Partnerbericht

Jamia uit Bangladesh zal weinig hebben aan het EU-voorstel voor eerlijke productieketens

Niemand wil dat de kleren die je draagt gemaakt zijn door kinderarbeid, of dat de makers een te laag loon krijgen om van te kunnen leven. Op dit moment krijgt bijna niemand die in de kledingfabrieken werkt een leefbaar loon. Er ligt nu een Europees voorstel dat misstanden in productieketens moet voorkomen. Maar dit voorstel slaat de plank mis, zolang het blijft focussen op het juridisch afdekken van risico’s voor bedrijven in plaats van het voorkomen van mensenrechtenschendingen.

Op 11 mei staat het Nederlandse standpunt over het Europese voorstel op de agenda van de Tweede Kamer. Volgens CNV Internationaal, Fair Wear Foundation en Mondiaal FNV een mooie kans voor Nederlandse politici om te zorgen dat Europese bedrijven een prijs betalen die een leefbaar loon mogelijk maakt. Het Nederlandse kabinet moet op drie punten inzetten om de Europese richtlijn alsnog verbetering te laten brengen voor de mensen die onze kleren maken.

Laten we dat illustreren aan de hand van het verhaal van Jamia, die in een fabriek in Bangladesh kleding voor Nederlandse modemerken naait. Net als de meeste kledingarbeiders werkt Jamia standaard zes dagen per week. Ze verdient 92 euro per maand en moet daarom geregeld overuren maken om haar huur en eten te kunnen betalen.

Allereerst is van belang welke bedrijven onder de richtlijn gaan vallen. In het Europese voorstel worden alleen grote bedrijven verplicht om verantwoord te ondernemen. Europa kent heel veel kledingmerken. Als het voorstel niet verandert zal 95% van de Europese kledingbedrijven niet onder de nieuwe regels vallen. Het kabinet moet daarom in Brussel pleiten voor een richtlijn waar niet alleen grote bedrijven onder vallen. Alleen dan zal de nieuwe regelgeving verbetering brengen voor de miljoenen kledingarbeiders zoals Jamia, die in vaak onveilige fabrieken te weinig verdient om haar gezin te onderhouden, terwijl ze te veel uren draait om haar kinderen naar bed te kunnen brengen.

Ten tweede laat het Europese plan nu toe dat bedrijven hun verantwoordelijkheid voor misstanden niet zelf hoeven te nemen. Hiermee zou Europa afwijken van internationale normen. Europa vindt het OK als bedrijven hun verantwoordelijkheid via contracten afwentelen op onderaannemers. Deze onderaannemers hebben in de regel een (financieel) zwakkere positie om te kunnen investeren in goede arbeidsomstandigheden. Daarnaast is het een risico dat Westerse bedrijven daardoor vaker van leverancier zullen veranderen om onder hun verantwoordelijkheid uit te komen. Zo komen niet alleen deze leveranciers, maar ook werknemers zoals Jamia in de knel te zitten.

Tot slot: op dit moment krijgt 80% van de vrouwelijke textielwerkers in Dhaka, Bangladesh te maken met (seksueel) geweld. Als Jamia daar ook mee te maken krijgt moet zij de mogelijkheid hebben een klacht in te dienen, het liefst bij de fabriek zelf of desnoods bij het kledingmerk. Internationale normen schrijven voor dat slachtoffers verhaal kunnen halen en dat kledingmerken ervoor verantwoordelijk zijn dat werknemers toegang hebben bij een klachtenmechanisme. Lokale stakeholders uit productielanden moeten betrokken worden, bijvoorbeeld via lokale vakbonden. In het Europese voorstel is dit nu niet goed geregeld. Het kabinet moet Europa hierop bijsturen. Slachtoffers moeten verhaal kunnen halen en genoegdoening kunnen krijgen.

Alle werknemers die actief zijn in de kledingsector hebben recht op hun fundamentele mensenrechten zoals een veilige werkplek, leefbaar loon en vakbondsvrijheid. Bedrijven moeten dan ook verantwoordelijk gehouden worden volgens de internationale normen voor verantwoord ondernemen. Negen jaar na het instorten van kledingfabriek Rana Plaza en vele andere schandalen in de kledingsector, verdienen kledingarbeiders een échte oplossing en niet nóg een papieren werkelijkheid. Wij hopen dat de minister zich in Brussel gaat inzetten voor een echt goede wet waar de duizenden textielarbeiders niet alleen op papier wat aan hebben maar straks ook in de praktijk. De wet is immers niet bedoeld om Europese bedrijven op te zadelen met administratieve lasten maar om het leven van de mensen onderaan in de ketens te verbeteren.