De acceptatie van lhbti+’ers in Nederland zat lang in de lift, maar stagneert sinds enkele jaren. Volgens een recent onderzoek nam de acceptatie van genderdiversiteit op sommige vlakken zelfs af. Zeven op de tien trans, non-binaire en intersekse personen waren in 2022 slachtoffer van verbaal of fysiek geweld. Het roept de vraag op: waarom vinden mensen het zo belangrijk dat een ander zich identificeert met het geslacht dat zij vinden dat bij diens lichaam hoort?
Bijbel en geweer
Het idee dat de wereld alleen bestaat uit mannen en vrouwen, die bij hun geboorte eenvoudig onderscheiden kunnen worden op basis van uiterlijke kenmerken, heet het ‘binaire geslachtsmodel’. Dat dogma is relatief jong en zit diep verweven in voornamelijk westerse samenlevingen. Pas sinds de achttiende eeuw verkondigt de Rooms-Katholieke Kerk actief dat God de mensheid heeft geschapen in twee uitvoeringen, beide met hun eigen rollen die elkaar aanvullen in een monogaam, heteroseksueel huwelijk. De man is gezinshoofd, beschermer en kostwinner; de vrouw brengt nageslacht voort, gehoorzaamt de man en zorgt voor zijn huishouden en kinderen.
Of het idee van twee geslachten daarvoor dan helemaal niet bestond, is moeilijk te zeggen. Natuurlijk wisten Europeanen vóór de 18e eeuw dondersgoed dat grofweg de ene helft van de bevolking zwanger kon worden door grofweg de andere helft, maar volgens de Amerikaanse historicus en seksuoloog Thomas Laqueur is het nog maar de vraag of dat als bewijs werd gezien voor twee verschillende geslachten. In Making Sex (1990) stelt hij dat middeleeuwse Europeanen vagina’s en penissen zagen als twee variaties van hetzelfde orgaan; de eerste een inwendige variant van de tweede. Vrouwen waren volgens die logica een soort onvolgroeide mannen, en intersekse personen, wier geslachtskenmerken niet typisch ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’ zijn, bevonden zich ergens tussen die uitersten in. Laqueur noemt dit de ‘ééngeslachtstheorie’, en stelt zich voor dat die theorie in de loop der eeuwen evolueerde tot een ‘tweegeslachtentheorie’, mede onder invloed van de katholieke doctrine.
Door mannen en vrouwen als wezenlijk verschillende geslachten voor te stellen, probeerde het Vaticaan een ‘natuurlijke orde’ te scheppen in een chaotische realiteit van lichamen en identiteiten die zich lang niet altijd laten vangen in een van de twee categorieën. De drijfveer lijkt het uitbannen van ‘onnatuurlijke’ seksuele handelingen, die niet tot nageslacht kunnen leiden (onthoud die zin). Die handelingen bestempelde de Kerk al sinds de Middeleeuwen als ‘sodomie’, zondig en verwerpelijk. Wie van die orde afweek, diende zich in het beste geval te verantwoorden in het biechthokje, en bekocht dat in het slechtste geval met diens leven.
De gevolgen van het binaire geslachtsmodel dat de Kerk verspreidde, zouden uiteindelijk reiken tot ver buiten Europa. Tot de komst van Europese kolonisten hielden veel niet-westerse samenlevingen er uiteenlopende, veel minder binaire genderideeën op na, met meer dan twee genderhokjes of soms zelfs géén, zoals de Nigeriaanse genderwetenschapper Oyerónké Oyěwumí beschrijft in haar boek The Invention of Women, over de pre-koloniale Yoruba in hedendaags Nigeria. Met in één hand een geweer en in de andere een bijbel exporteerden Europese kolonisten hun culturele en religieuze moraal naar hun kolonies, waar ze die moraal met geweld handhaafden. Zo vervolgden de Britten in India de hijra (die we in westerse termen trans vrouwen zouden noemen, al is hun identiteit en culturele rol veel complexer) en anderen die zij als ‘mannen in jurken’ zagen. In Noord-Amerika probeerden ze Inheemse mensen met een niet-binaire genderidentiteit uit te roeien.
Met de onafhankelijkheid van veel oud-kolonies verdween het binaire geslachtsmodel niet; in veel van deze landen is het nog altijd strafbaar om lhbti+ te zijn of daarvoor uit te komen, en in veruit de meeste westerse landen was dat tot ver in de twintigste eeuw ook nog het geval. In Nederland is conversietherapie – waarbij een therapeut probeert iemands seksualiteit of genderidentiteit te veranderen, wat bewezen ineffectief en vaak traumatiserend is – nog steeds niet verboden, mede vanwege de godsdienstvrijheid. En nog altijd is er geen verbod op onvrijwillige, medisch niet-noodzakelijke operaties op gezonde intersekse kinderen en baby’s.
‘Ik verklaar u man en vrouw’
In gesprekken over gender heb je wellicht wel eens gehoord dat gender ‘performatief’ zou zijn. Dat idee komt uit het boek Gender trouble (1990) van de Amerikaanse filosoof Judith Butler, die als geen ander hun stempel drukte op het moderne denken over gender. Critici verbasterden dat al snel tot ‘gender is een performance’ oftewel toneel, maar dat is niet wat Butler ermee bedoelde.
Butler leende het woord ‘performativiteit’ uit de taalkunde, waar filosofen al heel lang weten dat taal de werkelijkheid kan veranderen. Denk aan: ‘Ik verklaar u man en vrouw’ of: ‘Ik veroordeel u tot drie maanden celstraf’. Gender werkt net als taal, zegt Butler: door je te houden aan de ‘grammatica’ die de samenleving je oplegt op basis van je lichaam, krijg je van anderen het recht om je ‘man’ of ‘vrouw’ te noemen. Je krijgt dan zelfs de vrijheid om de regels een beetje te herschrijven: toen stoere, cis hetero mannen rond 2020 opeens nagellak gingen dragen, werd dat gezien als een bewijs dat echte mannen zich niks aantrekken van wat anderen van ze vinden. Queer mannen krijgen die vrijheid niet: zij worden ‘verwijfd’ genoemd als ze nagellak dragen.
Dat gender performatief is, wil niet zeggen dat je zomaar een andere genderidentiteit kunt ‘spelen’. Volgens welke ‘grammatica’ jij je genderidentiteit mag verwoorden, bepaalt je omgeving namelijk op basis van allerlei lichamelijke kenmerken, zoals uiterlijke geslachtskenmerken en lichaamsbouw, maar ook je etniciteit. Vrouwelijke sporters van kleur, zoals Serena Williams, Caster Semenya en afgelopen zomer de Algerijnse bokser Imane Khelif, krijgen vaker dan hun witte tegenstanders het verwijt ‘te masculien’ te zijn. Die externe beperking van hoe jij gender mag ‘doen’, is een van de redenen dat bijvoorbeeld trans en non-binaire mensen vaak de behoefte voelen tot een medische transitie: die kan letterlijk jouw grammaticale regels veranderen.
Hoe subtiel en toch revolutionair zo’n transitie kan zijn, weet filosoof en trans man Maxim Februari. Zijn leven veranderde op 10 augustus 2012 opeens drastisch. Krap vijf maanden eerder was Februari begonnen met het gebruik van testosteron, en waar hij de dag ervoor nog in een winkel met ‘mevrouw’ was aangesproken, zag de buitenwereld zijn lichaam plots vrijwel zonder uitzondering als mannelijk. Hij beschrijft het moment in zijn boek De maakbare man (2019): ‘[Ik was] niet naar de kapper geweest, ik droeg geen andere kleren: de testosteron had alleen maar de subtiele signalen veranderd waarmee mijn lichaam zijn sekse suggereert. (…) Hoe dan ook, van het ene moment op het andere was ik definitief om.’
Ik denk vaak aan Februari’s anekdote. Vooral op dagen dat ik, zonder bijzonder veel moeite in mijn voorkomen te hebben gestoken, door anderen vanzelfsprekend als vrouw word gezien. Dat zijn vrolijke momenten, zelfs als ze gepaard gaan met een behandeling waar de feminist in mij van gruwelt. In mijn favoriete nachtwinkel maakt mijn hart een sprongetje als de mannelijke eigenaren me ietwat denigrerend met ‘schatje’ en ‘liefje’ begroeten, en ik grijns opgewekt als ik tijdens demonstraties uitgemaakt word voor ‘linkse slet’ of ‘Hamas-hoer’.
Die erkenning van mijn genderidentiteit voelt vooral sterk als die van cisgender mensen komt. Zij beschikken namelijk over iets wat de Amerikaanse filosoof en trans vrouw Julia Serano in haar boek Whipping Girl (2007) ook wel cissexual privilege noemt. Wie cisgender en endosekse (niet-intersekse) is, kan zich betrekkelijk eenvoudig houden aan de grammaticale regels die de omgeving aan hem of haar oplegt en hoeft zelden te vrezen dat de omgeving zijn of haar geslacht in twijfel trekt. In dagelijks taalgebruik worden cis-endosekse mensen ‘echte’, ‘biologische’ of soms ‘geboren’ mannen of vrouwen genoemd. En in discussies over de rechten van trans, non-binaire en intersekse mensen wordt vaak de indruk gewekt dat die ten koste gaan van de rechten van cis-endosekse mensen.
En precies daarin schuilt een antwoord op de vraag waarom cis-endosekse mensen paniek kunnen ervaren als zij geconfronteerd worden met het bestaan van genderdiverse mensen. De binaire wereld is een fijne plek voor wie erin past. Erkennen dat de wereld niet zwart-wit is, betekent erkennen dat de regels omtrent gender even arbitrair zijn als die van taal, en dat jouw eigen identiteit niet ‘natuurlijker’, ‘echter’ of ‘beter’ is dan die van intersekse, non-binaire en trans mensen. Geconfronteerd worden met trans of niet-binaire identiteiten en lichamen zorgt dus voor hommeles, voor gender trouble, zoals Butler het al noemde in 1990.
Seksuele angst
Je zou kunnen denken dat de angst voor niet-binaire lichamen en identiteiten een strikt particuliere is: cis-endosekse mensen voelen zich bedreigd in hun gevoel van eigenwaarde en hun identiteit. Maar als dit essay daar zou eindigen, zouden we het politieke gewicht van het binaire geslachtsmodel onderschatten. En dat kunnen we ons nou net niet veroorloven, nu radicaal-rechtse en ronduit fascistische politici wereldwijd aan terrein winnen.
De taal en politiek van fascisme is doorspekt met wat de Amerikaanse politicoloog Jason Stanley ‘sexual anxiety’ noemt. In zijn boek How Fascism Works (2018) stelt hij dat fascisme mannen voorhoudt dat voor hen een rol is weggelegd als beschermer en leider van hun gezin en gemeenschap, maar dat zij in hun natuurlijke autoriteit worden bedreigd door ‘ontaarde anderen’, doorgaans seksuele en etnische ‘minderheden’, zoals immigranten en trans vrouwen. Hun patriarchale wereldbeeld vindt weerklank bij het Vaticaan, dat zich met 1,3 miljard volgelingen wereldwijd (en met sympathie van nog eens 1,1 miljard andere christenen) tot op de dag van vandaag fel kant tegen ‘genderideologie’.
Want denk maar niet dat het Vaticaan zijn achttiende-eeuwse gedachtegoed heeft afgeworpen. In maart van dit jaar verwoordde paus Franciscus het nog stellig, op een kerkelijk symposium over gender: ‘Het grootste gevaar vandaag de dag is genderideologie, die verschillen [tussen mannen en vrouwen, MH.] uitwist. (…) Wie dat doet, wist de menselijkheid uit.’ Tien jaar geleden vergeleek hij de emancipatie van transgender mensen zelfs met de dreiging van kernwapens.
Of we het willen of niet: alle lhbti+’ers bevinden zich nu op dit strijdtoneel, dat zich uitstrekt tot achter de voordeur, waar seculiere en confessionele rechts-radicale politici het liefst een ‘traditioneel kerngezin’ zouden zien, met een sterke vader en een zorgzame moeder. Onze emancipatie zou het voortbestaan van dat traditionele gezin bedreigen, omdat wij hun kinderen zouden indoctrineren met een identiteit of seksualiteit die ‘niet tot nageslacht leidt’. Of, om het op zijn middeleeuws te zeggen: met sodomie. Had je die zin onthouden?
Een langere versie van dit essay verscheen in september 2024 in OneWorld Magazine.
Leestips
Voor wie het werk van Judith Butler wil gaan lezen, schreef cultuurwetenschapper Margriet van Heesch een handzaam (96 blz.) inleidend boekje: De kleine Butler. Van Heesch werkte ook mee aan de Nederlandse vertaling van Butlers allernieuwste boek, dat nog veel dieper ingaat op de ‘antigenderbeweging’ binnen radicaal-rechts: Wie is er bang voor gender?
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand