Beeld: Ruslana Velychko via iStock
Essay

Uitstootvrij in 2050, het kán. Wat staat er in de weg?

Het mag wel een keer, goed nieuws te midden van de ecologische, economische en gezondheidscrisis waarin we ons bevinden. In 2050 kúnnen we wereldwijd een uitstootvrije economie hebben, zegt een groep experts uit de energiehoek. Maar hoe krijgen we het voor elkaar?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Je moet sterk in je schoenen staan, wil je je door 2020 niet van de wijs laten brengen. Onder Covid-19 wordt Nederland steeds grimmiger. Heb je gehoord dat de NOS de stickers van de satellietwagens haalt omdat journalisten steeds vaker en ernstiger bedreigd worden? Dat Kamerleden tegenwoordig de zij-ingangen van het Binnenhof prefereren omdat ze bij de hoofdingang van de Kamer worden belaagd door demonstranten? Minstens zo eng is de economische crisis die als een dreigende donderwolk boven ons hoofd hangt. En doen alsof de klimaatcrisis niet bestaat, valt ook steeds moeilijker vol te houden. Tel daar de traditionele herfstmalaise bij op, en je kunt waarschijnlijk wel een beetje goed nieuws gebruiken.

De sector acht het mogelijk: onder de gevreesde opwarming van 2°C blijven

Dat is er: het is technisch en economisch mogelijk om in 2050 wereldwijd een uitstootvrije economie te realiseren, schrijft de Energy Transitions Commission (ETC), waar onder meer BP en Shell deel van uitmaken, in het recent verschenen rapport Making Mission Possible – delivering a net-zero economy. Inderdaad, de sector zelf acht het mogelijk. En daarmee blijven we dan onder die gevreesde opwarming van 2°C. Halleluja!

De commissie beschrijft drie stappen. Allereerst gaan we minder energie verbruiken door de energie en materialen die voorhanden zijn efficiënter te gebruiken, bijvoorbeeld door in te zetten op circulariteit en gebouwen beter te isoleren. Vervolgens gaan we de hoeveelheid schone energie flink opschalen – denk wind-, zonne- en kernenergie. Stap 3: alleen nog schone energie gebruiken.

Klinkt misschien simpel, maar in de praktijk valt dat tegen. De grootste horde die we moeten overkomen: internationale verdeeldheid. Waarom is dat belangrijk? En: hoe krijgen we dat voor elkaar?

Internationale draagkracht

Waar je vorige week even niemand over hoorde, is dat de Verenigde Staten op 4 november officieel uit het door Trump verguisde Klimaatakkoord van Parijs gestapt zijn. Vorig jaar werd de procedure, die precies een jaar duurt, in gang gezet. Zelfs als nieuwe president Biden, zoals beloofd, weer bij het akkoord aansluit, gaan daar een flinke procedure en onderhandelingen over nieuwe klimaattoezeggingen aan vooraf.

Vervelend, want zoals klimaatbeleidexpert Michael War aan de Stanford Universiteit zegt: “Omdat de wereldwijde uitstoot in 2020 zoveel hoger is dan 10, 20 of 30 jaar geleden, heeft elk jaar dat we onder Trump verspillen grotere consequenties dan een jaar dat we verspilden onder Ronald Reagan of George W. Bush of Bill Clinton.” De Amerikaan is grootgebruiker van energie, met 285 gigajoule per persoon per jaar zelfs een van de grootste gebruikers ter wereld. De gemiddelde wereldbewoner gebruikt 72 GJ per jaar, Nigeria bungelt ergens onderaan de lijst met 16 GJ. Voor een gezonde wereld zou een gemiddeld gebruik van 100 GJ ideaal zijn.

De wereldeconomie krijgen we nooit 100 procent schoon zolang de Amerikaan niet meedoet

De wereldeconomie krijgen we onmogelijk 100 procent schoon zolang de Amerikaan niet meedoet. Sterker: we komen er niet als we het speelveld niet gelijktrekken, en houden. Dat zit zo: als het ene land belastingen op de uitstoot van koolstof doorvoert die hoog genoeg zijn om verschil te maken, dan creëert dat, wanneer een land als Amerika niet hetzelfde doet, een enorm concurrentienadeel voor de binnenlandse industrie. “Producten en bijbehorende uitstoot verhuizen dan naar landen die niet zo’n belasting hebben”, lezen we in het rapport van ETC.

Klimaatwetenschapper Heleen de Coninck voegt vanuit Nederlands standpunt toe: “Een van onze problemen is dat Nederland zelf niet groot genoeg is om een bedrijf zover te krijgen dat het CO2-neutraal wordt; dan verhuist het gewoon naar een ander land. Voor de zware industrie heb je Europees beleid nodig.” ETC wijst in die lijn op het belang van bestaande internationale regelgevende instanties (bijvoorbeeld de International Civil Aviation Organization voor de luchtvaart) en internationale organisaties zoals de Verenigde Naties.

Of anders, schrijven de onderzoekers, ‘coalities van landen die in een bepaalde sector een sleutelrol hebben’. Komen zulke internationale samenwerkingen echt niet tot stand, dan stellen de onderzoekers binnenlandse heffingen op uitstoot voor, in combinatie met een extra belasting voor producten uit landen waar zo’n heffing niet bestaat. Hoewel je je dan wel weer kunt afvragen waar we zijn als niet alle landen stoppen met uitstoten.

Japan is om

In het kader van goed nieuws: Japan is om, en liet vorige week weten dat de economie in het land in 2050 uitstootvrij zal zijn. De op dit moment nog grootgebruiker van fossiele brandstoffen werd eerder op de vingers getikt toen het de ambitie uitte om de uitstoot in 2050 met 80 procent te hebben teruggebracht. Nu mag Japan zich samen met onder meer de Europese Unie (uitstootvrij in 2050) en China (uitstootvrij in 2060) tot groenste voornemertjes van de klas rekenen.

‘Ultimate poverty killer’

Er speelt internationaal natuurlijk veel meer. Want als je het hebt over de klimaatcrisis, kan je niet om deze vraag heen: kunnen we van zich nog ontwikkelende landen verwachten dat ze zich in bochten wringen voor een probleem dat ze niet zelf hebben veroorzaakt? “In het Westen hebben we de luxe om keuzes te maken om het klimaat en het milieu te ontzien”, vertelt Marco Visscher, auteur van het boek De Energietransitie en een ander boek over kernenergie, dat volgend jaar uitkomt, via de telefoon.

“Maar het grootste deel van de wereldbevolking maakt vooralsnog heel andere afwegingen – drie miljard mensen zijn nog aangewezen op bij elkaar gesprokkelde takken, bladeren en gedroogde mest om warm te blijven en hun potje op te koken. Zij beschikken niet of maar mondjesmaat over elektriciteit. We zouden hen moeten steunen in hun wens juist méér energie te gebruiken, zodat zij vooruit kunnen komen.”

Alleen in een land met voldoende energie en economische ontwikkeling kan het milieu centraal staan

Visscher leverde recentelijk een bijdrage aan het boek MEER. Hoe overvloed de wereld juist duurzamer en welvarender maakt, waarin hij energie-analist Robert Bryce citeert, die elektriciteit poëtisch ‘the ultimate poverty killer’ noemt. Visscher stelt dat meer energiegebruik – en bijbehorende nog aan te leggen energienetwerken – landen uit de armoede kan helpen. Daarna pas kunnen zij de klimaatproblematiek aankaarten. Hij voegt toe: “Alleen in een land met voldoende energie en economische ontwikkeling, kan het milieu centraal staan.”

Ook de Energy Transitions Commission wijst op het belang van internationale steun. Zij stellen ontwikkelingshulp voor om lage-inkomenslanden bij te staan die over minder uitstootvrije energiebronnen beschikken. De ETC gunt zich nog ontwikkelende landen in principe tien jaar uitstel – tot 2060 – om een uitstootvrije economie op te tuigen. Tenzij ze, zoals India, voldoende schone energiebronnen zoals zon en wind voorhanden hebben.

Van elkaar leren

De Coninck, de Nederlandse klimaatwetenschapper, werkte in 2018 mee aan een onderzoek van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties, waar ook al uit bleek dat die uitstootvrije economie in 2050 mogelijk is. Ze wijst op nog een ander aspect van internationale samenwerking, namelijk de behoefte om internationaal de capaciteit te vergroten (tip: kijk ook haar Tedx Talk) – de kennis en kunde om het probleem aan te pakken. Want hebben we de vaardigheden om de klimaatcrisis te beteugelen? Hebben onze bedrijven die? Onze ondernemers? Universiteiten? En, waar het echt om draait, hebben andere landen die dan ook?

‘Samenwerken’ blijkt het sleutelwoord voor een schone economie

Het antwoord: die kennis en kunde is er in de meeste hoge-inkomenslanden wel, maar elders vaak niet. Onder het Klimaatakkoord van Parijs werd daartoe het Paris Committee on Capacity-Building (PCCB) opgericht, dat tussen 2016 en 2020 lokale, nationale, regionale en globale samenwerking op gang moest brengen om het delen van kennis en ervaringen te bevorderen. Die tijdspanne bleek overigens wat ambitieus. Hoewel de commissie volgens evaluaties wel degelijk blijkt bij te dragen aan het delen van kennis, onder meer dankzij hun Capacity-building Hub, krijgt de commissie tot 2024 de tijd om de beoogde capaciteitsopbouw ook daadwerkelijk te realiseren.

‘Samenwerken’ blijkt het sleutelwoord voor een schone economie. Samen aan de oplossing werken, omdat de klimaatcrisis een probleem van ons allemaal is. En dat we wel degelijk van aanpakken weten wanneer een crisis zich voordoet, dat blijkt onder Covid-19 des te meer. Sterker nog: in Science lazen we vorige maand dat we een door Covid-19 platgelegde economie op poten houden met een veelvoud van het geld dat nodig is om een schone economie op te tuigen.

Op het moment dat het onderzoek werd gedaan, staken overheden wereldwijd samen 10.000 miljard euro in economisch herstel. Dat zijn dertien nullen: 10.000.000.000.000. Steken we vijf jaar lang 10 procent van dat bedrag in slim klimaatbeleid, dan komen we, aldus de onderzoekers, ‘op het goede spoor’ voor een uitstootvrije economie in 2050. Ook hier leest de optimistisch lezer: het kan dus toch!

De vervuiler betaalt (nog lang niet)

Hoe duurzaam zijn zonnepanelen nu eigenlijk?

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons