“Een all inclusive vakantie van twee weken draagt meer bij aan de economie van een arm land dan vijftig jaar fairtrade koffiedrinken,” zei Lengefeld gisteren op de Groeneveld conferentie over toerisme en de millenniumdoelendie werd georganiseerd door Platform IDUT.
Toerisme is de grootste bedrijfstak ter wereld. In 2010 zal toerisme 11,6 procent van het totale wereldinkomen generen en meer dan 250 miljoen banen opleveren. In 2010 wordt het aantal toeristen geschat op 1 miljard. In het merendeel van ontwikkelingslanden is toerisme een belangrijke pijler van de economie. |
“Twintig procent van het geld dat je voor een all-inclusive vakantie betaalt, blijft in het land zelf. Als je er met een lokale luchtvaartmaatschappij naartoe vliegt is dat 40 procent. Van de prijs die je voor een pak koffie betaalt, ook fairtrade, blijft maar 10 procent in het land zelf hangen.”
Vooroordelen
Over massatoerisme bestaan nogal wat vooroordelen. Zo zouden de resorts weinig producten inkopen op de lokale markt en zouden ze hun gasten ontmoedigen om hun neus buiten de hekken van het hotel te steken. Ook zouden de hotelketens het personeel slecht betalen en behandelen. Lengefeld: “Deze vooroordelen zijn nooit echt onderzocht. Ik vroeg me af of deze vorm van toerisme inderdaad niet duurzaam is.”
Lengefeld deed van 2003 tot en met 2006 onderzoek bij acht grote resorts in Nicaragua en het Caribisch gebied en keek vooral naar de bijdrage die deze vakantiefabrieken aan de lokale economie leveren. Uit de GTZ-studie blijkt dat de onderzochte hotels een niet geringe bijdrage aan de economie van arme landen leveren. Zo creëren de hotels per miljoen euro aan inkomsten 14 tot 29 banen. Andere sectoren van de economie leveren maar 2 tot 6 banen per miljoen euro op. De olieindustrie zelfs 0,4-0,9 per miljoen euro. Elke hectare van een all-inclusive resort op de Dominicaanse Republiek levert 500.000 dollar op voor de lokale economie. Zeker de helft hiervan draagt bij aan armoedebestrijding.
Foto: CC |
Cultuur
Is massatoerisme dus duurzaam? Lengefeld: “Ik wil voorop stellen dat geen enkele vorm van toerisme duurzaam is, maar toerisme kan een duurzame component hebben. Als je puur naar armoedebestrijding kijkt dan scoort massatoerisme goed. Maar op het culturele vlak levert het een mindere bijdrage. Maar weinig toeristen die een resort bezoeken leren het land kennen. Dat resorts hun gasten niet aanmoedigen om de hekken achter zich te laten, ligt er volgens mij niet zozeer aan dat ze niet willen dat hun gasten het land leren kennen en de lokale economie spekken, maar meer dat ze bang zijn dat hun gasten iets overkomt, een enkel verstuiken bijvoorbeeld, en dan een schadeclaim bij het hotel neerleggen.” Toch wil het volgens hem niet zeggen dat als je een reis boekt bij een ecotoeristische organisatie of een community based project bezoekt dat je dan wat cultuur betreft goed zit. “Ik kan ook voorbeelden geven van community based toerisme en ecotoerisme die niet duurzaam zijn omdat ze bijvoorbeeld bepaalde bevolkingsgroepen uitsluiten.”
Goed voorbeeld Het Sandals resort in Negril Jamaïca kwam als een van de beste resorts uit het GTZ-onderzoek naar voren. Niet alleen betaalde het resort de hoogste salarissen, ook verzorgt het resort opleidingen voor het personeel en ondersteunt het lokale boeren d.m.v. trainingen. |
Sociaal verslag
Hoewel het massatoerisme volgens Lengefeld dus helemaal zo gek nog niet is, ziet hij nog wel verbeterpunten. De hotels zouden bijvoorbeeld nog meer kunnen samenwerken met lokale leveranciers. Ook zou het goed zijn als het lokale aandeel in het eigendom van deze ketens groter zou worden. Om duurzame gedrag van hotelketens te stimuleren zouden touroperators volgens de Duitse toerismedeskundige om een sociaal verslag moeten vragen waarin de hotels duidelijk maken wat hun impact is op de bestrijding van armoede. “Dat zet de hotels aan het denken over hun bedrijfsvoering en kan stimulerend werken. Het zou goed zijn als touroperators vervolgens besluiten om alleen nog in zee te gaan met aanbieders die een grote impact op de lokale economie hebben.”