Deze ‘boude’ stelling krijgt even het voordeel van de twijfel. volgens cijfers van de Wereldvoedselorganistie gooien rijke consumenten in het Westen elk jaar 222 miljoen ton voedsel weg. Evenveel als de hele huidige voedselproductie in sub-Sahara-Afrika. De gemiddelde Nederlander gooit jaarlijks voor 100 euro weg, berekende de universiteit Wageningen. Kunnen we dus met onze kliekjes aan de slag voor een betere wereld?
Bij de productie van voedselgranen verliezen we zo’n 4 miljard dollar per jaar, net zoveel als 10 jaar aan voedselhulp
Misleiding
Gerda verburg levert hier een sterk staaltje politieke retoriek. Zij doet welwillende burgers de valse belofte dat als we hier iets niet weggooien, dat ergens anders in een hongerige maag terechtkomt. Je hoorde dat vroeger vast ook van je ouders: ‘eet je bord leeg, want de negertjes in Afrika hebben honger’. Er zit nog meer misleiding in de stelling. Het is gewaagd om aan te nemen dat verlies in voedselketens aan het eind – bij de consument – aangepakt moet worden. We zouden veel beter kunnen kijken naar het verlies dat ontstaat bij de boer, en door gebrekkig transport en slechte opslag in de producerende landen. Deze zogenoemde naoogstverliezen kosten 25 tot 40 procent van de totale productie. Bij de productie van voedselgranen bijvoorbeeld verliezen we zo’n 4 miljard dollar per jaar, wat overeenkomt met de waarde van 10 jaar aan voedselhulp.
Schuur
Deze verliezen kunnen gemakkelijk voorkomen worden met doodsaaie, goedkope projecten als betere wegen en droge opslagschuren. Daar heb je vooral veel arbeid voor nodig, en die is er genoeg in ontwikkelingslanden.
Inefficiënties in de voedselketen kunnen het beste worden aangepakt bij de boer. Zorg bijvoorbeeld dat de handelaar de oogst sneller komt ophalen, waardoor de gewassen niet gaan rotten en onverkoopbaar zijn. Begin je bij de consument, dan krijg je te maken met een gemeen tweesnijdend zwaard. Als we voedselverspilling hier aanpakken, zal de wereldwijde vraag naar voedsel immers afnemen en daarmee de prijs dalen. Dat is voor arme producerende boeren – die vaak ook nog voedsel moeten kopen – al helemaal een strop. Zulke secundaire effecten worden vaak in de politiek niet meegenomen, maar boeren kunnen daar niet omheen.