te schilderen, had hij afgedaan.
De biografie is een schitterend boek over culturele verwarring, over migratie als ‘een reis naar een illusie’, over de bizarre positie waarin schrijvers van kleur zijn geduwd – ‘Ze hebben hun pratende kleurling gevonden’, zei Ramdas– en over drie decennia ‘integratiebeleid’ in een land waar migranten nog altijd ‘de ander’ zijn.
Karin Amatmoekrim: In wat voor land leef ik eigenlijk?
Prometheus, 2023
Recht op mobiliteit
Pamflettisme boeit Arnon Grunberg niet, zegt hij. Dus mag de lezer zelf oordelen ‘hoe we het wel moeten doen’. Wat de schrijver wel te bieden heeft: een verslag van zijn zoektocht door Europa, naar de gevolgen van het Europese vluchtelingenbeleid. Grunberg deed dat op verzoek van zijn uitgever. Het resultaat is een verzameling schitterende reportages, waarin Grunberg parallellen trekt tussen de jongeren die tijdens de Koude Oorlog naar het Westen vluchtten op zoek naar vrijheid en cola, en de aanzienlijk minder populaire jonge mannen die nu vanuit Afrika om precies dezelfde redenen naar Europa trekken.
Er zijn typisch grunbergiaanse terzijdes: ‘Zoals iedere antisemiet wel één goede Jood kent – zelfs Hitler kende die: Otto Weininger (1889 – 1903) – zo denk ik dat iedere verachter van asielzoekers altijd wel één of twee ‘goede’ asielzoekers zal kennen.’ En er zijn mooie observaties, zoals die over de muur om de EU, die er volgens de schrijver niet is om vluchtelingen buiten de deur te houden – dat is namelijk onmogelijk – maar om extreemrechts in te tomen door daadkracht te suggereren. ‘Dat is het vieze geheimpje van die muur.’
Aan het einde van het boek bespreekt hij het ‘natiestaatprivilege’ en concludeert: ‘Hoe groot je recht op mobiliteit is, hangt vooral af van de vraag welk paspoort je toevallig, namelijk door middel van geboorte, hebt verkregen. Dat iemand Nederlander is omdat zijn ouders dat toevallig waren, wordt volstrekt normaal en zelfs wenselijk geacht.’
Arnon Grunberg: De Vluchteling, de Grenswacht en de Rijke Jood. Uitgeverij Pluim, 2023
Tegen wegmoffeltaal
Vrouwenhaat kent vele vormen, en femicide – het vermoorden van een vrouw omdát ze een vrouw is – is de dodelijkste. Dat hier in Nederland naar schatting elke acht dagen een vrouw slachtoffer van wordt, dringt niet bij iedereen even goed door: ‘Wat een onzinprobleem’, sputterde de hoofdredacteur van De Telegraaf onlangs nog op de radio, want ‘mannen gaan veel vaker dood door geweld’.
Alleen daarom al is verslaglegging noodzakelijk en dat is precies wat Tessel ten Zweege doet in Femicide, tot de dood ons scheidt. Ten Zweege is helder over haar drijfveren: ‘Een man, in mijn huis, die mij liefhad, zette een keukenmes in mijn nek’, staat op de eerste pagina. ‘Ik schrijf dit omdat ik leef en omdat ik wil dat meer vrouwen dit blijven doen.’ Ze schetst de lange historie van het fenomeen vrouwenmoord, dat vroeger romantisch ‘dood door passie’ werd genoemd, alsof het de hartstocht zelf was die dodelijk had toegeslagen. En ze keert zich tegen het woord ‘gezinsdrama’: wegmoffeltaal voor wat veelal de moord is van een man op zijn (ex-)vrouw en hun kinderen.
Praat erover, is haar advies. Veel en vaak. Om de slachtoffers te gedenken en om iedereen die in een machtspositie zit te doordringen van de ernst. Uit het boek: ‘Minister Yeşilgöz verwees naar minister Weerwind die naar het ministerie van VWS verwees. De minister daar wist niet wat femicide is.’ En blijf praten over de schaamte die je kunt voelen wanneer een partner slaat of bedreigt. Want, concludeert Ten Zweege, schaamte wanneer anderen het te weten komen hoort erbij, ‘maar daar ga je tenminste niet dood aan’.
Tessel ten Zweege: Femicide, tot de dood ons scheidt. De Geus, 2023
Iedereen gestoord
Myrthe van der Meer (pseudoniem) was één van de miljoenen Nederlanders die kampen met psychische aandoeningen. Ze werd opgenomen op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis (de ‘Paaz’) nadat ze in een burn-out was beland en alleen nog maar aan zelfdoding dacht. Van der Meer schrijft in PAAZ van binnenuit over haar ervaringen en dat doet ze zo geestig, slim, ontroerend, inzichtelijk en scherp, dat PAAZ ver boven het zoveelste reguliere (en vaak stomvervelend jammerende) ik-heb-ookiets- ergs-meegemaakt-verhaal uitstijgt.
Het staat bomvol droogkomische zinnetjes zoals: ‘Een van de eerste lessen die je in de psychiatrie leert, is dat het er niet om gaat of je het begrijpt en of je het ermee eens bent, als je maar gewoon doet wat de dokter je opdraagt.’ Ze beschrijft de rivaliteit tussen pillendokters en praatdokters, de experimenten met medicamenten en de talloze therapieën die niet werken. Ze concludeert dat zowel zij als haar behandelend arts ‘beiden compleet gestoord zijn’. Van der Meer schrijft met mededogen over haar medepatiënten, zomaar-mensen die door een speling van het lot aan de verkeerde kant van de grens met de ‘gewone’ wereld terecht zijn komen. Niet iedereen haalt het, want ook op de gesloten afdeling van het ziekenhuis slaagt weleens een zelfdodingspoging.
PAAZ is verplichte kost voor iedereen die wil weten wat zich afspeelt in de geestelijke gezondheidszorg, en voor iedereen die probeert te doorvoelen wat een zieke dierbare doormaakt. Het boek is populair onder adolescenten, voor wie het leven een angstaanjagende gelegenheid kan zijn. “Je móet dit boek lezen”, zeiden mijn kinderen dolenthousiast. Ze hadden gelijk.
Myrthe van der Meer: PAAZ, psychiatrische roman. House of Books, 2014
Een klimaatboek, en dan leuk
Het heet een ‘ecothriller’, de boekhandel raadde het warm aan met de woorden: ‘Het boek waarvan je niet wist dat je het wilde lezen.’ Maar helemaal om ging ik pas toen het woord ‘guerrillatuinieren’ viel: de versteende omgeving te lijf gaan met zaden, bollen en wilde planten op alle plekken die door anderen verwaarloosd zijn – soms met toestemming, meestal zonder. Een boek dat verplicht onderdeel zou moeten worden bij het maken van stedelijk beleid.
In Het woud van Birnam van de uitstekende Britse schrijver Eleanor Catton (ze schreef eerder het prijswinnende Al wat schittert) volgen we een antikapitalistisch collectief van guerrillatuinders in Nieuw Zeeland, dat van plan is de wereld te verbeteren. Niet het tuinieren staat centraal, maar de complexiteiten van menselijke relaties in zo’n besloten club, waarin ‘zogenaamde eensgezindheid’ heerst en twijfel aan de goede zaak niet wordt getolereerd. Er is een vriendschap tussen twee vrouwen, die niet kunnen kiezen tussen afkeer en toewijding. Er is een man die daar doorheen komt walsen. Er is een miljardair die rijk werd in de high-tech en het collectief misbruikt voor greenwashing.
Er zijn dubieuze donaties, er is een verdwijning, er zijn drones en andere prangende kwesties over privacy, en er is een spannende plot. Die plot heeft ook iets krankzinnigs, maar spannend is het verhaal beslist. Fijne fictie, die je zou kunnen lezen als een klimaatboek, maar dan leuk.
Eleanor Catton: Het woud van Birnam. Ambo Anthos, 2023
Dit artikel verscheen in december 2023 in OneWorld Magazine.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand