Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
“Stel je voor: je komt van een absolute censuur in een absolute vrijheid terecht. Je loopt op straat in Amsterdam en ziet homoseksuele stellen die zich van niemand iets aantrekken. Je komt op de Gerrit Rietveld Academie, waar absolute artistieke vrijheid heerst: je kunt je eigen kont in een emmer verf dopen en tegen de muur duwen.” Arash Kamali Sarvestani slaat hard tegen de wand en lacht. “En voilà! Het is kunst! Als je anderen ervan overtuigt dat het kunst is, geloven ze je.”
De Iraanse filmmaker Arash Kamali Sarvestani (38) schudt glimlachend zijn hoofd. Hij kijkt met enige nostalgie terug op de naïviteit van zijn studentenjaren. Tien jaar geleden kwam hij naar Amsterdam, hij had er genoeg van om aan de Filmacademie van Teheran te horen welke films hij moest maken en hoe. “In Iran moet je je in allerlei bochten wringen om censuur te ontwijken. Op den duur wordt het een automatisme: je weet dat je geen vrouw en man alleen in een huis mag filmen. Je gaat jezelf die censuur dan opleggen.”
“
Er is hier dan geen censuur; je krijgt wel te maken met andere belemmeringen
Kamali Sarvestani wilde geen compromissen sluiten, dus hij vertrok uit Iran. Op zoek naar absolute vrijheid, die een mythe bleek. “In principe ben je als kunstenaar in Nederland vrij. Maar in werkelijkheid is er dan geen censuur; je krijgt wel te maken met andere belemmeringen. Zeker als buitenlander.”
Ticket naar succes
Na zes maanden op de Rietveld Academie kreeg Kamali Sarvestani achter gesloten deuren te horen dat hij het beste een film kon maken waarmee hij zijn land van herkomst goed vertegenwoordigde. Hij kon zijn oren niet geloven. “Ik ben weggegaan uit Iran vanwege de censuur. Ik kon er mezelf niet zijn”, benadrukt hij. “Maar hier bleek het niet anders. Als je voortdurend te horen krijgt dat je iets over ‘jouw cultuur, jouw mensen’ moet maken, dan voel je je óók niet welkom. Je voelt je geen onderdeel van een samenleving als je steeds gepusht wordt om dingen te maken over het land waar je vandaan komt. Ook dat is censuur.”
Zo krijgen studenten de boodschap mee dat hun kunst altijd over ‘hun cultuur’ moet gaan, wil je een succesvolle buitenlandse artiest zijn in Nederland, vindt Kamali Sarvestani. “Dat is het ticket dat alle deuren opent. Kom je uit Venezuela? Maak dan iets over Venezuela. Ben je Pools? Ga daarnaar toe om een film te draaien, kom terug en je krijgt er hier zelfs een prijs voor. Maar ik kan dat niet. Ik kan geen films maken over mijn land en cultuur, alleen omdat mensen daarom vragen. Ik ben een artiest.”
Daarom koos Kamali Sarvestani zijn eigen weg. In Iran maakte hij artistieke korte films. Dat werk zette hij voort in Nederland. Tijdens een filmworkshop in 2015 in Barcelona, gegeven door de grote Iraanse filmmaker Abbas Kiarostami, raakte hij geïnteresseerd in het thema zee. Daar wilde hij graag een langer project aan wijden. Zo ontstond het idee om een documentaire te maken over de kinderen die opgesloten zitten in het Australisch detentiecentrum op het eiland Nauru
1. “In die periode werden al veel producties gemaakt over vluchtelingen die Italië en Spanje per boot proberen te bereiken. Ik wilde iets anders maken. Ik had veel gehoord over kinderen op Nauru. Ik vroeg me af hoe het voor hen was om de oceaan over te steken. Wat dachten ze over het detentiecentrum? Zagen ze het als een gevangenis of als een soort spel?”
Detentiecentra
Kamali Sarvestani probeerde van alles maar kreeg geen toestemming om op Nauru te filmen. Hij probeerde zelfs een vluchteling over te halen om de families te interviewen, maar niemand wilde het doen. “De gedetineerden vreesden voor hun families en hun vluchtelingenstatus. Ze wilden het risico niet nemen.” Maar het idee liet hem niet los. Ondertussen kwam hij meer en meer te weten over dergelijke detentiecentra. “Ik was geschokt. Toen bedacht ik dat het eigenlijk belangrijker is om een film over het detentiesysteem te maken, in plaats van specifiek over kinderen.”
In 2016 stuitte hij in The Guardian op enkele artikelen van Behrouz Boochani. Boochani, journalist en schrijver, verblijft ondertussen al zes jaar in een detentiecentrum op het eiland Manus, dat op 350 kilometer van de kust van Papoe-Nieuw-Guinea ligt. Daar houdt Australië mannen vast die het land per boot proberen te bereiken. “Het leek de enige manier kans om deze film te kunnen maken. Dus via Facebook vroeg ik deze totaal onbekende om mee te doen.” Het resultaat van deze buitengewone samenwerking werd de documentaire Chauka, Please Tell us The Time.
“
Ik hoef toch niet te worden gereduceerd tot mijn afkomst?
Kamali Sarvestani’s laatste documentaireproject Pan y escombros (‘brood en puin’) was ook niet gemakkelijk om te realiseren. Hij kwam – nog voordat er in de media veel aandacht voor de Venezolaanse crisis werd geschonken – een artikel tegen over Venezolaanse vrouwen die hun baby’s niet konden voeden omdat ze geen melk produceerden, door hun eigen ondervoeding. “Ik ben lang op zoek geweest naar een vrouw die dat had meegemaakt, maar zonder resultaat. Het project nam uiteindelijk een andere wending: het werd een verhaal over twee Venezolaanse zussen, van wie de een Zuid-Amerika verlaat en zich in Nederland vestigt, terwijl de ander in Caracas achterblijft. Maar ik ben nog steeds van plan om het thema van moedermelk erin te verwerken.”
I am not your migrant
Hoewel Sarvestani met zijn producties laat zien dat hij zélf zijn richting wil bepalen, krijgt hij nog altijd hetzelfde advies: ‘maak nou toch iets over jouw land, jouw cultuur’. Waarom probeert de artistieke wereld buitenlandse makers zo’n label op te plakken, vraagt hij zich af. “Het klopt dat we een andere cultuur hebben maar dat maakt Nederland toch juist leuker. Ik hoef toch niet te worden gereduceerd tot mijn afkomst? Ik ben niemands migrant. Ik ben een individu, net als ieder ander. Ik heb mijn eigen leven dat ik volgens mijn regels wil leiden. En als maker wil ik mijn eigen artistieke keuzes kunnen maken.”
“
Ik had de regels van het artistieke spel hier snel door, maar wil naar niemands pijpen dansen
Het valt Kamali Sarvestani daarnaast op hoe geëmigreerde kunstenaars door sommige personen binnen de artistieke industrie als zielig worden beschouwd, als persoon dat steun nodig heeft. “Maar we zijn geen slachtoffers. Ik ben bijvoorbeeld niet eens een vluchteling. Toch denken mensen dat, en hebben ze medelijden met me… Zo wil ik niet worden gezien. Ik geef niemand een reden om me zo te zien; ik vraag nergens om.” De filmmaker heeft niets tegen mensen die artiesten met een migratieachtergrond steunen. “Mijn docent aan de Rietveld Academie gebruikte bijvoorbeeld zijn eigen artistieke netwerk om buitenlandse studenten een duwtje in de rug te geven. Dat vond ik heel fijn. Maar aan de andere kant was hij diep teleurgesteld toen ik zijn advies niet opvolgde om iets over Iran te maken. Toen was ik ‘zijn migrant’ niet meer. Hij verwachtte iets van mij dat ik hem niet kon geven. Dat zorgde voor een breuk. Na mijn studies ben ik veel vergelijkbare situaties tegengekomen. Het was echt een patroon.”
Kamali Sarvestani is niet verbitterd, maar eerder realistisch: “Ik had de regels van het artistieke spel in Nederland redelijk snel door. Toen dacht ik: oké, hier werkt het zo. Maar dat wil niet zeggen dat ik naar ieders pijpen moet dansen, toch? Ik doe gewoon verder mijn ding. Zoals altijd.”
Kamali Sarvestani’s documentaire ‘Chauka, Please Tell Us the Time’ is op 22 maart op NPO2 Plus te zien. Het is ook mogelijk om de film op Vimeo on demand te bekijken.