Achtergrond

Calais: een humanitaire ramp in slow motion

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Aanstaande maandag gaan publicist Paul Scheffer en politiek filosoof Tamar de Waal in de Balie in gesprek naar aanleiding van de documentaire die Teun Voeten en Maaike Engels maakten over de problematiek in Calais. De avond begint om 20.00. Lees er hier meer over.

The Jungle. Zo heet het kamp vijf kilometer buiten het centrum van Calais waar duizenden migranten en vluchtelingen in schrijnende omstandigheden bivakkeren, vlak voor de eindstreep gestrand na een barre tocht van soms vele duizenden kilometers. Allemaal hopen ze in het Verenigd Koninkrijk te geraken. Of dat nu per boot, trein, vrachtwagen of desnoods zwemmend is. Van alle vluchtelingenkampen die we ooit bezocht hebben, Congo, Oeganda, Pakistan, Bosnië, Libanon, Turkije, is dit veruit het smerigste en meest chaotische.

vluchtelingenkamp in calais
Foto: Teun Voeten

Vluchtelingenkamp is nog teveel gezegd. Dat veronderstelt structuren, organisatie, een betrokkenheid van overheid en professionele hulporganisaties. Maar die zijn afwezig. De jungle is een chaotische en anarchistische bidonville, oncontroleerbaar uitdijend onder de rook van chemische industrie die een zure en penetrante lucht verspreidt. ‘Een Seveso-zone”, zegt vrijwilliger François Gvennoc, verwijzend naar de milieuramp in het Noord-Italiaanse stadje waar grote hoeveelheden dioxine vrijkwamen.

De overheid doet er alles aan om het er zo oncomfortabel mogelijk te maken. Ja, er zijn wat lantaarnpalen neergezet zodat de jungle ’s nachts niet in complete duisternis gehuld het toneel wordt van beroving en verkrachting. Verder beperkt de overheidsbemoeienis zich tot het ontruimen van kampementjes in de stad zelf en het bulldozeren van tentjes die Calais te dicht naderen. Het actieve ontmoedigingsbeleid faalt volkomen. Van begin september tot half oktober is het inwonertal van de jungle bijna verdubbeld. Er ‘wonen’ nu 6000 mensen. Begin 2015 waren er dat nog geen 1000.

Lantaarnpalen zijn neergezet zodat de jungle 's nachts niet het toneel wordt van beroving en verkrachting

De jungle begint onder een afrit van de snelweg naar de haven, afrit 2, Oye-Plage. Ooit een ongerept natuurgebied waar tussen blauw helmgras en duindoornstruiken de zeldzame bontbekplevier foerageerde, is de duinzone nu verworden tot een voortwoekerende massa tentjes, een aanzwellende stroom kruiend afval temidden van regenplassen en modderige paadjes. Tot zover het oog reikt. Af en toe een slordig in elkaar getimmerd onderkomen, bespannen met dekzeil dat in de wind klappert. Soedanezen, Afghanen, Ethiopiërs en Eritreeërs vormen de grootste vluchtelingengroepen maar er zijn ook Koeweiti’s, Irakezen, Iraniërs en Pakistanen. Elke groep heeft zo zijn eigen sector in het kamp. Daartussen lopen Albanese mensensmokkelaars. Winkeltjes, restaurants en zelfs een fietsenmaker geven aan dat de bewoners weten dat hun verblijf wel eens langer zou kunnen duren als ze gehoopt hadden.            

De Syriërs, als oorlogsvluchtelingen par excellence, zonderden zich af, bang om anoniem ten onder te gaan in de zee van wanhopige gelukszoekers in de jungle. Ze verbleven tot voor kort onder de luifel van een hangar en bij een kerk in het centrum van Calais, maakten hun omgeving schoon en onderhielden goede contacten met de buurt. Eind september werden ze alsnog door de politie met veel machtsvertoon weggejaagd. ‘Ze gaven ons een half uur om ons boeltje te pakken. Een paar van ons wilden later terugkomen om wat vergeten spullen op te halen. We werden tegengehouden en met traangas bespoten’, zegt Odai, in een stuk jungle waar de Syriërs nu noodgedwongen zijn neergestreken. Hij kijkt misprijzend om zich heen en beklaagt zich over de smerigheid.

In de jungle hangt die typische derdewereldstank van uitwerpselen, rottend vuilnis, muffe kleren, zweet, walmen van generatoren en een gek chemisch geurtje van de fabriek verderop. Her en der staan wat latrines, maar deze zijn zo smerig dat je bewoners vertwijfeld de deur ziet opentrekken en weer dichtslaan om dan ergens in de bosjes hun behoefte te doen. Aandoeningen als schurft, luchtweginfecties zijn algemeen, de eerste gevallen van TBC zijn al vastgesteld. Met de winter op komst zal de gezondsheidssituatie alleen maar verslechteren. Tot voor kort was de tent van Médecins du Monde de enige medische voorziening, in oktober kwam er ook een Eerste Hulppost in een caravan bij.

Er hangt een typische derdewereldstank van uitwerpselen, rottend vuilnis, muffe kleren en zweet

’s Avonds wordt de sfeer in de jungle grimmig. Vrouwen komen niet buiten, bang om verkracht te worden. De spanningen tussen bevolkingsgroepen lopen soms hoog op en ontaarden dan in vechtpartijen. In september gingen een paar honderd Afghanen en Soedanezen elkaar te lijf, met stokken en metalen staven, na een ruzie over een gestolen fiets. Tijdens voedseldistributies heerst het recht van de sterkste, vrouwen en kinderen hebben het nakijken. Welcome in the Jungle.

Hulpvacuüm
Waarom schitteren de grote internationale hulporganisaties zoals het ICRC en het UNHCR door afwezigheid? Oorlogscorrespondent en hulverleningexpert Linda Polman zag in Lesbos hetzelfde. ‘Het Europees beleid streeft naar de opvang in de regio’, legt Polman uit. ‘En de grote organisaties zijn voor hun financiering afhankelijk van de regeringen die dat beleid willen implementeren. Het klinkt hard, maar je moet je broodheer dienen.’

Dit hulpverleningsvacuüm wordt opgevuld door een breed scala van mensen en organisaties, toevallige passanten, betrokken burgers, kleine maar flexibele en onafhankelijke organisaties. Ze komen in groepen of alleen, verlenen zowel incidenteel als structureel hulp. Soms acute noodhulp, soms culturele initiatieven.  Ze worden gedreven door uiteenlopende motieven. Sommigen handelen vanuit religieuze of politieke overtuiging, anderen konden het gewoonweg ‘niet langer aanzien’.  Soms is de scheidslijn tussen altruïsme en egoisme diffuus, en bewijzen hulpverleners voornamelijk zichzelf een dienst. Aske, een Deense kunstenaar en liftende reiziger die met tussenpozen bij de Somalische vluchtelingen in een tent verblijft en daar dramatische, expressionistische portretten schildert bekent het eerlijk. ‘Natuurlijk winnen veel vrijwilligers er mee. Opeens heeft hun leven betekenenis, een doel.’


Foto: Teun Voeten

De Britse Mary Jones richtte een bibliotheekje op waar kampbewoners boeken kunnen lezen en lenen. Terugbrengen hoeft niet, doorgeven is ook goed. De kwaliteit van het assortiment in ‘Jungle Books’ is wisselend. De Da Vinci Code, maar ook Wuthering Heights.  ‘We zijn afhankelijk van giften’, aldus Mary. ‘Mensen geven wat ze kunnen missen na het opruimen van hun zolder.’ Niet alles is geschikt. Met een verhandeling over Glutenvrij dieet wordt de kachel aangemaakt. Een jonge Soedanees, voormalig student Engelse literatuur, vertrekt glunderend met Othello, Hamlet en Romeo and Juliette onder zijn arm. In de uit spaanplaat en landbouwplastic opgetrokken ‘leeszaal’ worden muziek- en taallessen gegeven. Verderop in het kamp is een heuse galerie.

Britse tandartsen houden praktijk in een oude caravan. Facebook-groepen delen voedsel uit. Weer anderen proberen tegen de klippen op het vuilnis weg te werken waarmee het hele kamp in toenemende mate dichtslibt. De Belgische Franky Delamillieure is er ieder weekend druk mee. Van zijn bescheiden salaris koopt hij vuilniszakken die hij verdeelt onder een groep Soedanezen. Met de opdracht deze te vullen komt hij de volgende dag met zijn aanhanger het afval afvoeren. ‘Je moet de mensen zelf aan het werk zetten’, zegt Claws Tohsche, een voormalig Duitse reserve-officier die in Irak en Afghanistan heeft gediend. ‘Je geeft een verkeerd signaal als je hun troep opruimt. Je moet de migranten zo snel mogelijk wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid.’

Veel van de vrijwilligers zijn Engelsen. Volgens de Nederlandse Milly Wouters, al jaren woonachtig in Engeland, is dat een typisch anarchistische trekje in de Britten. ‘Het activisme is een rebellie tegen het conservatieve, neo-liberale beleid van Cameron’, verklaart ze.  Een groep Pakistaanse hulpverleners van de Islamic Unity Society Aid Group uit Manchester zien in het hulpverleningsvacuum een risico voor radicalisering. Mensen die zich in de steek gelaten voelen, zijn vatbaarder voor extremistische propaganda van ISIS. Door als gematigde moslims een helpende hand te bieden, hopen ze dit te voorkomen.  

De Fransen mogen dan een socialistische traditie hebben, op hun eigen territorium laten ze het behoorlijk afweten. De lokale organisatie ‘Auberge de Migrants’ is een uitzondering. De energieke zestiger Maya Konforti uit Calais, is de spil van de organisatie. Maya is zonder het te willen nu de mater familias van het kamp geworden en probeert de vaak goedbedoelde, maar slecht georganiseerde burgerinititatieven in goede banen te leiden. Even tevoren hebben we gezien hoe een met kleren volgepakte auto van Antwerpse vrijwilligers belaagd wordt door een grote groep mensen. Ze weten niet beter dan alle deuren open te zetten, waarna de auto wordt geplunderd door een joelende menigte. Een pijnlijk tafereel. ‘Het is verdrietig om te zien hoe goedbedoelde acties compleet uit de hand lopen. Mensen die hier op eigen houtje komen zijn niet voorbereid op de grillige, explosieve groepsdynamiek van een berooide, wanhopige massa die soms op een kudde wilde dieren lijkt. Het heet hier niet voor niets de jungle.’

De ondankbare vluchteling
Stuitend is de grote hoeveelheden voedsel dat wordt weggesmeten. Soms circuleert er het gerucht dat de maaltijden voorbij de houdsbaarheidsdatum zijn, of zelfs bewust vergiftigd zijn. Ook de vele stapels weggegooide kleren zijn een onprettig gezicht. Blinkend gepoetste handgemaakte leren schoenen, keurig bijeengebonden met crêpetape, voor het gemak de maat nog op het tape geschreven. Witte warme thermo-shirts, gloednieuw, het label er nog aan. Pakketjes fris gewassen kinderkleertjes, knuffels en luiers. Kleurrijke sjaals, ook te gebruiken als hoofddoek. Converse All Stars. Levi's jeans. Warme dekens, lieve briefjes. Een vrijwilligster vindt een mooie sjaal voor haarzelf. Ook wij vissen het perfecte katoenen journalistenshirt uit een een andere hoop. Is het de fout van welwillende donoren, die zonder zich te verdiepen in de werkelijke noden en effective distributiemechanismes, de hulpbehoevenden overspoelen met een tsunami van hulpgoederen? Kwade tongen spreken over ‘De Verwende Vluchteling’. Is recepient fatigue een stil verzet tegen de asymmetrische verhouding tussen gever en ontvanger die door het accepteren van giften wordt bestendigd? Is de vluchteling van vandaag, in de woorden van Linda Polman, een ‘kritische hulpconsument’ geworden, die verdomd goed weet wat hij wil, maar vooral wat hij niet wil?

