Het Afrikaanse continent heeft een lange geschiedenis van visionaire politici met sociale denkbeelden. Al te vaak overleven zij hun politieke ambities niet, omdat hun plannen ingaan tegen westerse geopolitieke belangen. Drie voorbeelden van antikoloniale politici die omkwamen voordat zij de idealen voor hun land konden verwezenlijken, en hoe het Westen daarmee te maken had.
Congo: Patrice Lumumba (1925-1961)
“Nooit zullen we vergeten dat Zwarte mensen ‘jij’ waren, en witte ‘U’.” De woorden van Patrice Lumumba tijdens Congo’s officiële onafhankelijkheidsceremonie in 1960 gingen de hele wereld over. Hij reageerde ermee op de Belgische koning Boudewijn die de overdracht van de macht eerder de voltooiing van een ‘koloniaal beschavingsoffensief’ had genoemd, en koning Leopold II – onder wiens regime eind negentiende eeuw miljoenen Congolezen omkwamen – ‘een genie’. Maar dat liet de onafhankelijkheidsstrijder Lumumba niet zomaar gebeuren. Hij diende de koning van repliek in een bondige antikoloniale speech.
Het is een van Lumumba’s beroemdste wapenfeiten. Het incident veroorzaakte bijna een diplomatieke rel tussen België en Congo. Koning Boudewijn wilde beledigd het land verlaten, maar de Belgische premier Eyskens wist hem daarvan af te brengen. Lumumba was net premier geworden, nadat zijn partij de eerste democratische verkiezingen in de geschiedenis van het land had gewonnen. Dik twee maanden later werd hij gefolterd, vermoord en opgelost in zuur. Een Belgische politieagent was hier getuige van.
Lumumba heeft nooit in de praktijk kunnen laten zien waar hij als politicus voor stond. Vóór de onafhankelijkheid was hij journalist, die al in zijn publicaties het koloniale juk wilde afwerpen. Hij toonde zich een nationalist die de eenheid wilde bewaren in zijn land, zodat externe machten de Congolezen niet tegen elkaar zouden uitspelen. Daarnaast geloofde hij in Afrikaanse solidariteit. “Ondanks onze etnische verschillen hebben we hetzelfde bewustzijn (…) hetzelfde angstige verlangen om van dit Afrikaanse continent een vrij en gelukkig continent te maken dat zich heeft ontdaan van (…) elke vorm van koloniale overheersing”, sprak hij op de All-African Peoples’ Conference in Ghana in 1958. Hij was op dit legendarische congres samen met vele anderen die een belangrijke rol zouden spelen in onafhankelijkheidsstrijd en de ontwikkeling van het Pan-Afrikanisme1.
Uitgesproken socialistische ideeën heeft Lumumba nooit geuit. Toch werd hij in Westerse media afgeschilderd als een communist, een doodzonde in dit tijdperk van Koude Oorlog. In een interview met de Franse krant France Soir vlak voor de onafhankelijkheid noemde hij die omschrijving ‘propaganda’ en onderdeel van een Westerse campagne tegen hem. Hij was geen communist, zei hij, maar een revolutionair die de afschaffing van het koloniale regime eist: “Ze zien mij als een communist omdat ik weigerde omgekocht te worden door de imperialisten.”
Die onverzettelijkheid zou hem fataal worden. België wilde na de onafhankelijkheid vooral de eigen economische belangen veiligstellen. In het bodemschatrijke land betekende dat toen de exploitatie van de mijnen in de zuidelijke provincie Katanga. Alleen al het idee dat die genationaliseerd konden worden, of erger nog, dat Rusland er met zijn tengels aan kon komen, was een gruwelbeeld voor zowel België als de VS.
Toen Congolese politici uit Katanga, die de rijkdom uit hun regio voor zichzelf wilden houden, Lumumba politiek steeds meer tegenwerkten, wakkerden de Amerikaanse CIA en de Belgische autoriteiten dat vuurtje graag aan. Aanvankelijk werd de moord op Lumumba door de Belgische regering afgedaan als een interne ‘stammenstrijd’, maar in 2002 oordeelde een Belgische parlementaire onderzoekscommissie dat de Belgische autoriteiten moreel verantwoordelijk waren voor de moord op de eerste premier van Congo. Op verzoek van Lumumba’s dochter stuurde België in 2022 een tand van haar vader, het enige tastbare overblijfsel dat al decennia in het bezit was van de Belgische politieagent, terug naar de familie.
Lumumba’s erfenis leeft nog altijd. Toen tijdschrift Jeune Afrique aan het eind van de vorige eeuw een enquête hield onder de lezers, werd Lumumba samen met de Zuid-Afrikaanse Nelson Mandela als de belangrijkste Afrikaanse leider van de eeuw verkozen. En na zijn moord liet menig Congolese politieke partij zich inspireren door wat Lumumbisme zou gaan heten, een politieke stroming waarin vooral nationale eenheid hoog in het vaandel staat.
Hoezeer de vermoorde vrijheidsstrijder het bij het rechte eind had, bewijzen de laatste decennia waarin het tegen elkaar uitspelen van verschillende etnische groepen aan de orde van de dag is. Zonder het geweld zou wat inmiddels de Democratische Republiek Congo heet, gelet op de voorraad kobalt, goud en diamanten in de grond, een van de rijkste landen ter wereld kunnen zijn.
Burkina Faso: Thomas Sankara (1949-1987)
Hij liet zijn kinderen op de fiets naar de openbare school gaan, verordonneerde ministers zich te verplaatsen in bescheiden Renault 5’s, verlaagde zijn eigen salaris en verbood het ophangen van zijn portret in openbare ruimtes. Als je in Burkina Faso de naam Thomas Sankara noemt, zijn dat vaak de verhalen die naar boven komen. Nog altijd spreken de Burkinezen met bewondering over de militair die in de jaren tachtig vier jaar leider was van het West-Afrikaanse land. Totdat hij op 15 oktober 1987 werd vermoord in opdracht van zijn voormalige beste vriend Blaise Compaoré, die vervolgens de macht overnam.
In de vier jaar ervoor had de voormalige Franse kolonie onder Sankara’s regime uitzonderlijke ontwikkelingen doorgemaakt. Hij investeerde in scholen en leraren, waardoor in die periode het percentage van de bevolking dat kon lezen en schrijven steeg van 13 naar 73 procent. Daarnaast stimuleerde hij ecologische landbouw en hij investeerde in het platteland, waardoor de productiviteit van de graanlandbouw met 75 procent steeg. Dat bleef ook in het buitenland niet onopgemerkt. “Thomas Sankara overwon de honger. Hij zorgde ervoor dat Burkina Faso in vier jaar zelfvoorzienend werd op het gebied van voedsel”, verklaarde een speciaal rapporteur van de VN in 1987.
Ook was Sankara een feminist in woord en daad. “De revolutie en vrouwenbevrijding gaan samen”, zei hij. Als eerste Afrikaanse leider sprak hij zich uit tegen vrouwenbesnijdenis: hij verbood de in het land wijdverbreide praktijk, net als polygamie en gedwongen huwelijken. Daarnaast maakte hij voorbehoedsmiddelen beschikbaar voor iedereen. Bovendien benoemde hij vrouwen in hoge leidinggevende posities, inclusief het leger.
Maar een democraat was hij niet: Sankara kwam aan de macht door een militaire coup en verkiezingen waren er onder zijn regime niet. In plaats daarvan stelde Sankara lokale Comités ter Verdediging van de Revolutie aan die corruptie moesten bestrijden. Deze commissies naar Cubaans model vlogen nog wel eens uit de bocht en gingen over tot standrechtelijke executies van politieke tegenstanders, zoals Amnesty International in 1987 signaleerde. Dat hij vakbonden afschafte en na een lerarenstaking duizenden docenten ontsloeg, kwam hem eveneens op kritiek te staan, maar daarvoor hield de door politieke medestanders als stijfkoppig beschreven Sankara zich doof.
Bovenal was Thomas Sankara antikoloniaal en wars van alle vormen van imperialisme. Ondanks zijn onmiskenbare bestuurlijke prestaties, maakte hem dat onpopulair bij Westerse grootmachten. In een beroemde speech voor de Verenigde Naties op 4 oktober 1984 veegde hij de vloer aan met alle koloniale onderdrukkers, brak hij een lans voor het Pan-Afrikanisme en sprak hij zijn steun uit voor de Palestijnen en tegen het apartheidsbewind in Zuid-Afrika. Zijn kritiek op de invasie van Caribisch eiland Grenada in 1983, door een coalitie geleid door de Verenigde Staten, kwam hem te staan op Amerikaanse economische sancties.
Toen de Franse president François Mitterand Burkina Faso bezocht in 1986, gaf Sankara hem ervanlangs. Frankrijk zou Afrikaanse leiders zoals die van het apartheidsregime steunen. De voormalige kolonisator reageerde met een publiciteitscampagne die hem wegzette als een bloeddorstige dictator. Met zijn voormalige kompaan Blaise Compaoré konden de Fransen beter overweg.
Of de oud-kolonisator ook achter de moord op Sankara zat, is nooit bewezen. Al is Campaoré, die zijn mannen daartoe de opdracht gaf, nooit een strobreed in de weg gelegd. Hij kon 27 jaar aan de macht blijven. En toen hij na een opstand in 2014 moest vluchten, waren het de Fransen die hem een vrijgeleide gaven naar buurland Ivoorkust. In 2022 is Compaoré in Burkina Faso bij verstek veroordeeld voor de moord op Thomas Sankara. De rol van de Fransen blijft onduidelijk: hun archieven over de gebeurtenissen zijn nog altijd gesloten.
Mozambique: Eduardo Mondlane (1920-1969)
Eduardo Chivambo Mondlane nam in 1963 ontslag als docent aan de universiteit van Syracuse in de VS om te strijden voor de onafhankelijkheid van zijn geboorteland Mozambique. De antropoloog werd de eerste leider van het Mozambikaanse Bevrijdingsfront FRELIMO dat tegen kolonisator Portugal streed. De onafhankelijkheid zou hij niet meer meemaken. Een bom, verstopt in een boek, maakte in 1969 een eind aan zijn leven.
Mondlanes naam is internationaal minder bekend, maar in het Zuidelijk-Afrikaanse Mozambique is de naam nog altijd springlevend. De hoofdstedelijke universiteit in Maputo is naar hem vernoemd, en wie via de naar hem vernoemde straat aankomt in Maputo, passeert een meer dan levensgroot standbeeld van Mondlane met geheven rechtervuist. FRELIMO is sinds de onafhankelijkheid in 1974 onafgebroken aan de macht geweest.
Onderwijs was voor Mondlane de sleutel voor ontwikkeling van zijn land na de onafhankelijkheid. Op het eerste FRELIMO-congres dat hij organiseerde in 1962, presenteerde hij zijn plannen voor het onderwijs, dat onder het Portugese bewind weinig voorstelde. Dat was geen toeval: de kolonisator had geen baat bij mondige burgers. Daarin moest verandering komen, schreef Mondlane. Het onderwijsplan voorzag in alfabetiseringscampagnes voor volwassenen, meer scholen op elk niveau en het stimuleren van onderwijs voor meisjes.
Het onafhankelijke Tanzania van president Nyerere, dat de Mozambikaanse strijdgroep onderdak bood, was voor Mondlane een voorbeeld. Vooral het eenpartijstelsel van het noordelijke buurland trok hem aan. Volgens hem zou het de onderlinge verdeling van de kiezers op etnische gronden voorkomen, de partijorganisatie moest dan van onderaf aangestuurd worden, zodat dat de stem van het volk bepalend bleef.
Op het tweede partijcongres in 1968 koos FRELIMO definitief voor een socialistische koers. In een van zijn laatste interviews legde Mondlane uit waarom het in zijn ogen onmogelijk was om na de onafhankelijkheid op kapitalistische wijze door te gaan: “Het zou belachelijk zijn om de economische structuur van de vijand te vernietigen, en die vervolgens zo te herbouwen dat die de vijand dient.” Het socialistische discours maakte de partij aan Westerse kant verdacht, maar een aantrekkelijke partner voor de Sovjet-Unie, een van de financiers van FRELIMO.
Er zaten Russische poststempels op het aan Mondlane geadresseerde pakketje dat op 3 februari 1969 in zijn post zat. Het boek erin was een Franse vertaling van het werk van een Russische Marxist. Toen de FRELIMO-leider het opensloeg, ontplofte het daarin verstopte explosief. Mondlane was op slag dood. Volgens de Portugezen lagen interne partijconflicten ten grondslag aan de moord, maar later verklaarde een agent van de Portugese geheime politie dat de bom door zijn dienst was geplaatst. Of dat klopt, is tot op de dag van vandaag onduidelijk. In 1999 zei Mondlane’s weduwe dat het haar niet interesseerde wie haar man had vermoord, want ‘diep van binnen weten we dat het het Portugese kolonialisme was’.
Nog altijd klinkt in Mozambique Mondlane’s kreet A luta continua (De strijd gaat door). Maar of hij zich in de huidige politieke partij zou herkennen, is de vraag. De partij liet de socialistische ideologie al snel vallen en ging over op een kapitalisme waarin de heersende politieke klasse zichzelf de meeste middelen toe-eigende. En sinds in 1994 een meerpartijenstelsel werd ingevoerd, kenmerkt het democratische proces zich door stembusfraude, intimidatie van tegenstanders en politieke moorden.
Daarvan is de politieke onrust na de nationale verkiezingen in oktober een voorbeeld. Volgens aanhangers van de relatief nieuwe Optimistische Partij voor de Ontwikkeling van Mozambique (PODEMOS) sleepte hun kandidaat Venâncio Mondlane (geen familie) minstens de helft van de stemmen binnen. Maar volgens de officiële resultaten – na wat volgens waarnemers een ongeloofwaardig stemproces was – won toch weer de FRELIMO-kandidaat. Vooral jongeren namen het voortouw in de demonstraties die daarop volgden. De protesten houden nog steeds aan, en er vallen regelmatig doden bij, maar de jongeren blijven streven naar het vrije Mozambique uit Eduardo Mondlanes dromen.
- De wereldwijde beweging met als doel de solidariteit en samenwerking tussen Afrikaanse landen en alle mensen met Afrikaanse roots aan te moedigen en te versterken ↩︎
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand