Veel kleine ontwikkelingsorganisaties zijn gewend om zelf te bepalen welk dorp ze helpen, en of ze daar een schooltje bouwen of een waterput slaan. Volgens Maarten Kuijpers van PI Wijzer past die aanpak niet bij de snelle ontwikkelingen in opkomende landen. Oproep: verwissel de rol van aannemer en uitvoerder, voor die van makelaar.
Door Maarten Kuijpers – PI Wijzer
De meeste particuliere initiatieven zijn opgericht om een concreet probleem op te lossen. De initiatiefnemer ging op reis naar een ver land, bezocht een dorp en ontmoette daar een bijzondere inwoner die hem (of haar) wees op de kapotte waterpomp of op het schooltje zonder dak. Na thuiskomst steekt hij de handen uit de mouwen: hij maakt een plan, zoekt uit hoe dat kan worden verwezenlijkt en zamelt zelf het benodigde geld in – vaak met hulp van een voor dit doel opgerichte stichting. Met regelmaat reist hij terug naar het projectgebied om te kijken hoe de gemeenschap zich (dankzij zijn hulp) ontwikkelt.
Dat kleine initiatieven op deze manier tot stand komen, komt deels door de omstandigheden in ontwikkelingslanden. Door armoede, gebrek aan onderwijs en een slechte infrastructuur zijn de ontvangers van hulp meestal niet in staat om een actieve rol te spelen bij het opstarten en uitvoeren van een ontwikkelingsplan. Het zijn de vrijwilligers uit Nederland die ervoor zorgen dat een project daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
Grootmachten
De afgelopen decennia is er echter een hoop ten goede veranderd. Landen als Brazilië en India zijn economische grootmachten geworden. Daarmee is armoede in die landen niet verdwenen: geen land ter wereld telt zoveel armen als India. Maar de infrastructuur is er verbeterd, de communicatiemogelijkheden nog meer en er zijn nu veel Indiërs met goede inkomens die de rol van filantroop op zich kunnen nemen. Hetzelfde gaat op voor Ghana, Brazilië, Roemenië, Indonesië en andere middeninkomenslanden waar veel particulieren hun initiatief hebben. Dat roept meteen ook een vraag op: is de manier waarop kleine ontwikkelingsorganisaties arme gemeenschappen helpen nog van deze tijd? Doen ze, anders gezegd, nog wel de goede dingen?
Inwoners van middeninkomenslanden hebben zeker nog baat bij hulp van particuliere initiatieven, zo concludeert de Adviesraad Internationale Vraagstukken in het rapport Ongelijke werelden. Mogelijk krijgen kleine organisaties in de toekomst zelfs een grote rol. De invulling van die rol zal echter wel anders zijn, want de overheden van dergelijke landen zijn nu zelf in staat om scholen en ziekenhuizen te bouwen. Wat heeft het voor zin om vanuit Nederland bakstenen voor een school te financieren als de Ghanese regering een vijfde van de nationale begroting investeert in onderwijs? Is het dan niet beter om, in overleg met die regering, leraren te trainen of ouders bewust te maken van het belang van scholing?
Een initiatief in Brazilië worstelt met de veranderende verhoudingen. De stichting verspreidt haar hulpgelden via Nederlandse paters, maar dat netwerk verdwijnt. Tegelijkertijd komen er steeds meer rijke(re) Brazilianen bij. Een kwart van de bevolking leeft echter nog onder de armoedegrens. Moet de stichting daar verantwoordelijkheid voor nemen of zijn de Brazilianen nu zelf aan de beurt? De initiatiefnemers zijn zich op dit moment aan het heroriënteren.
In dienst
Het is niet langer vanzelfsprekend dat al het projectgeld uit Nederland komt: lokale filantropen kunnen best een bijdrage leveren. In India worden al verschillende projecten gesteund met lokaal geld dat is geworven door SMILE, de Indiase partnerorganisatie van Wilde Ganzen. Ontwikkelingsorganisatie Cordaid maakt in toenemende mate gebruik van lokale consultants. Als particuliere initiatieven deze manier van werken zouden adopteren, hoeven de bestuursleden minder vaak op-en-neer te reizen.
Kortom: het is niet meer noodzakelijk dat een particulier initiatief alle verantwoordelijkheid voor een project op zich neemt en bij alle onderdelen van de uitvoering betrokken is. Ontvangers van hulp kunnen beter aangeven wat ze nodig hebben en zelf delen van een project uitvoeren. Het particulier initiatief treedt eigenlijk bij hen ‘in dienst’ als ‘makelaar’. Dat houdt in dat het initiatief een schakel wordt tussen hulpvragers met een projectidee, donateurs, uitvoerders en andere belanghebbenden. De ‘makelaar’ kan betrokkenen in Nederland overbrengen in wat voor een omgeving het nieuwe project wordt neergezet, waarom dat de juiste locatie is en hoeveel geld (en opknapwerk) er nodig is. Daarnaast houdt hij in de gaten of het projectproces goed verloopt.
De nieuwe rolverdeling vormt een grote stap voor veel particuliere initiatieven, maar voor de duurzaamheid van hulpprojecten is de omwenteling essentieel. Want als stichtingen en kleine hulporganisaties voor het makelaarschap kiezen, worden de bewoners van arme en middeninkomenslanden echt ‘(huis)eigenaar’.