Een vrijwilligster vindt een mooie sjaal voor haarzelf

Dat beleefde dankbaarheid niet automatisch de reactie is die do-gooders in Calais kunnen verwachten, ondervinden we wanneer we zelf ook een kleine hulpactie starten. Onder vrienden, familie en zakenrelaties zamelen we geld in voor een Ethiopisch kerkje, gebouwd met boomstammen, plastic zeildoek en oude planken. We hebben tijdens onze reizen gezien hoe kerken vaak een baken van rust zijn in woelige oorlogsgebieden en daadwerkelijk praktische steun bieden. Help mensen zichzelf te helpen! Daarom geven we geen geld, maar kopen we voor meer dan duizend euro gereedschap bij RoyMerlin, de plaatselijke bouwmarkt, en kookgerief bij speciaalzaken in Rotterdam en Antwerpen. Alles natuurlijk van de beste kwaliteit. Met de wagen vol arriveren we zondag op de afgesproken tijd op de afgesproken plek. Het heeft hard geregend, modder maakt het pad naar de kerk onberijdbaar. Daarom hebben we Solomon en Mima, woordvoerders van de kerk, gevraagd of ze wat mannen kunnen sturen om de spullen naar het kerkje te dragen. Er staat niemand. Na herhaaldelijk bellen neemt een vermoeid en geirriteerd klinkende Solomon eindelijk op. We hebben hem in zijn dutje gestoord. Het was al teveel werk om een lijstje te maken van benodigd gereedschap, nu lijkt het weer teveel moeite om het zoveelste hulpkonvooi te helpen uitladen. Ook het maken van een foto, om aan het thuisfront te laten zien dat stapel hulpgoederen veilig is aangekomen op de plek van bestemming, is teveel gevraagd. ‘Kom later maar terug’, wimpelt Solomon ons af. Een bescheiden dankwoord horen we niet.  We laten de spullen achter in de opslag van de kerk en vragen ons met plaatsvervangende schaamte af hoe we dit verhaal kunnen verkopen aan onze donoren. De rest van het geld geven we aan Franky en Maya die dat wel appreciëren. En we hopen maar dat het gereedschap goed gebruikt zal worden om winterharde onderkomens te bouwen.

Internationale solidariteit
Aan de rand van het kamp staan enkele met pamfletten beplakte caravans van Solidarity Network, een groep radicale activisten en antiglobalisten.  ‘No Borders’ is hun motto, waarmee ze bedoelen dat vooral de UK de grenzen moet openzetten. Of Saoedi-Arabië en DR Congo dat dan, in het kader van de algehele solidariteit, ook maar moeten doen, is niet duidelijk. We willen ze spreken. Maar dat kan zomaar niet. ‘Op onze site staat ons mediabeleid’, zeggen ze, ‘We hebben het altijd erg druk en communiceren enkel via onze eigen media’, staat er. ‘Slechts bij hoge uitzondering staan we journalisten te woord.’ Begrijpelijk, want ze zijn het beu om door de kapitalistische pers verkeerd begrepen te worden. Beleefd dienen we een uigebreid interviewverzoek in. ‘Sorry, but we will not be giving you an interview’, luidt het éénregelige antwoord twee weken later. Daarom zoeken we ze op ze in het hol van de leeuw. Op een groene heuvel in het hart van de jungle houden ze zich schuil en bereiden ze zich, in splendid isolation en rotsvast overtuigd van hun eigen gelijk, voor op protestacties die voornamelijk resulteren in het irriteren van de bewoners van Calais, het provoceren van de autoriteiten en het creëren van valse hoop onder de migranten. Wekelijks marcheren ze met hun opgetrommeld legertje van asielzoekers naar het centrum om daar te demonstreren.

Een ongewassen jongen in een rafelige camobroek, zijn blonde dreadlocks tot boven de oren aan weerszijden weggeschoren en bijeengebonden met een paars touwtje, knaagt als een rat aan een groot stuk harde parmezaanse kaas. Met volle mond wijst hij naar een paar activisten die verderop in een kring op de grond zitten. Een magere, bleke jongen staat op en komt naar ons toegeslenterd. Vorige week vroeg hij ons nog, vers gearriveerd in het kamp en wat onzeker, met lijzige stem om hun protestmars te verslaan, vooral het extreme politiegeweld, dat echter uitbleef. Nu is hij blijkbaar al lekker gesettled en helemaal ingeburgerd. Hij staat ons te woord conform het groepsdictaat. ‘We don’t have journalists here’, stottert hij. ‘It is eh, like.. it’s nothing, eh.. like.. nothing against like, eh, like people like you, but it is like,  eh, well, you know, eh, it is like, eh, the relationship that we, eh, like have, eh with people, is like I mean really, like compromised by, you know, having journalists around’. We kunnen weinig met dit statement. Een meisje met clown-rode haren schiet te hulp. Het is hetzelfde kind dat ons een week geleden glunderend vertelde dat iedereen hier in de jungle zo goed Engels sprak, dat iedereen in de UK welkom was en zeker een baantje kon vinden, of het er nu één miljoen, tien miljoen of honderd miljoen waren. ‘You know, it is like, you know, this is like a journalist free space’, besluit ze. Daar hebben we niet van terug. ‘Like eh, like eh, in North Korea?’ opperen we voorzichtig. Ze kunnen de grap niet waarderen en zijn gekwetst. Ons interview kunnen we wel vergeten.

Zaterdag demonstratiedag
Zaterdag bezoeken niet alleen honderden freelance vrijwilligers de jungle, maar is het ook de vaste demonstratiedag. Kampbewoners trekken joelend naar het centrum. FreeDoom! staat er op een spandoek te lezen. Is dit subtiele, existentiële ironie, of hebben de demonstranten, ondanks de supervisie van de antiglobalisten, gewoon een spelfout gemaakt? Een andere man demonstreert onverschillig met de achterkant van zijn protestbord waar een reclame voor La Poste op staat. Hij wordt gecorrigeerd door een activist die het bord omdraait. Een andere migrant verbetert hem nog een keer, als hij het bord met Arabische schrift vertikaal in plaats van horizontaal houdt.

Begin september mogen de migranten nog op het plein voor het stadhuis demonstreren. Burgemeester Natacha Bouchart komt naar buiten komt en gaat in met hen in gesprek. Met behulp van een tolk spreekt ze met een Soedanees die, klaarblijkelijk onbekend met enig protocol of Westerse fatsoensnormen, zijn enorme, pikzwarte zonnebril op deze bewolkte dag ophoudt. Een hoogopgeleide Syriër vertelt daarna in perfect Engels zijn hartverscheurend verhaal en spreekt zijn wens uit om naar zijn familie in Engeland te gaan. Hij weet zelfs de burgemeester zichtbaar te ontroeren. Madame la Bourgmestre is natuurlijk onmachtig om iets te doen, want het zijn niet de gemeentelijke autoriteiten die de Britse immigratiepolitiek kunnen veranderen.

Een week later verstoren migranten en actievoerders een fotosessie van een bruiloft en is het plein voor het Hôtel de Ville voortaan verboden terrein voor manifestations. De daaropvolgende zaterdag worden de manifestanten tegen gehouden door een haag van politie, knuppels, schilden en traangas in de aanslag. Tegenover een SE SHOP, de X is van het uithangbord gevallen, scandeert een honderdtal vluchtelingen, aangevuurd door activisten hun slogans. No jungle! Jungle for animals! Open the Border! Freedom! We vragen een Afrikaanse migrant wat voor soort Freedom hij nastreeft. No English, zegt hij, als we de vraag drie keer herhaald hebben. Hij vervolgt zijn protest. ‘No Borders’ is de uitgekauwde mantra van iedereen die de vluchtelingen een warm hart toedraagt. ‘Vanuit de ruimte zie je geen grenzen’, legt een Nederlandse theatermaakster ons stralend uit. ‘Vanuit de ruimte zie je ook geen mensenrechten’, merken we op. Daar moet ze even over nadenken en gaat weer door met demonstreren.

‘In het Open-de-Grenzen-Debat lopen verschillende argumentaties door elkaar heen’, analyseert Paul Scheffer als we de migratieprofessor later in zijn kantoor in de Amstel spreken. ‘Allereerst een morele verplichting om de grenzen te openen voor de minder fortuinlijken. Dan eigenbelang, want migranten zouden goed voor de economie zijn. Daarbovenop redeneert men dat we de grenzen toch niet kunnen controleren, dus we kunnen net zo goed iedereen maar binnen laten. Omdat dat argument ook niet echt overtuigend is, wijst men tenslotte op internationale verdragen die ons verplichten vluchtelingen op te nemen. Die vier argumenten kom je steeds weer in een andere mengelmoes tegen.’


Foto: Teun Voeten

Terug naar de demonstratie. Achter het politiecordon slaan vijf Calasiens het protest gade. Woest zijn ze. ‘Honteux, schaamteloos’, briesen ze. ‘We worden er ziek van. Dat ze maar oprotten, terug naar hun eigen land. Le Pen zou wel raad weten met dat tuig.’ Wat vreten les clandestins dan allemaal wel niet uit, willen we weten. ‘Ze stelen onze fietsen’, zegt er een. ‘Als je op vakantie gaat, hebben ze het recht je huis te kraken’, vult zijn buurman hem bij. ‘En wij hebben dan het recht om onze mond te houden’, zegt een ander. ‘Les femmes !’, schreeuwt de eerste weer.  ‘Oui, nôtres femmes !’, beaamt de ander.

Het verhaal van tijdens de vakantie gekraakte woningen, valt niet te confirmeren, maar het is duidelijk dat niet alle Calasiens gecharmeerd zijn van de bidonville die als een steenpuist op hun stadje verrijst. Maya legt uit dat het aanvankelijk unheimisch overkwam ‘Je zult ‘s avonds maar je hond uitlaten en opeens doemt uit het niets een groep van 20 donkere mensen op, onderweg naar de kanaaltunnel. De eerste keer schrik je. Dan wen je eraan.’ Naast de jungle staat een wit huis met dichtgelaten rolluiken waar twee dozijn Afrikanen met smartphones zich ophouden. Ze staan op het gazon, lummelen voor de garagepoort en hangen tegen de voordeur. Het ziet er bedreigend uit. ‘Open WiFi’, legt een migrant uit.

Toeristische attracties
Calais is niet bepaald het Nice van het Noorden. Aan het begin van Tweede Wereldoorlog is de stad flink bestookt, eerst door de Engelsen, later door de Duitsers. Tenslotte is het oude centrum bij de haven in 1944 volledig platgegooid, ditmaal weer door de Engelsen. Een vergissingsbombardement, want Duinkerken waar de Duitsers zich verschanst hadden, was het geplande doelwit. De verwoeste stad werd opgebouwd in die zeldzaam troosteloze stijl waarop de Fransen het patent lijken te hebben. De werkloosheid in Calais bedraagt rond de 20 procent. Een flink deel van de bevolking ziet er met ingevallen ogen en strakke, verbeten koppies uit alsof ze een serieus probleem hebben met heroïne of crystal meth. Een plaatselijke muzikant die we in de kroeg tegenkomen bevestigt deze vermoedens. Cafees in Calais dragen droeve namen als ‘Plan B’ en ‘Le Detroit’. Disco ‘Le Tub’ in de Rue Royale is al jaren gesloten en de swinging seventies gevel, veel oranje en mosgroene driedimensionale plexiglas elementen, valt langzaam uit elkaar. Trendy ontwikkelingen in de contemporaine party en dance scene zijn voorbijgegaan aan de ‘Bar à Bulles’. Op zaterdagavond is de discobar stampvol. Meisjes van middelbare leeftijd op skai lederen laarsjes dansen op de beat van ‘There is Magic in the Air, Olé, Olé Olé’ en ‘Girls Just Wanna Have Fun’ die de DJ per microfoon aankondigt onder een lichtshow van laserstralen en spiegelbollen. Voorin de disco staan ongure kaalkoppen, hoogstwaarschijnlijk Albanese passeurs, mensensmokkelaars, een biertje te drinken en naar de vrouwtjes te loeren.

Toch heeft Calais zeker zijn charme. In het bureau de tourisme staat een rek vol met kleurige folders van de plaatselijke bezienswaardigheden. Blériot Plage, waar de onvervaarde Louis Blériot in 1909 zijn historische vlucht over het kanaal begon in een gammele kist van linnen en planken. Er staan schitterende forten en een citadel die uit de middeleeuwen stamt. Calais is trots op de dertiende-eeuwse Nôtre Dame kerk, waar president Charles de Gaulle ooit getrouwd is. Tegenover het prachtige gemeentehuis waarvan de klokkentoren in een onwaarachtige barokke eclectische stijl wel 75 meter hoog verrijst, is het Parc Saint Pierre waarin het oorlogsmuseum in een enorme, met wilde wingerd overgroeide bunker gehuisvest is. Verderop staat het magnifieke standbeeld van Rodin, ‘Les Bourgeois de Calais’, een ode aan zes dappere burgers die hun leven wilden opofferen opdat de stad gespaard bleef tijdens het Engels beleg van 1347. Het pompeuze Grand Théâtre lijkt de Opera in Parijs naar de kroon te willen steken. Dan zijn er de eindeloze rustige stranden, die overgaan in een schitterende natuurgebied bij Cap Gris Nez. Zondag middag trekt de burgerij naar de zee, eet een frietje bij ‘Friterie des Nations’ en flaneert op de pier waaraan op de kop een tiental vissers gemoedelijk met elkaar keuvelen terwijl ze om de zoveel tijd een kabeljauw of schol naar binnen draaien. De ferryboten van P&O en DFDS varen af en aan. Op een heldere dag kun je de blanke krijtrotsen van Dover zien. Ja, de directrice van het toerismekantoor is fier op de stad, maar wil geen enkele mededeling doen over de invloed van de migrantenstroom op het toerisme. Het is al moeilijk genoeg.

De migranten lijken afwezig in het dagelijks leven downtown. Pas als de schemering valt, komen ze tevoorschijn, en beginnen ze hun lange tocht, bijna 10 kilometer, van de jungle naar het omheinde Eurotunnel complex. Daar zie je dan groepjes schimmige figuren schuifelen die proberen over het hek te springen om zich in een vrachtauto te verschansen of op een rijdende trein te springen. Soms lopen groepen migranten zelfs de tunnel binnen. In de zomer waren er dagen met complete bestormingen. Volgens John Keefe, woordvoerder van de Eurotunnel, waren er vaak nachten met 2000 indringers. ‘Dat is natuurlijk waanzin. Zo kun je geen spoorlijn exploiteren.’ Keefe spreekt zichtbaar aangedaan over een categorie slachtoffers van het vluchtelingendrama die nauwelijks bekend is. De treinmachinisten, die onverhoopt een migrant dood hebben gereden in de tunnel. ‘Voor het leven getraumatiseerd’, verzucht Keefe.

Intussen zijn er miljoenen geïnvesteerd om het Eurotunnelcomplex tot een onneembare vesting te maken. Maar 100 % waterdicht maken is onmogelijk. Ook bij de haven, iets dichter bij de jungle, verkennen groepen vluchtelingen de omheining die daar de laatste maanden aanzienlijk verhoogd en versterkt is. Duistere silhouetten houden zich schuil onder viaducten, steken onvoorzichtig wegen over, in het beste geval beschenen door oranje straatlichten, maar meestal onzichtbaar voor aanstormend verkeer. Ook wij rijden op een nachtelijke tocht bijna een paar vluchtelingen aan. Politiewagens patrouilleren op zoek naar infiltranten. Een kat en muis spel. Hoeveel migranten het daadwerkelijk lukt om de laatste barrière naar Engeland te slechten is onbekend. Men schat een paar tientallen per week. Wel bekend is het aantal dodelijke slachtoffers. Soms drie in een drukke week. Vermangeld door treinen, geëlectrocuteerd door de bovenleiding, verdronken op zee, gestikt in vrachtwagens, aangereden op de snelweg. Op een apart plaatsje op het Cimetière Nord de Calais vinden ze hun laatste rustplaats.

Verblind konijn
Het is duidelijk dat er deze winter een humanitaire ramp op komst is in de jungle van Calais. Het moge ook duidelijk zijn dat een Europees beleid niet bestaat. Europa reageert als een verlamd konijn in het verblindende licht van aanstormende vluchtelingenmassa’s. Het huidige beleid is een voortdurende improvisatie, een opeenvolging van stoplappen, ad-hoc oplossingen en paniekvoetbal. Ondertussen brokkelt het maatschappelijk draagvlak voor vluchtelingenopvang snel af. Wellicht omdat het grotendeels was gebaseerd op collectief gedeelde emoties veroorzaakt door de dramatische beelden van de verdronken peuter Aylan. Nu volgt de ontnuchtering en steken andere emoties de kop op. Paul Scheffer spreekt zijn bezorgdheid uit over de polarisatie van het debat. ‘Het is fataal zoals de samenleving zich nu opdeelt in het lichte en het donkere kamp, tussen het Goede en Kwade. Of je bent voor open grenzen, of je wilt Europa afsluiten. Maar ik geloof dat de meerderheid ergens onzeker tussen die uitersten zit en aarzelt tot hoever onze verantwoordelijkheid kan reiken.  En die meerderheid moet een stem vinden.’

Boven alles moge het duidelijk zijn dat Europa spoedig, voordat er onomkeerbare feiten op de grond geschapen zijn, een gemeenschappelijke politiek moet formuleren die barmhartigheid met standvastigheid combineert. Dat grote politieke beleidslijnen zich soms niet laten verenigen met de kleine menselijke drama’s, is het eeuwige dilemma waarmee we moeten leren leven. 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons