Leuk toch, zo’n melting pot van nationaliteiten, talen en culturen, zou je denken. Nou melting pot melting pot, Koeweit is – net als de andere Golfstaten – eerder een gourmetstel. Met ieder zijn eigen pannetje. Het enige dat wordt gedeeld, is de hete plaat.
Heel vreemd is dat niet, want saamhorigheidsgevoel ontbreekt. Ik vraag taxichauffeurs al niet meer of ze het hier leuk vinden, ik vraag meteen waarom ze het niet leuk vinden. De Koeweiti’s zijn slechte mensen, zeggen ze dan. Ik probeer dat dan nog wat te nuanceren, zeg dat ik heel aardige Koeweiti’s ken. De taxichauffeur kan zich dat niet voorstellen.
Het heeft te maken met het sociale contract tussen Koeweit en de buitenlanders. De een betaalt, de ander werkt. Met zijn allen de schouders eronder is er niet bij. Integendeel, er is een kloof. ‘Ana Kuwaiti’, ik ben Koeweiti, staat trots op bumpersticker van de Koeweiti, die daarmee maar even gezegd wil hebben dat wij dat niet zijn en nooit zullen worden.
Veel gemeenschappen
En dus trekken de meesten zich terug in hun eigen gemeenschap. Daarvan zijn er veel. Ik probeer al een tijdje te achterhalen hoeveel nationaliteiten hier precies wonen, maar het is me nog altijd niet gelukt om een levend wezen aan de lijn van een verantwoordelijk ministerie te krijgen, en het lokale cbs beperkt zijn statistieken gemakshalve tot werelddelen.
De CIA heeft de zaak iets beter in beeld en noemt Indiërs, Bengalen, Pakistani, Sri Lankezen, Nepalezen, Afghanen, Egyptenaren, Syriërs, Jordaniërs, Libanezen, Irakezen, Jemenieten, Iraniërs, Filipino’s, Ethiopiërs, Indonesiërs en Amerikanen. En dan hebben ze nog het kopje ‘overig’. Daaronder moeten dan de Nederlanders vallen, en de Belgen, Britten, Ieren, Mauretaniërs, Spanjaarden, Oekraïners, Russen, Polen, Australiërs, Albanezen en Nigerianen, Fransen, Canadezen en Duitsers, die hier ook allemaal wonen.
Een lapje grond met kokospalmen
Ik probeer telkens te raden waar iemand vandaan komt. Niet om de een of andere reden, het is er gewoon ingeslopen. Meestal zit ik goed, hoewel ik het verschil tussen een Indiër en een Sri Lankees of een Bengaal nog steeds moeilijk vind. En laatst had ik ook een zeperd met een Egyptische taxichauffeur die Mauretaniër bleek te zijn.
Hij was dan ook meteen de enige Mauretanische taxichauffeur van Koeweit. Sowieso waren er volgens hem maar vijftig Mauretaniërs in Koeweit. Het merendeel blijkt imam in een moskee. Dat vond ik interessant. Ik vind het ook interessant als iemand me vertelt dat hij van zijn zuurverdiende taxigeld een lapje grond met kokospalmen in Kerala (Zuid-India) heeft gekocht. En klaagt dat zijn zoontje denkt dat Starbucks-koffie standaardkoffie is.
Angst regeert
Laatst werd ik boos op zo’n klagende taxichauffeur. Ik had er plotseling zo genoeg van dat ik zei dat ie maar een vakbond moest oprichten, of terug naar India moest gaan. De arme man was helemaal van streek, ik schaamde me dood. De relatie is nu weer enigszins hersteld, maar ik vind dat zijn blik de laatste tijd angstiger is geworden als hij in de achteruitkijkspiegel kijkt. Bang dat er weer iets onredelijks van de achterbank komt.
Angst regeert sowieso onder de meeste buitenlanders. Angst om hun baan te verliezen, angst om hun verblijfsvergunning kwijt te raken, angst om gedeporteerd te worden. Dat kan al als je illegaal barbecuet, of de was over de balkonrand hangt. De angst regeert niet alleen onder de lage lonenwerkers. Het is toch lullig als je de kinderen, die in Engeland zijn achtergebleven, van die dure school moet halen omdat je het land bent uitgezet vanwege een slokje water dat je tijdens de ramadan in het openbaar nam.
'Yes ma'am'
Het leidt ook vaak tot ultra-gedienstigheid. ‘Yes ma’am,’ is de gevleugelde uitspraak. Maakt niet uit wat je vraagt of zegt, het is altijd yes ma’am. Ik zei laatst tegen de angstige taxichauffeur dat ik eigenlijk en boek zou moeten schrijven over de huisslaven hier. En dat ik het yes ma’am zou noemen. Hij vroeg waarom. Nou, dat zegt iedereen toch de hele dag? Hij antwoordde gedwee: ‘Yes ma’am’.
Er is ook haat en nijd onderling. De Indiërs vertellen me altijd dat de Pakistani en de Bengalen niet te vertrouwen zijn. Allemaal drugs- en alcoholstokers en bordeelhouders. De Libanees vindt vooral zichzelf heel goed en haat de Syriër. Zo ongeveer iedereen haat de Egyptenaar, die zegt tandarts te zijn terwijl hij eigenlijk een kappersdiploma heeft.
Vrolijke Filipino's in de horeca
Binnen de groep spelen ze elkaar banen toe. Het is een vrijwel onmogelijk om als niet-Indiër op de financiële afdeling van een bedrijf terecht te komen. Conciërges – een gewilde baan – zijn Egyptenaren, daar kom je als Filipino niet tussen. Die werken in de horeca, en terecht, want ze zijn altijd vrolijk en blij.
Maar dit is allemaal vrij generaliserend. Misschien moet ik de komende tijd een aantal van die nationaliteiten eens wat nader onder de loep nemen. Wat doen ze hier? Waar doen ze hun boodschappen, wonen ze, gaan ze naar de kerk? En misschien, heel misschien, vind ik zelfs wel voorbeelden van integratie, of – laat ik de lat niet te hoog leggen – op zijn minst interactie.