Ze mag dat graag zien en lacht. “Het Homomonument is een beetje mijn kind.” Daan – springerig haar, jeugdige blik, een oranje zweetbandje om haar pols – is er nog dikwijls te vinden, ze woont op een kwartiertje lopen. “Als ik in de buurt ben, móet ik er gewoon even naartoe.” Dan kijkt ze of het monument – drie gelijke driehoeken van roze graniet – nog wel een beetje schoon is. “Soms ziet het er ongelooflijk goor uit.” Vroeger belde ze dan de gemeente, nu niet meer: “Je kunt niet aan de gang blijven.”
Zo nu en dan knoopt Daan een gesprekje aan met een bezoeker. Eerst observeert ze en als ze denkt: ja, dit is een interessant type, dan stapt ze eropaf. “Dan zeg ik dat ik het gemaakt heb. Het is wat stout misschien, maar daar heb ik dan behoefte aan. Het is ook ‘ego’, ik ben trots. En mensen willen alles weten.”
In 1979 werd Daan gevraagd om een ontwerp te maken voor het Homomonument. PSP’er Bob van Schijndel (die tussen 1999 en 2003 Eerste Kamerlid was voor GroenLinks) had bedacht dat er zo’n monument moest komen, en belangenvereniging COC schaarde zich achter zijn plan. Het moest onder meer een plek worden ter nagedachtenis aan de vervolgde homo’s in de Tweede Wereldoorlog. Nederlandse homo’s werden tijdens de oorlog niet vervolgd om hun geaardheid, maar ‘homoseksuele contacten’ waren wel verboden. Op basis daarvan belandden zo’n negentig Nederlandse homo’s in Duitsland in een tuchthuis of huis van bewaring.
“Dat ze mij benaderden vond ik een grote eer”, zegt Daan. “Ik zag het als een kans om door te breken.” Op een avond in een vrouwencafé maakte ze op de achterkant van een bierviltje een eerste schets. Ze wist eigenlijk meteen dat de roze driehoek, het door de nazi’s gebruikte symbool om homo’s te brandmerken, de basis van het monument moest worden. In de jaren tachtig omarmde de homogemeenschap de driehoek als “een symbool van trots”. Ook Daan droeg een roze driehoek op haar revers: “Ik gaf les op de kunstacademie en kwam zo het lokaal in. Ik wilde laten zien: ik ben lesbienne. Dat vond ik stoer.”
Op het bierviltje schetste ze een driehoek op het water. Dat deel van het monument is waarschijnlijk het bekendst bij het grote publiek: een roze plateau met traptreden, liggend op de Keizersgracht. De punt wijst precies naar het Nationaal Monument op de Dam, een verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog. De tweede driehoek – met de dichtregel ‘Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen’ van de Joodse, homoseksuele schrijver Jacob Israël de Haan (1881-1924) – ligt op straatniveau en wijst naar het Anne Frank Huis. De derde driehoek, een blok van zo’n halve meter hoog, wijst naar het pand in de Rozenstraat waar eerder het COC was gehuisvest. Het is een verwijzing naar actievoeren, en strijdbaarheid, een vuist maken voor een betere toekomst. De drie driehoeken zijn met elkaar verbonden door een granieten lijn in de bestrating.
Twee ‘concurrenten’ had Daan, onder wie Wim T. Schippers. “Hij had een monument ontworpen dat speciaal toegankelijk was voor gehandicapte homoseksuelen, begreep ik. Dat was heel lollig en met alle respect voor hem, maar zoiets zou ik nooit maken. Hij ironiseerde van buitenaf.” In 1980 koos de jury voor Daans ontwerp. “Zelden in mijn leven was ik zo blij. Ik was eufoor.”
Vuile vlikker
Een verliefd stelletje zit op de traptreden van het Homomonument, een man iets verderop eet een broodje. Dit is niet een plek om van een afstandje te bekijken, met je handen op je rug. Dit is een plek die juist uitnodigt: kom op me staan, zitten, of wel ja, liggen mag ook. Voel me, drink een biertje bij mij, laat je tranen op me vallen, doe een dutje, dans op mij. “Het Homomonument is daadwerkelijk onderdeel van de stad geworden”, stelt Karin Daan tevreden vast. En daarmee staat het monument wat haar betreft symbool voor de integratie en acceptatie van LHBTI’s (lesbiennes, homo’s, bi’s, transgenders en interseksuelen) in de Nederlandse samenleving. “Deze plek is van ‘ons’, maar ook van iedereen, het is een geliefde plek en een publiek bezit. Dat maakt het mijn belangrijkste werk.”
