Aan de buitenkant van een wit gebouw in Lahore, een stad in Pakistan, is niet te zien dat het een hindoe tempel is. Tralies zitten voor de ramen. De ijzeren deur wordt extra bewaakt. “We zijn bang voor aanslagen”, vertelt Pandit priester Kasih Ram (31).
Op de bovenste etage woont hij in een tweekamerappartement met zijn vrouw en twee kleine kinderen. Voor het eerst in Pakistan ontmoet ik een vrouw die er ook uitziet als een hindoe. Tussen haar wenkbrauwen zit een rode tikka, een verfstip, waarmee ze haar voorhoofd versiert. Als ze naar buiten gaat draagt ze toch een sluier om als minderheid zo min mogelijk op te vallen.
In het gebouw ruikt het naar bedorven melk. Dus moet er ergens een tempel zijn, concludeer ik. Uit mijn verblijf in India herken ik de lucht en het gebruik. Vooral vrouwen gooien melk en bloemen rond een fallussymbool in de hoop zwanger te worden.
Hoe is het om priester te zijn in een verborgen tempel in Lahore?
“We proberen zo goed als het kan alle religieuze festivals te vieren, zoals Diwali, het lichtjesfeest waarmee we een nieuw jaar inluiden. Of Holi, wanneer hindoes gedroogde verf naar elkaar gooien om zo het oogstseizoen te vieren. Maar het moet wel achter gesloten deuren, omdat we in de minderheid zijn. Ik geloof dat er nog twee tempels in Lahore open zijn van de ruim honderd die er voor de opdeling van het Britse Rijk (1947) in Pakistan en India stonden.”
Waarom toch al die geheimzinnigheid, zoals u al in het begin zei, bang dat de tempel door extremisten wordt aangevallen?
“Ja, in Karachi zijn in de afgelopen tijd verschillende tempels met de grond gelijk gemaakt. In Lahore zijn de meesten gesloten omdat na de partitie de meeste hindoes naar India vluchtten.”
Waarom bent u toen niet naar India gegaan?
“Ik kom uit een priesterfamilie. Mijn grootvader en mijn vader waren beiden Pandit, priester. Pakistan is ons geboorteland. Hier willen wij blijven.”
Is er nog wel wat aan om priester te zijn?
“De tempel mag van de overheid alleen op woensdagmiddag open. Het is anders te gevaarlijk, zoveel minderheden op een kluitje. Maar dat is natuurlijk wel heel erg, want hindoes gaan het liefst zo vaak mogelijk op een dag naar de tempel die vaak in het midden van iedere buurt staat. Dat kan dus niet meer.”
De priester doet wel zijn best om zo goed mogelijk voor zijn schapen te zorgen. Als iemand echt problemen heeft, bijvoorbeeld als er een zieke is in de familie, zet hij toch even de deuren open.
Nu wil ik wel graag even de tempel zien. Maar wat een tegenvaller. Die is verstopt in een kast. Er is een bel, enkele beelden zoals van de aapgod Hanuman, maar wat een verschil met de tempels in India. Die zijn vaak een groot kleurenfeest.
De priester vreest toch dat zijn beroep in Lahore is gedoemd met uitsterven. Hij voert zijn taken nu nog op freelance basis uit. Dat vindt hij best jammer, want zijn droom was toch om priester te worden.