“De regen is verdwenen”, vertelt de 72-jarige Clemente Solíz, die in het dorpje Uru Llapallapani aan de rand van het voormalige meer woont. “Wat ermee is gebeurd? Dat weet alleen God.” Solíz is een van de ongeveer tweehonderd overgebleven inwoners van het dorpje. De andere helft is vertrokken naar steden in de buurt: hun leven als vissers konden zij niet volhouden, en van de paar planten die wel op de zoutvlakte groeien kunnen zij niet overleven.
Clemente Soliz bij zijn huis aan de rand van het voormalige meer. Foto: Eline van Nes
De Uru in Bolivia zijn een bijzonder volkje. Van oudsher leefden ze niet alleen rondom het meer; hun hele bestaan draaide om het water eruit. Hun dieet bestond uit alles wat met water te maken had: vissen, watervogels, waterplanten. Wonend op de woestijnachtige hoogvlakte van Bolivia en Peru, hadden ze weinig andere mogelijkheden. De grond is te zout aangezien deze vlakte in de prehistorie een zee was, en daardoor is landbouw geen optie. De Uru overleefden de komst van de Inca's en de komst van de Spanjaarden, en een onderzoek toonde aan dat hun originele afkomst nog altijd te herleiden is.
Opwarming van de aarde
Hoewel ze hun gewoontes enigszins aanpasten aan de gemakken van het moderne leven door ook televisie en frisdrank in huis te halen, bleven de Uru altijd waar ze waren: rondom de meren van de hoogvlakte van Bolivia. Maar nu staat hun manier van leven op een nieuwe manier onder druk nu het één na grootste meer in Bolivia is opgedroogd. Verschillende wetenschappers hebben wel ideeën over de oorzaken hiervan. En die hebben niet zoveel te maken met God, zoals Solíz beweert.
Klimaatverandering is een makkelijke zondebok
Volgens Milton Peréz, onderzoeker van de naburige technische universiteit van Oruro, is de gemiddelde temperatuur rondom het Poopómeer tussen 1995 en 2005 met 0,9 graden celsius gestegen. Allemaal te wijten aan de klimaatverandering, zo onderstreept ook de Boliviaanse regering. Het Poopómeer zou volgens hen sowieso in de toekomst uitdrogen, net als het meer dat nu bekendstaat als de toeristische zoutvlakte Salar de Uyuni. Door de opwarming van de aarde is dit proces in een stroomversnelling terecht gekomen.
Afval van mijnbouw
Jhonny Terazas Garcia van het onderzoeksinstituut CEPA in Oruro zegt echter dat er meer aan de hand is. In het kantoor van CEPA vertelt Garcia dat zij al twintig jaar onderzoek doen in en rondom het meer, en net zo lang al waarschuwen voor problemen door de vervuiling. “Voor de overheid is klimaatverandering een makkelijke zondebok”, zegt Garcia. “Maar de mijnbouw is hier minstens zo schuldig aan. Bedrijven rondom het meer dumpen hun afvalwater in de rivier, waardoor deze verstopt en vervuild raken.”
Het Poopómeer kwam in het verleden geregeld in het nieuws vanwege de vervuiling van de mijnbouw. Onderzoekers waarschuwden voor gevaarlijke hoeveelheden lood en andere zware metalen in het water. Zoutwinning op de vlakte die is overgebleven na het opdrogen van het Poopómeer is dan ook geen optie. Volgens Solíz zijn verschillende dorpelingen naar de zoutvlaktes Salar de Uyuni vertrokken om daar als dagloner in de zoutwinning te werken.
De overheid weet wat er gebeurt, maar voor de Boliviaanse economie is de mijnbouw té belangrijk
In Bolivia bestaat sinds 1992 een wet die het milieu moet beschermen, maar de uitvoering hiervan laat volgens Garcia sterk te wensen over. Om te ontdekken dat een bedrijf soms een lading afvalwater dumpt moet er constant gecontroleerd worden, en dat is in de afgelegen berggebieden erg moeilijk. Een onderzoeker die door CEPA werd gefinancierd om een boek te schrijven over de vervuiling in het gebied werd bovendien bedreigd. “Er wordt te veel geld verdiend”, vertelt Garcia. “Door de gemeentes zelf, die betaald krijgen door de bedrijven. De overheid weet wat er gebeurt, maar voor de Boliviaanse economie is de mijnbouw te belangrijk.”
Aangezien de overheid onder leiding van de inheemse president Evo Morales in de afgelopen tien jaar een aantal mijnbouwbedrijven heeft genationaliseerd, zijn zij zelf een belangrijke speler met bevoegdheden geworden in de sector. Protest tegen de mijnbouw is door de overheid met een nieuwe wet zelfs gecriminaliseerd, wat vragen oproept over waar de belangen van de overheid precies liggen.
Vergelijkbaar probleem
Hetzelfde probleem van uitdroging speelt rondom het Titicacameer, het hoogste meer ter wereld, dat Bolivia deelt met Peru. De overheden van de landen spraken recent af om samen te werken om het meer op te schonen van de vervuiling van onder andere de mijnbouw, en de eerste fase van een project dat 500 miljoen dollar moet kosten is begonnen. In 2025 moet het ecosysteem opgeschoond zijn. Aangezien het Titicacameer een belangrijke toeristische trekpleister is, hebben beide overheden er groot belang bij dat dit meer niet ook verdwijnt.
Van het meer is niet veel over. Foto: Eline van Nes
“Op zich is president Evo Morales niet onwelwillend", vertelt onderzoeker Garcia. “Het probleem is dat wij altijd communiceren met mensen uit zijn omgeving. Zodra iemand het probleem van de vervuiling begrijpt, verandert die weer van functie en zijn we weer terug bij af. Door deze ramp hopen we nu een kans te krijgen om Morales zelf te kunnen spreken, en dat zal hopelijk helpen.”
Voor het Poopómeer zal het te laat zijn: dat is nu echt verdwenen. Maar ook het Titicacameer krimpt. Op satellietbeelden is goed te zien hoeveel kleiner het meer werd in de afgelopen dertig jaar. Wanneer de uitdroging van de hoogvlakte doorzet zullen nog veel meer mensen moeten migreren. Vanwege de heftige El Niño van afgelopen maand, die juist hele delen van het laagland in Bolivia heeft doen overstromen is er veel discussie over klimaatverandering in het land. Mensen maken zich zorgen dat zij steeds moeilijkere jaren tegemoet zullen gaan.
Exodus
De 72-jarige Solíz heeft zijn buren en kinderen al zien vertrekken, waardoor zijn dorpje Llapallapani er uitziet als een spookstad. Als we de bewoners van de Salomonseilanden, die moesten verhuizen vanwege de stijgende zeespiegel klimaatvluchtelingen noemen, dan zijn de mensen uit Llapallapani dat ook.
De Boliviaanse regering deelt voedselpakketten uit aan achterblijvers zoals Solíz, die nog altijd hopen dat God het weer zal laten regenen. Maar zelfs al kwam er weer water in het meer, dan zou het nog jaren duren voordat het ecosysteem zich enigszins hersteld heeft. “Waarom zou ik nu nog weggaan?” zegt Solíz terwijl hij uitkijkt over de droge vlakte achter zijn huis, dat vele generaties lang het thuis van zijn familie was. “Dit plaatsje is alles dat ik ken. De paar jaar die ik nog voor me heb, kan ik net zo goed hier doorbrengen.”