Aan de telefoon: Jasper*, een man met wie ik een aantal dates heb gehad. Charmant, grappig en leuk om mee af te spreken. Tot ik ontdek dat bijna alles wat hij me vertelt gelogen is, tot zijn naam aan toe. Ik bel hem en zeg dat ik niet meer af wil spreken. Hij schreeuwt. Ik hang op.
‘Ik laat me niet zomaar aan de kant zetten!’
Daar neemt Jasper geen genoegen mee. Een week lang belt hij voortdurend. Elke dag, urenlang, twintig keer per uur. Ik neem niet op. Hij spreekt mijn voicemail in. Sms’t. Mailt. Scheldkanonnades en smeekbedes wisselen elkaar af. Hij eist een gesprek. Zegt dat hij op mijn werk langs zal komen.
112 bellen
“Op een dag wint mijn nieuwsgierigheid het van de angst
In de drie jaar die volgen, krijg ik zo één, twee keer per jaar een sms van Jasper. Hoe het gaat en of ik zin heb om af te spreken. Telkens weiger ik en wijs ik hem op zijn stalkgedrag. Hij reageert met ‘jammer!’ en probeert het later weer. Dan wint op een dag mijn nieuwsgierigheid het van de angst. Ik zeg toe. Jasper is dolenthousiast.
“Je overdrijft. Misschien heb ik een paar dagen wat vaker gebeld
‘Wat leuk om je weer te zien! Ik ben zo slecht in contact houden, sorry!’
Ik glimlach. Meteen met kritische vragen komen, lijkt me niet handig. Hij begint te vertellen. Lange verhalen met meer persoonlijke details dan ik tijdens al ons eerdere contact bij elkaar ooit heb gehoord.
Na een half uur vraagt hij naar mij. Verder dan ‘goed’ kom ik niet, want hij onderbreekt me.
‘Ik voelde me zo genaaid door je. Het was echt niet oké hoe je het contact verbrak.’
‘Snap je waarom ik dat deed?’ vraag ik.
‘Eigenlijk niet nee.’
‘Je hebt heel veel gelogen.’
‘Nee hoor.’
‘Je had een andere naam gegeven. Je was niet single, maar getrouwd.’
‘Ik geef nooit meteen mijn eigen naam. Dat is een tic van mij. Om mijn gezin en mijn privacy te beschermen.’
‘Het was liegen.’
Ik zeg het vriendelijk. Ik wil hem er niet mee weg laten komen, maar ik wil hem ook niet boos maken. Het voelt als een dunne lijn.
‘Ja oké. Maar verder heb ik nooit gelogen.’
Ik wijs hem op zijn broer, bij wie hij zogenaamd woonde, maar die niet bleek te bestaan. Hij lacht.
‘Heb ik dat gezegd ja? Van die broer? Dat vind ik grappig.’
‘Waarom?’
‘Ik ben enig kind. Ik moet lachen om mijn eigen vindingrijkheid.’
‘Ik vond het niet zo grappig.’
‘Nee, snap ik. Maar verder was ik altijd heel oprecht. Ik ben nog nooit zo open geweest tegen iemand.’
‘Begrijp je dat ik niet in kon schatten wat wel en niet waar was?’
‘Eigenlijk niet. Je bent niet gek, je hebt mensenkennis. Je had me kunnen lezen.’
‘Kennelijk niet. Ik had ook niet verwacht dat je zo heftig zou reageren toen ik niet meer wilde afspreken.’
‘Heftig? Ik heb je een paar keer gebeld omdat ik het uit wilde praten.’
‘Je hebt me ruim twee weken lang dagelijks continu gebeld.’
‘Je overdrijft. Misschien heb ik een paar dagen wat vaker gebeld. Ik was er ook echt emotioneel over. Niet eens over de inhoud, want je moet je eigen keuzes maken, maar wel over de vorm.’
‘Welke vorm was voor jou beter geweest?’
‘Een vorm waarin je het contact níet verbrak.’
‘Maar dat wilde ik.’
‘Ja. Wat een onzin. Waarom wilde je dat?’
‘Ik spreek meestal niet af met mensen die me ‘kuthoer’ noemen.’
‘Dat heb ik nooit gedaan. Zou ik ook nooit doen.’
‘Jawel. Je hebt me regelmatig uitgescholden.’
‘Regelmatig? Ik heb het een keer of wat gezegd. Maar ik ben een gepassioneerde man. Dat ligt aan mijn ADHD. Of aan mijn sterrenbeeld, dat kan ook. Ik ben een tweeling. Dat zijn heel gepassioneerde, emotionele mensen.’
Spijt
“Ik ben een goede jongen. Ik ben echt niet agressief
‘Nee. Het was echt niet oké hoe je het afbrak. Weet je? Ik ben bijzonder. Ik ben niet zoals andere mannen. Ik wilde dat je me ook als bijzonder zou behandelen. Dat deed je niet.’
‘Hoe had ik dat dan moeten doen?’
‘Gewoon, dood laten bloeden. Dit was niet tof. Ik hou niet van verliezen.’
‘Ik heb de politie gebeld omdat ik bang van je werd.’
‘Echt? Waarom? Ik deed toch niks?’
‘Je zei dat je langs zou komen.’
‘Maar ik kwam toch niet echt?’
‘Dat kon ik niet weten.’
‘Je kent me toch.’
‘Nou nee. Ik had deze woede niet aan zien komen.’
‘Hm.’
‘Hoe voelt het nu je dit allemaal weet?’
‘Ik heb misschien dingen gedaan die ik niet had moeten doen. Ik vond je heel erg leuk. Daar werd ik emotioneel van. Maar ik ben een goede jongen. Ik ben echt niet agressief. Ik vind je nog steeds leuk.’
‘Ik doe dat anders nooit. Of, nou ja… anderhalve keer, denk ik. Jij bent die ene. Ik had niet door dat het bedreigend was. Ik bedoelde het goed. En ik was boos.’
Andere film
Dan zegt hij: ‘Ik neem je nu niets meer kwalijk. Dat je dat weet. Ik vind je nog steeds een tof wijf.’
‘Eigenlijk ben je gewoon een sympathieke gast,’ zeg ik mild-cynisch.
‘Precies,’ antwoordt hij bloedserieus.
Als we buiten staan, zegt hij: ‘We zaten gewoon allebei in een andere film. Mijne was romantischer. In jouw film was het al een tijdje aflopend. Ik zag dat niet. Dat spijt me nu. Ik had het anders moeten doen.’ Ik knik.
We nemen afscheid en lopen allebei een andere kant op. Over zijn schouder roept hij nog:
‘Was gezellig! Ik app je, doen we nog eens een biertje.’
Ik loop door, pak mijn telefoon en zoek zijn nummer. Blokkeren.
Het is nu anderhalf jaar later. Jasper heeft nooit meer iets laten horen.
*Jasper is een gefingeerde naam. De echte naam van Jasper is bekend bij de redactie.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand