‘Als je kijkt naar de kleur van de rivier, zie je welke kleur er dit seizoen in de mode is.’ De van oorsprong Italiaanse duurzame modeontwerpster Orsola de Castro zegt het als ironisch grapje in de documentaire RiverBlue (2016). Maar er is natuurlijk niet zoveel grappigs aan de milieu-impact van verfprocessen in de landen waar onze kleding geproduceerd wordt. De rivieren in onder meer Bangladesh, China, India en Indonesië die in de documentaire een rol spelen, zijn zo vervuild dat er geen leven meer in mogelijk is: ze kleuren donkerrood of inktzwart, schuimen door zeepresten, zijn niet veilig om je erin te wassen en al helemaal niet om van te drinken.
“
Voor één licht katoenen shirt is al 150 gram aan chemicaliën nodig
Verven is het meest vervuilende onderdeel van de textielindustrie. Het vergt enorm veel water om de kleurstoffen hun werk goed te laten doen: 6,3 miljard kubieke meter per jaar, volgens de Ellen McArthur Foundation. Dat komt neer op gemiddeld 88 liter per kilo stof – grof omgerekend zo’n 9 liter per T-shirt. Bij katoen loopt het zelfs op tot 125 liter per kilo.
Daarnaast is voor één lichtgewicht katoenen T-shirt al 150 gram aan chemicaliën nodig, meldt de Foundation. Ook zware metalen, zoals chroom, zijn niet ongebruikelijk in verf. Sommige gebruikte chemicaliën worden geassocieerd met een verhoogd risico op kanker, ontwikkelingsstoornissen of allergieën. Resten van de verfchemicaliën eindigen in het afvalwater van fabrieken en belanden uiteindelijk in beken en rivieren – dat gebeurt op zo’n grote schaal dat textielverven verantwoordelijk is voor maar liefst 20 procent van de jaarlijkse watervervuiling door industrieën wereldwijd.
“
Fabrieken die voor H&M en Uniqlo produceren lozen giftig water in de belangrijkste rivier van Java
Uit een Greenpeace-rapport uit 2013 bleek dat grote modemerken zoals H&M en Adidas destijds textiel afnamen van watervervuilende fabrieken. Volgens het vervolgrapport (2018) zouden ze inmiddels hun verantwoordelijkheid hebben genomen, maar daar zijn vraagtekens bij te plaatsen. Zo toont de documentaire Green Warriors Indonesia uit datzelfde jaar aan dat fabrieken die ook voor H&M en Uniqlo produceren giftig afvalwater lozen in de belangrijkste rivier van Java.
Meer dan groene saus?
Gelukkig zijn er ook positieve ontwikkelingen: meerdere grote bedrijven experimenteren met alternatieve verf(methoden). Zo presenteerde H&M onlangs een topje dat is geverfd met koffiedik. Het Amerikaanse fastfoodbedrijf Chipotle verraste met een eigen kledinglijn – geverfd met avocadopitten, restafval van hun maaltijden. En sportmerken Nike, Adidas en Puma gingen samenwerkingen aan met de Nederlandse duurzame textielverfondernemingen Living Colour en DyeCoo.
Ziekmaker en kleurstof
Verven met bacteriën – de Nederlandse ontwerpers Laura Luchtman en Ilfa Siebenhaar van Living Colour noemen het een combinatie van design en wetenschap. In hun zoektocht naar alternatieven voor synthetische kleurstoffen kwamen ze uit bij bacteriën die pigmenten produceren na een fermentatieproces. ‘Die oogsten we en gebruiken we als kleurextract’, schrijven ze in hun persdossier. Daarnaast kweken ze bacteriën rechtstreeks op textiel. Het groeipatroon van de bacteriën is zichtbaar en blijft achter in de stof. ‘Zo is geen enkel kleurresultaat hetzelfde en creëren we unieke stoffen. We gebruiken bovendien geen fixeermiddelen, dus sommige kleuren zullen na verloop van tijd veranderen en vervagen.’ Voor hun collectie, die niet toevallig de naam Design To Fade kreeg, werken ze samen met Puma.
Die laatste maakt verven zonder water mogelijk – veelbelovend, vindt Georgia Parker. Ze is innovatiemanager bij Fashion for Good, een organisatie die zich inzet voor een betere textielindustrie, onder meer door start-ups en scale-ups te ondersteunen. “Zo verbruik je niet alleen minder water, maar slinkt ook de hoeveelheid vervuild afvalwater dat in rivieren terecht kan komen.”
“
We hebben de grote bedrijven nodig om verandering af te dwingen op grote schaal
De vraag is natuurlijk of dit soort voorbeelden echt een voorbode zijn van verduurzaming van de kledingverfindustrie, of dat het blijft bij een leuke groene saus. “Je mag dit greenwashing vinden, maar we hebben de grote bedrijven nodig om verandering af te dwingen op grote schaal”, vindt Femke Zijlstra van DyeCoo. Ook Kim Poldner, lector Circular Business aan de Haagse Hogeschool, benadrukt dat. “Met alleen kleine pioniers kunnen we niet voldoende bereiken.”
Weg met water
Het Nederlandse bedrijf DyeCoo heeft een oplossing om textielverf zonder water aan te brengen, door kleurstoffen te fixeren met CO2. Nike, Adidas en Ikea investeerden al in hun machines, goed voor 800 duizend kilo textiel per machine per jaar. In de machines wordt de druk en de temperatuur zo verhoogd dat de CO2 de kleurstoffen fixeert in de kern van het textiel, zonder dat er een druppel water aan te pas komt. De CO2 wordt gerecycled en ook de kleurstoffen worden zeer efficiënt gebruikt. Voorlopig werkt DyeCoo enkel met polyester. Katoen vraagt een heel ander proces, dat wordt nog onderzocht.
Niet genoeg uien
“
Vroeger was het heel normaal om textiel met plantaardige verfstoffen te kleuren
En verf met een natuurlijke basis, zoals koffiedik of avocadopit, is dat niet ook een goede oplossing? Vroeger was het heel normaal om textiel met plantaardige verfstoffen te kleuren, vertelt de Belgische historica Angela Pisani, die workshops geeft over verfstoffen en technieken. Daarin gebruikt ze de houtsoort blauwhout en de planten meekrap en wouw om grijs, paars, oranje, rood en geel te krijgen – zoals vroeger ook gebeurde. Zaligmakend was dat niet. “Om de verf te fixeren werden aluin (een soort natuurzout) en azijn gebruikt, wat funest is voor het milieu als het in grote hoeveelheden in de afvoer terechtkomt.” Azijn is schadelijk voor waterorganismen en bijen; te veel zout verzilt de grond. Maar we hebben nu meer kennis dan vroeger, benadrukt Pisani, en er wordt onderzoek gedaan naar verduurzaming van fixatietechnieken voor natuurlijke kleurstoffen.
Lastig aan plantaardig verven is dat het kleurresultaat vaak per item verschilt, zegt Poldner van de Haagse Hogeschool. En volgens docent duurzame mode Merunisha Moonilal van het Amsterdam Fashion Institute is het niet schaalbaar. “Er zijn niet genoeg uien om alle kledingstukken geel te verven.” Parker van Fashion for Good denkt er anders over: “Wij zien wel degelijk veel innovatoren, zoals Indidye en Nature Coatings, die natuurlijk kleuren op grotere schaal.”
De vervuiler betaalt?
Als je het aan docent Moonilal vraagt, is niet de samenstelling van de verf maar het afvoersysteem van het verfwater het belangrijkst om aan te pakken. Waterzuiveringsinstallaties zijn nodig om afvalwater, dat na het verven vol chemicaliën en metalen zit, te zuiveren voordat het in beken en rivieren terechtkomt. Maar fabrikanten in productielanden kunnen de kostprijs van die vaak dure machines moeilijk dragen, vertelt ze. “Fabrikanten hebben de luxe niet om na te denken over winst op lange termijn. Zij focussen zich op het volgende kwartaal.”
“
Als de vervuiler moet betalen, wordt níet vervuilen interessanter
Zolang er geen wetgeving is die milieuvervuiling belast, is er weinig stimulans om te investeren. Een fabrikant heeft niet de marges om miljoenen te investeren in nieuwe technologie als hij niet zeker weet of een merk het volgende seizoen nog bij hem gaat produceren. Als merken meer inzetten op langetermijnrelaties, een meerprijs betalen voor bepaalde innovaties of zelf de kostprijs dragen, dan pas zullen fabrikanten voldoende gemotiveerd zijn om investeringen te doen. Ook Zijlstra van DyeCoo pleit voor meer regulering, onder meer om investeringen te stimuleren. “Als de vervuiler moet betalen, is het allicht interessanter om niet te vervuilen.”
Een voorbeeld van wat er concreet gebeurt – al is het geen regulering – is het werk van het Nederlandse Convenant voor Duurzame Kleding. Textielververijen in China, waar het meeste textiel voor de Nederlandse markt vandaankomt, worden verduurzaamd.
“We hebben nu tien ververijen doorgelicht en verbeterplannen opgesteld om ze stap voor stap schoner en veiliger te maken”, mailt Pierre Hupperts, de voorzitter van het convenant. Aan de hand van dit proces is een hand-out gemaakt, zodat bedrijven weten wat ze kunnen vragen van ververijen en waar ze op kunnen letten. Als het project is afgerond, ligt de bal voor vervolgstappen bij bedrijven.
Afval afbreken tot poeder
Gemiddeld genereert een textielfabriek volgens Fashion for Good één tot drie ton slib per dag: afvalwater vervuild met schadelijke stoffen. Waterzuiveringsinstallaties kunnen voorkomen dat het vervuilde water in beken en rivieren terechtkomt. Fashion for Good werkt samen met SeaChange Technologies, dat een ‘zero sludge’-mechanisme ontwikkelde: het slib wordt verwarmd, onder druk gezet, afgevoerd via een afscheidingsmechanisme en afgebroken tot een poeder. De technologie wordt op dit moment getest in een pilotproject dat wordt ondersteund door modemerken C&A, Bestseller (Vero Moda, Jack&Jones) en PVH Corp (Calvin Klein, Tommy Hilfiger).
Gezocht: duidelijk label
Er gebeurt dus het een en ander, maar hoe weet je als consument of je kleding duurzaam is geverfd? Nike heeft een DyeCoo-labeltje, maar dit wordt niet onafhankelijk gecontroleerd en is dus vooral een marketingtool. De labels Oeko-Tex en REACH kijken wel naar gevaarlijke stoffen, maar niet naar watergebruik en afvalwatermanagement. Het beste kun je kijken of een merk aangesloten is bij Zero Discharge of Hazardous Chemicals (ZDHC). Deze organisatie helpt merken om schadelijke chemicaliën uit te faseren en de kwaliteit van het afvalwater te verbeteren. Zodat we hopelijk op termijn de nieuwste kleurtrends niet meer aan de rivieren kunnen aflezen.