Tussen de driehoek op het water en de andere twee driehoeken loopt de straat (dus eigenlijk dwars door het monument), met ook de taxistandplaats. Daan: “De chauffeurs zijn de feitelijke waakhonden van het Homomonument, dag en nacht. Dankzij hen is er, zonder dat ze daar erg in hebben, nauwelijks vandalisme.” Ze herinnert zich wel dat iemand op de dag voor de opening ‘vuile vlikker’ op het monument had gekalkt. “Ja, met een v dus, daar was misschien wel de meeste verontwaardiging over.”
“De chauffeurs zijn de waakhonden van het Homomonument, dag en nacht
Oók is het monument een centrale plek voor protest, bijvoorbeeld tegen de schending van LHBTI-rechten in Tsjetsjenië, of homogeweld in eigen land. Tegelijkertijd is het Homomonument een dansvloer; een plek waar uitbundig wordt gefeest, bijvoorbeeld tijdens Bevrijdingsdag en de Gay Pride. Daan vindt dat “schitterend”, maar doet zelf niet mee. “Liever zit ik hier ’s avonds laat wat in mijn eentje, met boven me de maan.”
Deze plek in hartje Amsterdam is een openbare ontmoetingsplaats om blij en treurig te zijn en om als groep van je af te bijten en te laten zien: dit zijn wij en wij stappen niet opzij. In de woorden van Daan: “Het Homomonument is een crux geworden.”
Emmer sop
Nadat het ontwerp van Karin Daan in 1980 was uitgekozen, duurde het nog zeven jaar totdat het Homomonument kon worden onthuld. “Ik heb weleens gedacht: het gaat helemaal niet meer lukken.” Er was niet genoeg geld en het was een “eindeloos gedoe” om de vergunningen rond te krijgen. Maar uiteindelijk, mede dankzij de opbrengsten van benefietfeesten en financiële steun van de overheid, kon het monument dan toch gerealiseerd worden.
Van veel protest was volgens Daan geen sprake. Wel weet ze nog precies hoe haar toenmalige drukker reageerde. “Ik kwam met mijn tekeningen bij die man en hij zei: ‘Sinds wanneer dicteert de minderheid de meerderheid wat waar moet komen?’ Dat vond ik stunning, ik ben nooit meer teruggegaan.” Op het moment zelf zei ze er niets van: “Ik had toen wel willen schreeuwen, maar was heel bescheiden. Nog steeds ben ik niet iemand die veel lawaai maakt.” Ze laat het liefste haar werk spreken.
Op de dag van de officiële onthulling, 5 september 1987, was Daan al vroeg uit de veren. “Ik ben toen naar het Homomonument gegaan met een emmer sop. Ik vond het niet schoon genoeg en heb het helemaal geschrobd. Wel echt een moederlijke actie, hè?” Ze lacht. “Ik doe dat nu niet meer hoor, maar heb het wel vaker gedaan.”
“Met een emmer sop ben ik naar het Homomonument gegaan. Ik heb het helemaal geschrobd.
Daan hoopte dus dat ze door het Homomonument zou doorbreken. ”Maar veel opdrachten kreeg ik er niet door”, zegt ze. Sterker: ze heeft de indruk dat ze er soms juist door werd afgewezen. “Dan vertelde ik tijdens een sollicitatiegesprek over het Homomonument en merkte ik dat die mensen hun hoofd wegdraaiden.”
Uitslaande begeerte
Karin Daan woont in een monumentaal pand aan de Brouwersgracht; ze heeft daar ook haar atelier. “Ik ben een werkmens, maar werk sinds twee jaar niet meer in opdracht”, vertelt ze tijdens een korte rondleiding. “Ik ben nu veel bezig met archiveren, van mijn leven, mijn familie.” Ze wijst op een kast, met daarin alle fotoboeken van haar ouders, netjes geordend. Vervolgens trekt ze een la open: haar dagboeken, in keurige mapjes. Alles is ze aan het digitaliseren. En dat betekent niet dat ze alles inscant, nee, zin voor zin tikt ze over.
Daan schenkt thee in voor haar bezoek, “dat is wel lekker.” De zithoek aan het raam bestaat uit een uitgeklapt campingtafeltje en campingstoeltjes. “Ik leef heel zuinig.” Dat moet ook wel, zegt Daan: haar geld ging op aan reizen, en aan boeken, niet te vergeten. Honderden staan er in haar woning. “Maar nu denk ik: wat moet ik ermee? Ik zoek alles op op internet.”
Ze woont alleen, maar heeft wel een relatie, met schilder Wanda Werner, dochter van de bekende grafisch ontwerper Ad Werner (overleden op 17 juni). Zij woont in een woonwerkgroep in het Groningse Uithuizen. Ze leerden elkaar kennen tijdens een groepsreis in Egypte. “Bij het afscheid op Schiphol zei ze: ‘Ik hou van je.’ En ik zei: ‘En ik van jou.’” Iedere avond praten ze elkaar bij via Facetime. Iedere ochtend sturen ze elkaar een ‘goedemorgen-mail’. “Dan schrijf ik: ‘Goedemorgen, diertjelief.’”
Daans naaste omgeving heeft nooit problemen gehad met haar seksualiteit. Ze was 27 toen ze doorhad: ik ben lesbisch. “Het was kerstavond en mijn broer had een Amerikaanse vrouw uitgenodigd, een vriendin. Ik was op slag verliefd. Of nee, het was begeerte, uitslaande begeerte.”
“Ik wist me geen raad. Ik dacht: wat gebeurt mij nu? Een paar dagen later realiseerde ik mij dat ik altijd al gevoelens voor vrouwen had gehad. Maar dat ik dat geweldig had verdrukt. Ik was bang voor mijn gevoelens, kun je je dat voorstellen? Homoseksualiteit bestond niet. Ik kende op de kunstacademie één lesbisch stel en dat vond ik maar raar, ik had er nog nooit van gehoord.”
“Ik was bang voor mijn gevoelens, kun je je dat voorstellen?
“Even later was ik echt verliefd op een vrouw.” Daan vertelde het haar moeder, en die zei: “Kind, als je maar gelukkig bent.” Dat is de beste reactie die je kunt geven, vindt Daan. Wel zei haar moeder dat ze het maar niet aan haar vader moest vertellen. “Hij was toen al een beetje aan het dementeren, maar toch denk ik dat hij het wist.”
Had Daan het Homomonument eigenlijk ook kunnen maken als zij hetero was geweest? Ze denkt van wel. “Al werd ik natuurlijk wel aangesproken op mijn eigen essentie, op mijn eigen wezen. Ik voel me betrokken bij de hele gemeenschap, ik maak daar zelf onderdeel van uit. Ik heb er ongelooflijk veel liefde in gestopt.”
Karin Daan (Gennep, 25 september 1944) ging naar de kunstacademie in Arnhem (1965-1970), was docent ruimtelijk ontwerp en ontwierp meer dan honderd kunstwerken in de openbare ruimte. Behalve het Homomonument (gerealiseerd in 1987) ontwierp zij ook het voorplein van de Nederlandse ambassade in Tokio (1991). Daan woont alleen en heeft een latrelatie.
Bezoekers
Sin Hoo Lee
Sin Hoo Lee (25), een toerist uit Zuid-Korea, zit op de trap van het Homomonument. Op zijn schoot ligt een tekenboek. Hij schetst het water, de kade, de grachtenpanden. “Gisteren was ik hier voor het eerst, tijdens een rondleiding met een gids.” Het Homomonument kende Lee nog niet. “Zoiets zou ik mij in Zuid-Korea niet kunnen voorstellen, bij ons is homoseksualiteit veel minder zichtbaar.” Lee besloot terug te gaan omdat hij hier rustig kan tekenen en het uitzicht zo mooi is. Hij studeert architectuur; het ontwerp van het monument vindt hij bijzonder: “Dat hier zo’n grote punt het water in steekt en alle boten daar omheen moeten varen, dat is abnormal.”
Bärbel en Jan
Bärbel Monsma (58) uit Utrecht en Jan Simons (60) uit Zeist zijn een dagje in Amsterdam en op weg naar het Vondelpark. Bij het Homomonument houden ze even pauze. “Ik wist eigenlijk helemaal niet dat hier het Homomonument was”, zegt Monsma. “Echt niet? Dan is het goed dat we er even zijn”, reageert Simons, haar partner. “Mijn broer was homofiel, dus ik heb wel affectie met dit thema. Homofielen kunnen lieve mensen zijn, het zijn eigenlijk ook gewoon mensen.” Monsma lacht. Beiden vinden het goed dat het monument er is, maar het zou “niet nodig” moeten zijn. Alleen worden homo’s nog steeds niet volledig geaccepteerd, constateren ze. Simons: “Dit monument zou eigenlijk alleen een herinnering aan het verleden moeten zijn.”
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand