Mijn lichaam is een lab. Als sportman-op-leeftijd ben ik voortdurend aan het testen. Wat is het effect van minder suiker op mijn wieler- en hardloopprestaties? Wat doen twee glazen wijn? Seks voor de wedstrijd? Wat gebeurt er als ik melk verruil voor soja? Heb ik vitaminepillen nodig omdat ik een vegetarische sporter ben?
De Vegan Challenge leek me daarom een interessant experiment. Ik kende geen veganistische sporter, tot collega Sanne me op Mike Tyson wees. Als hij het kon…
Als vegetariër sinds mijn achttiende heb ik een lange aanloop richting veganisme gehad. Maar ik hecht nog steeds heel erg aan mijn zuivelverslaving. Een leven zonder boter, kaas, en eieren kan ik me eerlijk gezegd niet voorstellen.
De Challenge begon het weekend ervoor met een discussie aan de gezinstafel. Zoon één wilde er sowieso niks van weten. Zoon twee toonde interesse – tot hij hoorde dat je dan ook geen melk mocht drinken. Dat was ondenkbaar. Maar allebei schikten ze zich wel in hun lot: een week lang veganistische hoofdmaaltijden.
Dus kon ik op naar de supermarkt. Daar wachtte me een minutieuze exercitie. Wat kon er van ons gewone boodschappenlijstje door de veganistische beugel? De duivel schuilt in de details, dus maakte ik studie van alle etiketten. De vegetarische tuinkruidenpate, die ik als ‘zekerheid’ voor de veganistische lunch had genoteerd, viel af: met scharrelei-eiwit bereid. De hagelslag redde het gelukkig wel. Aan ‘cacaoboter’ is geen boter te pas gekomen. De ‘sporen van melk’ die in het pak konden zitten, telden niet mee, vond ik.
De echte test volgde op zaterdagmiddag. De duinenrit met mijn wielermaten van LWV Swift, 75 kilometer met een ijzige harde wind, in de duinen op kop. Vanaf Katwijk pakte ik de kop, om ‘m pas weer in Noordwijk af te geven. Niemand had de behoefte – of de kracht, dat wist ik niet – om over te nemen. Ik voelde me beresterk. Normaal was ik in het begin van de rit een copieuze lunch aan het verteren, nu was ik meteen scherp vanwege mijn lichte boterhammetjes met appelstroop. De keerzijde ondervond ik op het laatste stuk terug richting Leiden, met de wind achter. Ik was helemaal leeg, kreeg visioenen van borden spaghetti – de onder wielrenners zo gevreesde hongerklop. De rest van de dag blééf ik eten. Als toetje verorberde ik nog een enorm bord rijstepap, met sojamelk.
De dag erop stond de officieuze opening van het wielerseizoen op het programma: de rondrit langs de Haarlemmermeer-Ringvaart, a 90 kilometer. De wind was nog verder aangewakkerd tot kracht 7. Tegen de wind kwamen we soms niet boven de 25 kilometer per uur uit. Ondanks een korte nacht was ik ongenaakbaar. In de eerste groep van vier bolde ik triomfantelijk over de meet. Onderweg had Rijnsburger Piet Kralt, voormalige criterium-koning van de regio, me al uitgevraagd. ‘Je reed gisteren al zo achterlijk hard en nu weer. Heb je soms aan de doping gezeten?’ Ik heb ‘m mijn geheim maar niet verklapt – hij had het toch niet geloofd.