Praten over het klimaat en CO2-uitstoot alsof het een Monopoly-spel is. Wie experts over het Europese handelssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen (ETS) hoort duizelt het van de credits, veilingen, en het rekenen met tonnen CO2. Toch is ETS geen vrijblijvend spelletje voor bedrijven, maar cruciaal ter vermindering van uitstoot. De handel in CO2 uitgelegd.
De kritiek op ETS is niet van de lucht. De prijzen voor emissierechten zijn gedaald van 30 euro per gigaton naar een schamele 8 euro, klassieke uitstoot-sectoren als transport en landbouw vallen buiten het ETS en de rest van de wereld wil niet meedoen met Europa. Aan de vooravond van de klimaattop de vraag wat CO2-handel nu inhoudt en wat ‘Parijs’ zou kunnen veranderen. De 3 grote problemen van ETS en een vleugje hoop.
Emissiehandel is..
Volgens een overgroot gedeelte van de wetenschappers dragen broeikasgassen die vrijkomen in zeer hoge mate bij aan klimaatverandering. Het is dus zaak om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Landen maken afspraken om minder CO2 uit te stoten, bijvoorbeeld via een VN-klimaatverdrag als het Kyoto Protocol of een aankomend ‘Parijs 2015 akkoord’. Om het bedrijfsleven aan te moedigen minder CO2 uit te stoten is een ingenieus idee bedacht: emissiehandel. Dit gebeurt nu op Europese schaal via het Europese emissiehandelssysteem ETS. Volgens de Europese Commissie is mede hierdoor de uitstoot ten opzichte van 1990 met 23 procent verminderd.
In Nederland nemen ongeveer 450 bedrijven deel aan ETS. In 2014 zijn ruim 22 miljoen rechten geveild, de opbrengst bedroeg ruim 131 miljoen euro en er is ruim 89 Mton Co2 uitgestoten in 2014. Dit is een stijging ten opzichte van eerdere jaren omdat elektriciteitscentrales meer steenkool en minder aardgas als brandstof hebben ingezet. In Nederland is 20 procent van de bedrijven binnen ETS verantwoordelijk voor 90 procent van de uitstoot.
Bij emissiehandel worden emissierechten op de markt verhandeld. Elk emissierecht vertegenwoordigt 1 ton CO2-uitstoot. Een emissiehandelssysteem begint dan ook met het vaststellen van een uitstootplafond (‘cap’) aan tonnen CO2 en het totale aantal emissierechten is gelijk aan dat plafond. Voor elke ton CO2 wordt een prijs gerekend, zo ontstaan ETS credits. Deze credits bevinden zich in een EU register, waarvan de Nederlandse emissieautoriteit Nea het Nederlandse deel beheert. Bedrijven in de EU die onder het ETS systeem vallen zijn verplicht een rekening te openen om zo transacties te kunnen doen. Zij moeten voor elke ton CO2 die zij uitstoten credits inleveren en dus betalen. Op veilingen worden die emissierechten weer verkocht. De prijs op CO2 is bedacht zodat schonere technologie ook financieel interessanter wordt voor het bedrijfsleven. So far so good. Zou je denken…. Er zijn echter grote problemen met dit systeem. De 3 belangrijkste:
PROBLEEM 1: Prijs CO2-credits gigantisch gedaald
Het probleem bij het ETS is dat er veel te veel emissierechten op de markt zijn. Na een proefperiode (2005-2008) met een stabiele prijs van rond de 30 euro per ton CO2 is het fout gegaan in de 2e periode (2008-2012). Er waren toen eigenlijk al te veel emissierechten in de markt, terwijl de financiële crisis heeft gezorgd voor minder productie en consumptie. Bovendien is extra krediet in de ETS-markt is gepompt met zogeheten CDM-emissiekredieten die buiten Europa (vooral in ontwikkelingslanden) konden worden verzilverd in projecten om zo het teveel aan broeikasgas-uitstoot in Europa ‘goed te maken’.
. De prijs is gedaald van 30 euro naar 8 euro
Er is veel kritiek op deze kredieten omdat deze op zijn best klimaatneutraal zijn (ook de bouw van kolencentrales werd bijvoorbeeld goedgekeurd) en niet aanmoedigen tot innovatie binnen Europa. Daarnaast zijn er ook gratis emissierechten uitgedeeld aan bedrijven die teveel competitie ondervonden van buiten Europa. Bedrijven konden ook nog eens overgebleven credits uit de periode 2008-2012 doorsluizen naar de periode na 2013 (‘banking’). Gevolg was een gigantisch overschot van meer dan 2 miljard ongebruikte rechten en een CO2-prijs van een schamele 3 euro in 2013. Nu is dit 8 euro. De vervuiler betaalt.. maar heel weinig.
Er zijn met deze lage prijs te weinig prikkels. Bedrijven kunnen kiezen wat het meest kosteneffectief is: investeren in schone technologie of ETS credits bijkopen. Met een lage prijs wordt eerder voor de vuilere optie gekozen. Veel ambitieuze bedrijven en ngo’s zouden graag een hogere prijs zien. Bij bedrijven als DSM wordt intern al rekening gehouden met een prijs van 50 euro. Natuur en Milieu wil zelfs dat het 75 euro wordt. De verwachting is dat de prijs weer kan gaan stijgen als de economie aantrekt en er meer Europese maatregelen ter versterking van het ETS komen, maar deze zijn vaak op de lange termijn zoals een Marktstabiliteitsreserve in 2019.
PROBLEEM 2: Grote uitstoot-sectoren vallen buiten ETS
Bedrijven die nu onder het ETS vallen zijn meestal grote energie-intensieve bedrijven uit de elektriciteitssector, raffinage, chemische industrie en metaal. Ook Europese luchtvaartmaatschappijen vallen binnen ETS. Daarmee is 45 procent van de totale CO2-uitstoot in Europa gecoverd. De focus in het EU ETS is op uitstoot die goed gemeten, gerapporteerd en geverifieerd kan worden. Volgens Tomas Wyns (Institute for European Studies, Vrije Universiteit Brussel) is destijds alleen voor de grote elektriciteitsbedrijven gekozen omdat zij al onderdeel waren van Europese richtlijnen en milieuvergunningen. Bovendien is het in de praktijk makkelijker te berekenen wat hun CO2-uitstoot is. Hierdoor vallen echter grote uitstoot-sectoren als transport en landbouw onder een ander systeem. Landbouw behoudt een aparte positie in Europa, ondanks de grote bijdrage van de industrie aan klimaatverandering. Nog recent dreigde de landbouwlobby dat de grote industrie naar buiten Europa zou verkassen als er een ‘cap’ wordt ingesteld op uitstoot van methaan. Er zijn wel steeds meer initiatieven om alle emissierechten onder het EU ETS te krijgen, bijvoorbeeld bij de progressieve vleugels in het Europees Parlement of via ngos als Milieudefensie. De nationale industriebelangen zijn echter groot waardoor veel sectoren blijvend worden geblokt. Met name voor kleinere bedrijven geldt ook dat het EU ETS als te complex wordt ervaren.
PROBLEEM 3: ETS ‘gaat verder dan de euro’ maar niet tot aan dollar of yuan..
Sinds 2013 wordt de toewijzing van rechten Europees geregeld. Lidstaten zoals Nederland kunnen dus geen rechten meer toewijzen zoals in de periode daaraan voorafgaand. Het ETS gaat hiermee qua soevereiniteitsoverdracht ‘verder dan de euro: “alle 28 lidstaten doen mee en committeren zich, zelfs de Britten, dat is eigenlijk wel heel bijzonder”, aldus Tomas Wyns. De EU ETS is het eerste en grootste emissiehandelssysteem ter wereld. Er functioneren ook andere emissiehandelssystemen. Japan (binnen Tokyo), Australië en Nieuw-Zeeland hebben een eigen systeem en er zijn ook handelssystemen in Zwitserland en Amerika. Een aantal landen overweegt emissiehandel in te voeren, zoals China, Mexico, Canada, Zuid-Korea en Chili. Op deze website vind je alle emissiehandelssystemen in de wereld op een toegankelijke kaart.
Er wordt af en toe ook geprobeerd om meer samen te werken. Toch mislukt dat vaak faliekant. Een klassiek voorbeeld is de luchtvaart-saga. De EU heeft in 2012 geprobeerd om een uitstoot-prijs door te rekenen op internationale vliegtuigmaatschappijen die in Europa actief zijn. Hierdoor kreeg men direct te maken met een Chinese boycot van Europese vliegtuigmaatschappijen en Amerikaanse druk op eigen bedrijven die strafbaar zouden worden gesteld als zij voldoen aan Europese regels.
Er werd zelfs een apart congres in Rusland georganiseerd om een gezamenlijk strijdplan op te stellen tegen Europese emissieregels. Nu wordt uitstoot alleen doorberekend op Europese luchtvaartmaatschappijen en op vluchten binnen de EU. Dit soort voorbeelden zorgen ervoor dat internationaal concurrerende bedrijven beargumenteren dat het ETS leidt tot een concurrentienadeel. Er word gesproken over het zogeheten ‘carbon leakage’ effect waardoor internationaal concurrerende bedrijven vertrekken naar buiten Europa waar laksere regels zijn rond CO2-uitstoot. Dit effect wordt echter vaak betwijfeld. Wel wordt steeds vaker beargumenteerd dat Europa sterker haar handelsmacht kan inzetten tijdens klimaatonderhandelingen.
Verandering na Parijs..?
De ene na de andere internationale instelling komt voor de klimaattop met nieuwe ideeën als carbon pricing of zelfs een CO2-belasting om uitstoot te beprijzen en belasten. Zo tekenden meer dan 1000 bedrijven in 2014 een verklaring van de Wereldbank waarin werd opgeroepen om een wereldwijd systeem van carbon pricing in het leven te roepen. Hierbij is het doel om systemen beter aan elkaar te verbinden. Er lijkt dus een wil om verder te gaan dan deze vrijblijvende emissiehandel. Maar dit is volgens Tomas Wyns schijn.
Er komt geen top-down door de VN opgelegde koolstofprijs, ‘no way’! Het is geen onderdeel van de concept verdragstekst. Dit zal dus van bottom-up moeten komen, dat ‘andere circuit’ zoals het werd genoemd tijdens het klimaatdebat in het Humanity House. Dit zou kunnen via regionale of zelfs lokale CO2-handelssystemen (zoals in Friesland) die meer op elkaar afstemmen. Maar het kan ook via druk op een ambitieus (en wereldwijd) ‘top-down’ klimaatakkoord. Hoe meer druk vanuit de samenleving, hoe groter de kans op resultaat. Als in dat klimaatakkoord en de opvolger van het Kyoto protocol de belofte komt van veel minder uitstoot kan emissiehandel helpen bij de uitvoering, maar niet in de huidige vorm. Nu is het een te vrijblijvend, te klein en goedkoop spel dat wereldwijd te weinig wordt gespeeld.