Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
De stateloze Rohingya’s uit Myanmar worden verjaagd door regeringssoldaten en radicale boeddhisten en leven nu letterlijk in de modder in de vluchtelingenkampen van Bangladesh. Hulpverleners reageren geschokt op de onmenselijke omstandigheden van de half miljoen Rohingya’s die ze er aantreffen. Terwijl nobelprijswinnares Ang San Suu Kyi de internationale media van leugens blijft beschuldigen en de Verenigde Naties kibbelen over de vraag welk standpunt ze tegen Myanmar moeten innemen, verergert de situatie van de vluchtelingen met de dag. Hulpverleners waarschuwen voor een uitbraak van tuberculose en cholera.
Vluchtelingen zijn een speelbal
Als dieren scharrelen de Rohingya’s het zelfgemaakte vluchtelingenkamp van bamboe en stokken naar eten. Bangladesh is een land in ontwikkeling en ruim een derde van de bevolking leeft van minder dan een dollar per dag; zo’n land kan geen half miljoen uitgehongerde vluchtelingen opvangen. Het is bovendien niet de eerste vluchtelingengolf. Al sinds de militaire staatsgreep in de jaren zestig wordt deze etnische minderheid in Myanmar opgejaagd. De regering van Bangladesh wil dat de Rohingya’s teruggaan. Niemand mag het kamp uit. Taxichauffeurs en huisbazen in de omgeving zijn gesommeerd de vluchtelingen geen enkele service te bieden. Myanmar zegt bij monde van Ang San Suu Kyi dat alleen gedocumenteerde Rohingya’s terug mogen. Niemand heeft een identiteitskaart. De vluchtelingen zijn een speelbal tussen de regeringen in de beide hoofdsteden.
The New York Times plaatste de reportage die Ben C. Solomon vanuit het kamp in Bangladesh maakte, afgelopen week terecht op de voorpagina. Solomon beschrijft de mensonterende omstandigheden van de vluchtelingen. “Families ploeteren door de regen om te grijpen wat ze kunnen. Een jongen, niet ouder dan zes, ziet een spijkerbroek voor volwassenen van een vrachtwagen glijden. Hij moet er eerst met een ander kind om vechten voordat hij met de broek vandoor kan.”
Lees meer over de Rohingya
In de krottenwijk van Karachi, in Pakistan, waar al bijna een halve eeuw een half miljoen verdreven Rohingya’s wonen, en waar bijna iedereen wel een familielid in het kamp heeft, wordt de stemming met de dag depressiever. De leiders van de krottenwijken hielden de afgelopen dagen een inzamelingsactie voor hun verjaagde familieleden. De krotbewoners stuurden het vlees van dertig koeien naar de kampen in Bangladesh. Maar de levensomstandigheden zijn hier niet veel beter. De Rohingya’s in Karachi hebben geen stromend water, elektriciteit of sanitaire voorzieningen, hooguit hebben ze een dak boven hun hoofd. Ze leven van minder dan een dollar per dag, en ze zijn hier – ook na bijna vijftig jaar – nog altijd illegaal. Hun kinderen mogen daarom niet naar school. Wie bekommert zich eigenlijk nog om deze mensen?
An Sang Suu Kyi ontkent de genocide
Een VN-delegatie zou deze week in Myanmar het gebied bezoeken waar de Rohingya’s zijn verjaagd. Regeringssoldaten en radicale boeddhisten staken de huizen en dorpen van de moslimminderheid in brand. Vluchtelingen vertellen journalisten in Bangladesh over de gevaren waar ze aan blootstonden. Vrouwen werden onderweg verkracht, kinderen en mannen doodgeschoten. Overal lagen landmijnen. Soldaten vermoorden die mensen die zijn achterbleven. An Sang Suu Kyi ontkent de genocide. De VN wilden bewijzen zien.
De regering van Myanmar gaf de VN-delegatie geen toestemming voor de reis. In plaats van te protesteren, vertelde een delegatielid de pers dat ‘slecht weer’ de trip had verhinderd.
“
Hulporganisaties zitten met hun handen in het haar
Opnieuw komt het militaire regime weg met leugens. Het overwegend boeddhistische Myanmar bekommert zich niet om deze moslimminderheid, en ziet die liever gaan dan komen. Nobelprijswinnares Ang San Suu Kyi houdt het repressieve bewind de hand boven het hoofd, terwijl de VN-lidstaten kibbelen welk standpunt ze moeten innemen.
Hulporganisaties zitten met hun handen in het haar. Ze weten niet hoe ze, met de weinige middelen waarover ze beschikken, een half miljoen vluchtelingen moeten opvangen, en maken zich grote zorgen over een mogelijke uitbraak van cholera en tuberculose. “Dit gaat ons echt boven de pet”, zegt Kate White van Artsen zonder Grenzen. En zij zijn in de vele jaren dat ze actief zijn, heus wel wat gewend.
Aan de goden overgeleverd
Anwar Begum (73) vertelt haar schokkende verhaal. Het leger joeg haar haar huis in Myanmar uit en stak het in brand. Een soldaat gaf haar met zijn geweer een klap op haar arm. Ze viel om, waarna de soldaat haar familie sommeerde ‘dat’ – wijzend naar haar – naar Bangladesh te brengen. “Jullie zijn hier niet langer welkom.”
De regering van Bangladesh en lokale vrijwilligers doen wat ze kunnen om de Rohingya’s tijdelijk te helpen. Hulp van de internationale gemeenschap moet echter nog op gang komen. En haast is geboden: de situatie wordt met de dag grimmiger. Hoeveel slachtoffers moeten er in het kamp vallen, voordat deze mensen geholpen worden? Terug naar huis kunnen ze niet meer, maar net als Pakistan weigert Bangladesh ze het staatsburgerschap te geven. Een miljoen Rohingya’s zijn staatloos, en aan de goden overgeleverd.