Een aantal jaar geleden liep tuinbouwer Mees Visser (64, Zuid-Holland) nog met een masker op over zijn akker om tegen schimmel te spuiten. Het ‘gewasbeschermingsmiddel’ zorgde ondanks mondkapjes en handschoenen voor fysieke klachten: “Elke avond hoofdpijn, en mijn klieren zetten op.” Een vertegenwoordiger van het bedrijf dat bestrijdingsstoffen verkoopt, had hem het middel maneb-tin aangeraden. Visser wilde stoppen met chemicaliën. Zijn onderbuikgevoel over de reden achter zijn fysieke klachten klopte; blootstelling aan maneb-tin verhoogt het risico op Parkinson en werd in 2017 in Nederland verboden.
Ook fruitteler Jan* (47, Noord-Holland) wilde in 2020 stoppen met gif. Hij was aangesloten bij landbouworganisatie The Greenery, een agro-industriële coöperatie die groente en fruit verhandelt. Zijn overstap naar natuurlijke bestrijding ging niet zomaar. “Ik had een leveringsplicht aan de coöperatie: ik moest mijn jaar afmaken. Ook gebruikte ik nog spullen en diensten van de coöperatie, waar ik geen recht meer op had. Zelfs de zaadjes moest ik teruggeven.”
Romantisch plaatje
Decennialang is ons een romantisch plaatje van de hardwerkende boer ingeprent: alsof al ons eten van een knusse boerderij komt. “Die marketing begint in kinderboeken; de overheid en de sector houden dit in stand”, zegt Jeroen Candel, landbouwbeleidswetenschapper bij Wageningen University & Research. “Er gaat nog altijd overheidsgeld naar reclames voor dierlijke producten.”
Maar zo groen als de weilanden in de reclames is het boerenleven niet. Het CBS becijferde in 2022 dat de industriële landbouw de op drie na grootste CO2-uitstootpost is van ons land: verantwoordelijk voor 15 procent van de totale uitstoot aan broeikasgassen per jaar. Elke agrarische vernieuwing komt met een prijskaartje voor de natuur: kunstmest zorgt voor veel meer stikstof in de bodem dan koeienmest en landbouwgif doodt vaak al het bodemleven. Dan ontstaat een domino-effect: kleine bestuivers (insecten) gaan dood, daarna vogels, planten en bomen. Sinds 1900 nam de verspreiding van de Nederlandse akkerflora met 35 procent af, bleek uit onderzoek van het CBS.
Dat is niet de enige manier waarop de landbouwindustrie zorgt voor klimaatschade. Volgens het Wereld Natuur Fonds gaat bijna 90 procent van de wereldwijde sojaproductie naar krachtvoer voor vee. Die soja wordt met name gekweekt in Zuid-Amerika, waarvoor jaarlijks zo’n één miljoen hectare bos wordt gekapt. Bovendien gaat veel van de Nederlandse voedselproductie naar het buitenland: in 2023 bedroeg de waarde van de landbouwexport 124 miljard euro. En hoe zit dat dan met ‘no farmer’s, no food, zoals de boeren zelf vaak roepen tijdens protesten? Ironisch genoeg kan de klimaatschade, veroorzaakt door de uitstoot van de huidige landbouwindustrie, juist leiden tot voedseltekorten.
Genoeg redenen om massaal over te stappen op biologisch boeren, zou je denken. Maar wie biologisch boert, legt het af tegen concurrenten die wel gebruikmaken van de hulpmiddelen van de grote agrobedrijven, ofwel ‘agrocowboys’.
Big agro
De agro-industrie of ‘Big Agro’ zijn de producenten van boerenhulpmiddelen zoals kunstmest, krachtvoer, (gen)technologie en gif, maar ook de distributeurs, coöperaties en banken die boeren helpen met de verkoop van hun waren. Hoe ‘big’ is Big Agro? Er zijn veel agroreuzen die elk een omzet hebben van meer dan een miljard, zoals zuivelcoöperatie FrieslandCampina (met een omzet van zelfs 11,5 miljard), Vion Food (vlees) en The Greenery (groente), maar ook veevoergiganten als ForFarmers, Agrifirm en Nutreco, en slachterij Plukon. De Rabobank en buitenlandse producenten van kunstmest (Yara) en gemanipuleerde gewassen (Syngenta) vallen ook onder Big Agro. Samen vormen die bedrijven – dus zónder de boeren – zo’n 5,4 procent van ons bruto nationaal product.
Nederlandse agrobedrijven zijn niet alleen big in omzet, ook in uitstoot, berekende Milieudefensie: FrieslandCampina, kalfsvleesproducent VanDrie Group en Vion Food stootten in 2019 samen 10 procent meer CO2 uit dan alle Nederlanders bij elkaar op de weg. Die schaalvergroting erkent ook een woordvoerder van The Greenery: “De opzet was om een machtsblok te vormen tegen de fuserende supermarkten. Wij moeten als aanbieders ook fuseren en zo een sterker blok vormen.”
Dat sterke blok tegen de supermarkten is precies níet gebeurd, zeggen boeren Jan en Visser. De coöperaties zijn met instemming van de boeren zelf juist meegegaan in de wensen van de supermarkten om sneller, meer en goedkoper te produceren. Dat blijkt uit het beleid dat de coöperaties voeren: een veehouder aangesloten bij zuivelfabrikant FrieslandCampina, of een appelteler die bij The Greenery zit, moest de afgelopen decennia steeds meer melk per koe of meer appels per boom produceren om uit de kosten te komen – of akkoord gaan met lagere prijzen en extra EU-subsidie aanvragen.
Daarnaast vragen de coöperaties volgens fruitteler Jan hoge lidmaatschapskosten; al willen FrieslandCampina en The Greenery daar niet op ingaan. Ook doet The Greenery ‘geen uitspraken over de hoogte van uitbetaling aan telers’, want dat is concurrentiegevoelige informatie. “Er was een tijd dat ik twintig cent ving voor een kilo appels”, zegt fruitteler Jan. “Die zak lag dan voor twee euro in de winkel.” Een minimumprijs voor de boeren is er niet – dat wordt door de overheid gezien als ‘bemoeienis met de vrije markt’ en is in strijd met de mededingingswet. Het dwingt ze foefjes als kunstmest, gif, krachtvoer en technologie in te zetten. En zo raakt de boer verder afhankelijk van de agrocowboys, die de foefjes faciliteren.
Strooien en klaar
De boer kan binnen dit systeem geen duurzame kant op. Zonder gif werken kan wel, maar dan heb je vaak kunstmatig geteelde gewassen nodig. En die zijn meestal uitsluitend verkrijgbaar via een grote coöperatie, die patent op zulke gewassen heeft. Hoe zijn deze agrobedrijven zo machtig geworden? Door schaalvergroting: de overheid begon namelijk vanaf de jaren vijftig de landbouw efficiënter en groter te maken na de totstandkoming van Europees landbouwbeleid. Boer Visser vertelt over zijn vader: “Hij had, net als alle boeren toen, akkerbouw én vee. De mest voor de planten kwam van de eigen koeien.” Op die manier waren de boerderijen zelfvoorzienend.
Maar kunstmest, geadviseerd door de overheid, heeft alles veranderd. Veehouders verkochten hun koeien en hielden meer hectaren over om gewassen te verbouwen. Andere boeren richtten zich volledig op melkvee en zo begon de specialisatie in de agrarische sector. Zes op de zeven bedrijven verdwenen, de overige werden groter, berekende het CBS. Tussen 1950 en 2016 ging het gemiddelde boerenbedrijf van dertien naar 160 koeien en de grootte van het erf van 5,7 naar 32,5 hectare. De overgebleven boeren maakten door alle vernieuwingen meer kosten en sloten zich daarom aan bij coöperaties, om voor meer EU-subsidies in aanmerking te komen.
Dubbele petten
De agro-industrie is diep verweven met de politiek. Dat begint al met de ‘Parlementaire Barbecue’: alle ministers en Kamerleden worden al sinds 1976 eens per jaar door de Stichting Voorlichtingsbureau Vlees, Vleeswaren en Vleesconserven getrakteerd. Ondertussen wordt er druk genetwerkt, vaak met dubbele petten op. Ook op Europees niveau is de lobby sterk; zo heeft meer dan de helft van de EU-landbouwcommissieleden een link met of directe belangen in de agro-industrie, ontdekte Greenpeace in 2018. En die Europarlementariërs mogen stemmen over landbouwsubsidies die zij – met hun onderneming of bedrijf – soms zelf ontvangen, vertelt landbouwbeleidswetenschapper Candel. “In elke andere economische sector zou dat belangenverstrengeling zijn. Maar bij de landbouw heerst het oude idee dat ‘experts uit het vak’ het wel het best zullen weten.”
Sam* is oud-beleidsmedewerker van de overheid op het gebied van landbouwbeleid en subsidie. “De voorwaarden van de subsidies zijn niet streng genoeg”, zegt hij. “Een boer moet bijvoorbeeld één groenstrook met wildgroei en insecten hebben, maar mag gewoon met gif spuiten.” Oftewel: de EU helpt alle boeren een klein beetje verduurzamen, maar ‘veel radicaler zou zijn om de geldstroom stop te zetten voor iedereen die niet aan de biologische eisen voldoet’. Maar dan zouden de EU-landbouwcommissieleden die belangen hebben in de agro-industrie zich in de voet schieten.
De agrolobby verloopt ook via geldstromen naar boerenbelangenbehartigers. Agrobedrijven Agrifirm en ForFarmers erkennen de boerenprotesten tegen de stikstofmaatregelen van de overheid financieel ondersteund te hebben, al willen ze niet zeggen om hoeveel geld het gaat. ForFarmers betaalde zelfs een communicatieadviseur om de boodschap van de boeren te helpen overbrengen. Met succes: boeren mochten vaker in talkshows hun verhaal doen over de stikstofprotesten dan wetenschappers of politici, blijkt uit een telling van de Universiteit Utrecht in 2020. Maar wiens verhaal vertelden zij – dat van de boer, of van Big Agro?
Daarnaast wordt ook gelobbyd door onderzoek op landbouwuniversiteiten te financieren. De agro-industrie laat door externe bureaus onderzoek doen en heeft eigen voorlichtingsdiensten. Trouw onthulde in 2016 dat commerciële bedrijven soms zelfs ook de data aanleverden en dat veel universiteitsbestuurders nevenfuncties hebben die ze niet onthullen. “Dat beïnvloedt de vraagstelling”, zegt Candel. “Zo wordt de hoofdvraag ‘Wat betekent verduurzaming voor het inkomen van de boer?’ in plaats van ‘Wat betekent dit voor onze natuur?’”
Het voornaamste voorbeeld van succesvolle lobby in Nederland is het succes van de BBB. Partijleider Caroline van der Plas is een voormalig landbouwlobbyist die nu de belangen van een minderheid (er zijn nog geen 180.000 boeren in Nederland) vertegenwoordigt in de Tweede Kamer. Zo spreekt het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet-Schoof I nu over ‘landbouwinclusieve natuur’ in plaats van natuurinclusieve landbouw. En het stikstoffonds dat was gereserveerd voor het uitkopen van boeren is afgeschaft, dat geld gaat nu naar niet-duurzaam landbouwbeleid.
Het lobbyen op Europees niveau blijkt ook effectief. Zo stond de Europese landbouwcommissie dit jaar, tegen adviezen van hersenonderzoekers in, het bestrijdingsmiddel glyfosaat voor nog eens tien jaar toe, ondanks het vermoeden dat het schadelijk kan zijn voor mensen. Het Europese klimaatdoel voor de landbouw is door diezelfde commissie geschrapt.
Landbouw van vroeger
Is er nog een agrarische wereld mogelijk zonder Big Agro? Ja, zegt boer Visser. Hij werkt nu nagenoeg zónder supermarkten, maar met een abonnementensysteem. “Zo’n 1500 abonnees krijgen nu elke week een groentepakket. Daardoor kunnen we onze inkomsten inschatten en overproduceren we niet. Dat lijkt op de landbouw van vroeger: boeren wisten voor welke gemeenschappen ze produceerden.” Fruitteler Jan richt zich nu op de biologische markt. “Dat zijn consumenten die bereid zijn meer te betalen.”
Ook Candel bevestigt dat er alternatieven zijn voor Big Agro. “We moeten naar plantaardig en minder gif. We hebben de stappenplannen paraat voor wat de overheid kan doen om het systeem te hervormen.” Daarmee doelt hij op het Groenboerenplan, opgezet door duizenden boeren en tuinders en ondertekend door onder andere de Federatie van Agro-ecologische Boeren. Daar staat bijvoorbeeld in dat niet-duurzaam geproduceerd voedsel moet worden belast en dat boeren die zich verder willen ontwikkelen op het pad van verduurzaming ondersteund moeten worden. Candel: “Er is veel geld beschikbaar en er zijn veel goede innovaties. Maar de subsidies moeten naar duurzame boeren, niet naar de boeren die de status quo in stand houden. De grootste hobbel is de politiek.”
De namen van Jan en Sam zijn gefingeerd, hun echte namen zijn bekend bij de redactie. Een langere versie van dit artikel verscheen in september 2024 in OneWorld Magazine.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand