“De milieuwinst van innovaties wordt vaak niet beloond, omdat ‘milieu’ niet wordt meegenomen in de marktprijs
Het probleem is alleen dat de meeste technieken niet verder komen dan de beginfase: een experiment, een prototype of demo, een proefwijk of proeffabriek. Daarna krijgen innovaties vaak te maken met wat de valley of death of vallei des doods wordt genoemd: een onzekere periode die aanbreekt nádat kennis is ontwikkeld, maar vóórdat een bedrijf met een product de markt verovert.
In deze fase zijn investeerders nog niet bereid om geld te geven voor bijvoorbeeld de bouw van grote fabrieken waarmee de productie kan worden opgeschaald. Hier komt bij dat de milieuwinst van innovaties vaak niet beloond wordt, omdat ‘milieu’ niet wordt meegenomen in de marktprijs en belastingen. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving profiteert Nederland hierdoor bijvoorbeeld minder van de kansen die er zijn dan zou kunnen.
Vallei des doods
“Innovaties worden tegengewerkt door spelers uit ‘het oude systeem’
Slechts enkele innovaties ‘overleven’ de moeilijke aanloopfase en zelfs die komen gemiddeld pas vijf tot tien jaar na de eerste prototypes op de markt. Duurzame innovaties hebben hier bovendien meer dan gemiddeld last van, volgens het PBL – omdat de milieuwinst niet wordt beloond en durfinvesteringen daardoor niet van de grond komen.
Maatschappelijke acceptatie
Het kost tijd om aan het begin van het proces draagvlak te creëren, maar die tijd kan zich later terugbetalen. Nu zijn veel burgers nog niet enthousiast over de overstap van gas naar warmtepompen, bleek uit recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau. Ook de weerstand tegen biomassa als ‘duurzame’ energiebron groeit. Als de hoeveelheid bio-energie – momenteel verantwoordelijk voor de helft van de duurzaam opgewekte energie in Nederland – niet door kan groeien, dan moet dit opgevangen worden met alternatieve technologieën of andere duurzame energiebronnen.
“We hadden maar vijf jaar nodig om over te stappen op de smartphone
Toch is dat draagvlak noodzakelijk. We hebben al eerder gezien hoe snel de samenleving nieuwe ontwikkelingen kan omarmen, zodra die voor burgers interessant worden: we hadden maar vijf jaar nodig om met zijn allen over te stappen op de smartphone. Dat komt doordat bij transities vrijwel altijd een kantelpunt te zien is: als al je buren zonnepanelen hebben en de helft van je vrienden elektrisch rijdt, dan zul jij zeker ook overschakelen. Als het aantal oplaadpunten toeneemt wordt elektrisch rijden aantrekkelijker dan fossiel; als technieken grootschalig worden uitgerold, dan zakken de prijzen tot lager dan van tevoren mogelijk werd gedacht. Dat is al gebeurd met zonnepanelen en windmolens (op zee).
Zelfs de elektrische auto wordt uiteindelijk waarschijnlijk goedkoper dan de benzineauto, omdat hij eenvoudiger te ontwerpen en produceren is. Zodra meerdere maatschappelijke, economische en technologische factoren elkaar versterken komt de transitie in een versnelling.
De afgelopen tien jaar kon de overheid de energietransitie in gang zetten door te focussen op bewezen technologieën en terreinen waar ze veel grip op had en waar maatschappelijke weerstand laag was. De komende jaren zal de uitdaging vooral zijn om de transitie, als die eenmaal op gang is gekomen, op schema te houden.