‘Dit is pas echte kunst.’ De woorden van mijn moeder op Facebook klonken alsof ze met een hamer insloegen terwijl ik verscholen zat achter het grote Apple-scherm, op het kantoor waar ik vijf jaar geleden nog vier dagen per week werkte. De video van Van Goghs ‘Zonnebloemen’ die haar opmerking begeleidde, staat me nog helder voor de geest. Terwijl ik naar het scherm staarde, voelde ik een brok in mijn keel ontstaan. Het leek alsof ze mijn eigen complete artistieke expressie als minderwaardig afdeed.
Sinds 2017 heb ik een hervonden passie voor tekenen, jaren nadat die verloren was gegaan onder de druk van verwachtingen en verplichtingen. Na een decennium zonder potlood of penseel, besloot ik mijn creatieve roeping nieuw leven in te blazen. Deze beslissing voelde als een verademing, maar bracht ook pijnlijke confrontaties met zich mee, zoals die met mijn moeder. In de afgelopen zeven jaar legde ik zowel in mijn kunst als in mijn persoonlijke leven een persoonlijke reis af, met mijn coming-out vorig jaar als voorlopige climax.
‘Dat Chinese meisje van de toko’
Als kind was tekenen mijn toevluchtsoord. Toen mijn uma (de moeder van mijn moeder) stierf op mijn zesde, vond ik geen woorden om mijn verdriet te uiten. In plaats daarvan tekende ik huilende figuren, een skelet onder de aarde dat opgegeten werd door mieren, vergezeld door droevige landschappen. Ik zat toen pas net op de Nellestein basisschool in de Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost, maar we verhuisden van Amsterdam naar Almere en vervolgens naar Alphen aan den Rijn. De verhuizingen maakten het moeilijk om me ergens thuis te voelen.
In het zogeheten Groene Hart van Nederland begonnen mijn ouders een kleine Aziatische winkel, en ik werd ‘dat Chinese meisje van de toko’. Eenzaamheid en pesterijen op school dreven me nog dieper in mijn tekeningen. In mijn schetsboek creëerde ik een wereld waarin ik populair was en mijn Surinaamse beste vriendin met zwarte vlechtjes en gekleurde kralen uit Amsterdam nog steeds naast me stond.
Op mijn twaalfde, toen ik naar de middelbare school ging, voelde ik me opnieuw verloren. De middelbare school in Alphen bestond voornamelijk uit witte kinderen en het dorp was nauwelijks gewend aan diverse gezichten uit de Randstad. Mijn talent voor kunst werd een overlevingsmechanisme: kinderen in de klas vroegen me om een portret van ze te tekenen, terwijl ze anders nauwelijks naar me om zouden kijken of me juist opzettelijk vermeden.
Hoewel ik eerder ook weleens gepest werd, voelde ik me nu extra eenzaam en gekwetst. omdat niemand het voor me opnam, door het gebrek aan andere kinderen van kleur in mijn omgeving. Tussen de Maybelline-mascara’s, veel te plakkerige lipgloss en mini-spijkerrokjes probeerde ik mijn weg te vinden richting het zijn van een jongvolwassen vrouw. Westerse schoonheidsnormen en vrouwelijkheid voelden als een constante hijg in mijn nek. Op mijn twaalfde schreef ik in mijn dagboek: ‘Mijn veranderende lichaam heeft mijn toekomst al vooruit bepaald voordat ik de kans krijg om mijn eigen stem te vinden.’
Twee identiteiten
Na de middelbare school koos ik voor een creatieve opleiding aan het Grafisch Lyceum in Rotterdam. Het gebouw, met grote betonnen muren, talloze lokalen en een krakende lift waar twaalf mensen in konden, was gammel, rauw, ongepolijst. De muren waren bedekt met kleurrijke muurschilderingen en schetsen, rebellerende slogans en tags. Het voelde als een plek waar om de haverklap ideeën ontstonden. Een groot contrast met thuis, waar ik juist had geleerd om binnen de kaders te blijven en niet te veel op te vallen. Alles aan deze nieuwe omgeving benadrukte kunst, stijl en expressie, maar maakte me ook onzeker over mijn eigen kunnen.
Tekenen was niet langer iets unieks van mij; het was een vaardigheid die velen om mij heen ook beheersten en soms zelfs beter. Waar ik vroeger uitblonk, voelden mijn concepten hier minder bijzonder. Mijn medestudenten, vooral de witte, leken altijd net strakkere lijnen te zetten dan ik, grootser te denken en vrijer te zijn in hun creaties. Het privilege van vrijheid en de creatieve expressie dat zij hadden, ontbrak bij ons thuis door onze beperkte financiële middelen en een migratieverleden. Als ik te veel inkt of papier gebruikte van de printer, hoorde ik mijn vader al schreeuwen, bang om de huur van hun toko in Alphen waar we woonden, niet te kunnen betalen. Als gevolg haalde ik vaak een acht voor mijn concept en een drie voor de uitwerking.
Een decennium na mijn afgeronde opleiding ontdekte ik dat mijn identiteit als Chinese Nederlander onlosmakelijk verbonden is met mijn werk als opgroeiende kunstenaar. Als tweede generatie Chinese Nederlander groeide ik op met traditionele normen die academische uitmuntendheid en financiële zekerheid boven creatieve expressie plaatsen. Mijn ouders zagen een toekomst in bijvoorbeeld geneeskunde of advocatuur als de enige weg naar succes en stabiliteit. Kunst werd gezien als een hobby, niet als een levensvatbare carrière.
De baan die ik vond, bij een prestigieus communicatieagentschap in Amsterdam-Noord, bleek al snel verstikkend. Het dagelijkse negen-tot-vijfritueel en de confrontaties met subtiel racisme op de werkvloer legden een zware schaduw over mijn dagen. Buiten de kantoormuren worstelde ik met het groeiende racisme jegens Aziaten in Nederland. Deze ervaringen versterkten mijn verlangen naar authenticiteit en creatieve expressie alsmaar meer. Ik voelde me gevangen tussen wie ik moest zijn om vooruit te komen in mijn carrière en wie ik werkelijk was.
De kunstwereld bood me een manier om mijn innerlijke wereld te begrijpen en rust te vinden. Zoals Frida Kahlo ooit zei: ‘Niets is absoluut. Alles verandert, alles beweegt, alles draait, alles vliegt en gaat weg.’ Haar werk, doordrenkt van persoonlijke en culturele symboliek, inspireerde me om mijn eigen waarheid te ontdekken en te uiten. Mezelf te onderscheiden door mijn geleefde realiteit en ervaringen, in plaats van deze als een last te zien of een achtergesteldheid. Zo speelde zij als kunstenaar ook constant met het concept van cultuur en gender en onderzocht zij ook polyamorie en haar eigen openlijke biseksualiteit.
Indringer
Als jonge, activistische, Chinese, vrouwelijke kunstenaar voel ik me vaak een indringer in mijn eigen vakgebied. Ik ben een autodidacte illustrator: alles wat ik teken, heb ik mezelf geleerd, wat me lang onzeker maakte over de waarde van mijn eigen creaties. Op het grafisch lyceum koos ik na het eerste oriëntatiejaar gelijk voor de richting grafisch vormgeven, wat zich uitte in talloze concepten verzinnen en het gebruiken van computerprogramma’s zonder nog een potlood aan te hoeven raken. In het begin was ik terughoudend met het vragen van eerlijke prijzen voor mijn werk, bang voor afwijzing. Het was een constante strijd om mijn eigen waarde te erkennen in een wereld waarin vrouwelijke kunstenaars nog steeds onderbetaald worden in vergelijking met hun mannelijke tegenhangers, laat staan vrouwen van kleur.
Mijn voorkeur voor digitale kunst, gedreven door mijn ADHD en gebrek aan geduld voor en kennis van traditionele schildertechnieken, voelt als een zwakte. Voor mijn moeder zijn mijn digitale figuren überhaupt geen echte kunst, omdat ze zo afwijken van de kunst waarmee zij is opgevoed: traditionele schilderkunst, beeldhouwwerk of kalligrafie – ambachten die diepgeworteld zijn in eeuwenoude culturele tradities.
Op de pagina’s van kunstboeken en in de gangen van Nederlandse galerijen wordt mijn zoektocht naar rolmodellen en collega-kunstenaars van kleur vaak bemoeilijkt door een schrijnend gebrek aan diversiteit. De meeste organisaties kiezen liever voor een witte kunstenaar die al jaren voorsprong heeft door de gewenste educatie, bestaande normen, bronnen en middelen. Maar als ik als kind alleen maar witte kunstenaars zag, hoe had ik me dan moeten voorstellen dat mijn eigen identiteit en ervaringen er ook toe deden en zelfs tot succes zou kunnen leiden?
Ik zag het als een uitdaging om een bredere definitie van schoonheid en creatieve expressie te omarmen. In mijn creatieve ontwikkeling ontstonden steeds meer kunstwerken die diverse vrouwen, achtergronden en lichaamsvormen belichten. Feminisme vormt een terugkerend thema in al mijn werken. Mijn kunstwerken zetten de kracht en stem van vrouwen centraal en benadrukken de solidariteit binnen verschillende gemarginaliseerde groepen.
Neem mijn werk ‘In Solidarity We Stand’, waarin ik bewust een vrouw met een hoofddoek in het middelpunt plaats, omringd door vrouwen van diverse achtergronden die haar ondersteunen en optillen te midden van een protest tegen de genocide in Palestina. Soms voeg ik tekst toe aan mijn kleurrijke beelden om de boodschap kracht bij te zetten, als beelden alleen niet genoeg zeggen.
Anti-Aziatisch racisme
Behalve intersectioneel feminisme inspireert ook antiracisme me. In 2020, tijdens het begin van de pandemie, zag ik hoe de houding van mede-Nederlanders veranderde ten opzichte van Oost-Aziaten, vooral Chinezen. Het gevoel van superioriteit bij witte mensen en hun neerbuigende kijk op niet-westerse landen, die zij als onderontwikkeld beschouwen (in plaats van overgeëxploiteerd) werd compleet blootgelegd. Overal ter wereld werden Chinezen beschuldigd van het ontstaan van het coronavirus. In steden als Parijs, New York en ook hier in Nederland werden mensen met een Oost-Aziatisch uiterlijk belaagd en uitgescholden, wat leidde tot de virale hashtag #JeNeSuisPasUnVirus.
Als reactie hierop maakte ik het kunstwerk ‘Truth is Dead’, waarop ik naakt te zien ben op een zwevende televisie over ongetemde vlammen en grijpende handen. Dit werk was bedoeld als een kritische noot naar de Nederlandse media en hun framing van Aziatische bevolkingsgroepen. De televisie symboliseert de media en mijn naakte verschijning met rode ogen staat voor de woede en het onbegrip over de situatie. Met dit kunstwerk wilde ik de aandacht vestigen op de impact van stereotypering, framing en discriminatie tijdens deze crisis.
Zulke kleurrijke illustraties met belangrijke boodschappen zijn mijn manier om mijn strijd tegen racisme met mijn zoektocht naar authenticiteit te verbinden. Het onrecht in de wereld en een systeem dat verwacht dat we voortdurend presteren, begonnen me volledig op te vreten, waardoor ik vorig jaar in een burn-out belandde. Tegenwoordig zoek ik een duurzame manier om mijn frustraties te uiten en tegelijkertijd een nieuw perspectief te bieden. Een verhaal te vertellen dat naar mijn gevoel nog vaak te weinig aandacht krijgt terwijl ik verschillende mensen blijf verbinden. Dat ik dat kan met mijn kunst, versterkt mijn overtuiging in de kracht van kunst als een middel tot sociale verandering. Én persoonlijke groei.
Coming-out
Afgelopen december behaalde ik in mijn persoonlijke strijd om mezelf te zijn een bijzondere overwinning. Ik kwam uit de kast bij mijn ouders als panseksueel, of eerlijk gezegd, ik vertelde dat ik nu een Surinaams-Hindoestaans vriendin heb, na altijd met voornamelijk witte vriendjes thuis te zijn gekomen. Het voelde als een enorme overwinning dat ik dat durfde te zeggen, na een intense en vaak pijnlijke innerlijke strijd met betrekking tot mijn seksuele oriëntatie. De angst voor hun afwijzing en onbegrip weerhield me jarenlang ervan om mijn ware zelf te omarmen en mijn gevoelens te delen met de mensen die het dichtst bij mij stonden.
Mijn culturele achtergrond en familiewaarden maakten die strijd nog complexer. Mijn moeder, die aan traditionele waarden hecht, bedekte haar ogen en oren voor mijn openbaring. Ze liet via een WhatsApp-bericht weten dat ze mijn relatie niet goedkeurde en me niet meer in het openbaar wilde zien, maar verwachtte vervolgens wel dat ik bij mijn ouders thuis zou blijven komen. Bij thuiskomst heeft ze er niet meer aan gedacht om over mijn nieuwe relatie te beginnen, maar met een lichte grijns en glinsterende ogen deelde ze wel de foto’s van hun laatste rondreis in China naar onder andere de stad Chengdu en de indrukwekkende modernisering van het land sinds de laatste keer dat wij er als volledig gezin waren, zo’n vijftien jaar geleden.
Tot mijn verrassing reageerde mijn vader anders. Voor het eerst kwam hij in opstand tegen de overheersende meningen van mijn moeder. Via een telefoongesprek sprak hij individueel met mij af en toonde oprechte interesse in mijn vriendin. Hij wilde haar ontmoeten, gaf een knuffel in plaats van een hand en wilde ons ontmoetingsverhaal horen. Hij stelde zich kwetsbaar op: hij deelde persoonlijke verhalen over spiritualiteit, zijn ervaringen met racisme en het vermoeiende gevoel een masker te dragen als hij voor witte mensen werkte. Dit gebaar van mijn vader gaf me de moed die ik nodig had en het vertrouwen om mijn ware zelf te blijven omarmen, ondanks dreigende familieconflicten.
Mijn voortdurende worsteling tussen loyaliteit naar mijn ouders en mijn streven naar persoonlijke vrijheid, dwingt me om mijn eigen identiteit te blijven herdefiniëren, om na te denken over wie ik werkelijk ben en wat ik wil in het leven, los van de verwachtingen van anderen. Ik heb geleerd dat ware kracht niet komt van het voldoen aan externe normen, maar van het trouw blijven aan jezelf, zelfs als het voelt alsof je alleen staat. Als ik in openbare ruimtes waar mijn werk wordt vertoont, zoals recent op de NDSM-werf in Amsterdam, onbekende mensen op mijn kleurrijke werk zie reageren, hun gezichten verlicht door begrip en empathie, voel ik me verbonden en begrepen. Dan besef ik dat ik niet alleen ben, maar deel uitmaak van een gemeenschap van gelijkgestemden.
Essay gaat verder onder de foto.
Reflecterend op mijn reis besef ik nu dat mijn verhaal niet alleen een persoonlijke ervaring is, maar ook een universele. Het is een verhaal van strijd, maar ook van veerkracht. Een verhaal van het zoeken naar authenticiteit te midden van maatschappelijke verwachtingen en tradities. Mijn coming-out heeft mijn pad naar zelfacceptatie en authentieke zelfexpressie verlicht, en heeft mijn toewijding aan kunst als een krachtig middel tot verandering versterkt. Hij heeft me geleerd dat ware kracht niet alleen komt van het erkennen van onze eigen waarde, maar ook van het delen van die waarde met anderen door middel van onze eigen unieke vorm van creativiteit en expressie.
Door mijn kunst te delen met anderen, hoop ik niet alleen mijn eigen verhaal te vertellen, maar ook anderen te inspireren om hun stem te laten horen en hun eigen waarheid te omarmen. Zoals schrijver Audre Lorde treffend zei: ‘Jouw zwijgen zal je niet beschermen.’ Deze woorden herinneren me eraan dat het belangrijk is om mijn waarheid te blijven delen, zelfs als dat betekent dat ik soms alleen tegen de heersende normen moet ingaan.
‘Dit is een van een reeks kunstessays waarin beeldend kunstenaars en professionals uit de kunstsector zich buigen over de relatie tussen kunst en rechtvaardigheid. Deze essays zijn mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds.’
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand