Dit artikel maakt deel uit van de serie ‘2015: The future we want’ die OneWorld in 2013 initieerde.
Cabaretier Youp van ’t Hek over zijn schaamte voor de Partij van de Arbeid, goede ontwikkelingshulp en zijn stichting Alle Beetjes.
Elke voorstelling heb je het er weer over: kinderen in arme landen die net (of niet) rond kunnen komen en wij rijken, die er niks aan doen. Waarom kies je daarvoor?
“We moeten beseffen hoe rijk we zijn. Als het heel goed gaat moet je een beetje zorgen voor mensen waarmee het minder goed gaat. Dat heb ik met de paplepel ingegoten gekregen. Mijn vader gaf veel aan goede doelen. Hij was niet zo’n Rode Kruis-storter en gaf liever aan kleine projecten, net als ik. Ik wil weten waar mijn geld terecht komt, daarom heb ik ook een eigen stichting opgericht.
Als je zo’n groot publiek hebt, kun je een hoop bereiken. Hoop je dat de mensen in je zaal meer geld gaan geven aan goede doelen?
“Ik wil niet te moralistisch zijn. Als je te streng bent, wat je ook wel eens bij cabaretiers ziet, dan denken mensen ‘ja, ja, ja, doe eens rustig’, en dan rekenen ze je – terecht – af op je tweede huis. Ik ben streng light. Zo van: Besef je nou eens dat een weekje skiën een luxe is. En als we nu samen in de trein willen stappen om te gaan dineren in Brussel, dan kunnen we dat. Realiseer het je. Realiseer je hoe rijk we zijn en realiseer je dat het elders niet zo is.”
Maar jouw grappen of oproepen kunnen meer bereiken. Buckler-bier is niet meer te koop in Nederland en de klanten van provider T-mobile worden beter bediend. Heb je nooit de behoefte gehad om een onverantwoorde multinational eens hard aan te pakken?
“Nee. Voor je het weet zit je in de politiek. Dan zit je de hele dag compromissen te sluiten.”
In een interview met de EO zei je: 'Wij zouden ons kapot moeten schamen voor het feit dat wij zo veel hebben en zij zo weinig.' Doen we wel de juiste dingen om die verschillen te verkleinen?
“Laatst schreef iemand mij: ‘Je moet eens weten hoeveel geld er verdwijnt in een limousine in Afrika’. Ik denk dat we goed moeten nadenken hoe we hulp geven en aan wie we het geven. Ik heb lang geleden een echtpaar gekend. Hij gokte en dronk veel. Ik hielp ze financieel een handje en gaf geld aan haar. Hij zei toen tegen mij: ‘Dus je vertrouwt mij niet, dat is pijnlijk’. En dan zei ik: ‘Dat klopt. Maar nu weet ik dat het geld bij je kinderen terecht komt en dat het goed gaat’. Hetzelfde gaat op voor arme landen: je moet zorgen dat je hulp op de goede plek terecht komt. Het is waar dat bijvoorbeeld president Mugabe van Zimbabwe een gigantisch kapitaal op de bank in Zwitserland heeft staan. Ik ben het er ook mee eens dat Zimbabwe corrupt is. Maar dat is geen reden om aan niemand daar te geven. Ik denk alleen dat we anders moeten geven.”
“De foto van het stervend kind
Schreeuwt ons toe over zes kolommen
We mompelen een zeer terecht ‘verdomme’
Maar de vloek wordt meegenomen door de wind
Wie weet wat we moeten doen?
Moeten we praten of juist vechten?
Wat is het minst slechte?
Of sturen we alleen wat poen?”Uit: De armen wijzen naar de lucht, 1997.
Nederland geeft volgend jaar juist minder geld uit aan ontwikkelingssamenwerking.
“Ja, zelfs de eigen Partij van de Arbeid doet mee aan die bezuinigingen. Ik schaam me wel. En ik vind dat Diederik Samsom zich echt moet schamen dat hij zo’n bedrag heeft durven inleveren.”
We geven dus te weinig en het komt verkeerd terecht. Wat is volgens jou goede ontwikkelingshulp?
“Goede ontwikkelingshulp is dat je weet dat het in het goede mondje verdwijnt en niet in de zakken van corrupte leiders. Mijn zusje is directeur van Plan Nederland en een bevlogen ontwikkelingswerker. We hebben vaak discussies over hoe ontwikkelingsorganisaties hun geld zo goed mogelijk kunnen besteden. Maar helaas moet je af en toe wel aan corruptie meewerken, want dan komt het tenminste in die samenleving terecht. Mensen zijn vaak ook uit armoede corrupt.”
Je verbetert zelf ook ‘een beetje’ de wereld, met je Stichting Alle Beetjes. Waarom heb je die opgericht?
“Ik kreeg een doodgewoon schuldgevoel over al die uitverkochte zalen. Dan gaat iedereen – terecht – zeggen: ‘Jij hebt makkelijk lullen over geven en ontwikkelingshulp’. De stichting geeft aan kleinschalige projecten, bijvoorbeeld het plaatsen van een waterpomp, een klein huisje op de Filipijnen, een busje in Peru.
Controleert de stichting ook of het geld daadwerkelijk bij het project terecht komt?
“Nee, we geven op gevoel. Aan de website kan je wel vaak zien of het een betrouwbaar project is. In zestien jaar zijn we twee keer onbedaarlijk belazerd. Eén van die keren werd ik gebeld door iemand en die zei: ‘Heb je aan dat project geld gegeven? Dan ben je het geld kwijt, want het is nooit bij het project terecht gekomen’.”
Maar doe je dan niet hetzelfde als het ministerie? Je geeft, maar weet niet zeker of het goed terecht komt.
“Nee, want wij zien de mensen waar we het geld aan geven. Ik speelde een keer in Carré en toen lag er ’s avonds een brief van een meisje in mijn kleedkamer: ‘Beste Youp van ’t Hek, ik heb zo verschrikkelijk gelachen en daar wou ik je voor bedanken. Maar aan het eind draaide ik me om, keek ik naar Carré en dacht ik: godverdomme wat verdient die man veel geld.’ Vervolgens schreef ze over haar zusje die een project had in Afrika. Ik heb haar gelijk gebeld en ik heb gezegd: ‘Dat verhaal van je zusje moet je naar Stichting Alle Beetjes sturen. Want je hebt gelijk: ik verdien veel te veel geld.’ Maar ik krijg ook wel eens rare aanvragen van iemand die graag ‘de oorlog uit kinderen wil dansen’. Dat gaan we dus niet doen.”
Wat zou je minister Ploumen willen meegeven? Wat moet ze doen de komende vier jaar?
“Pak ontwikkelingssamenwerking heel praktisch aan. Ga werken met een aantal hele rechtse VVD’ers die in ontwikkelingslanden zaken doen, die weten hoe het in dergelijke landen werkt. Ze moet een goed bedrag reserveren maar op een zakelijke manier weggeven. Niet te mutsig of te principieel. Ik zou gewoon goed nadenken: aan wie geef je het geld? En ga niet eerst een kantoor starten, maar ga voor de praktische projecten.”
Dus in plaats van top down, via allerlei grote organisaties, juist bottom up: de kleine projecten.
“Ja ik geloof daar heel erg in. Maar ik denk ook dat er door internet een soort wijsheid over de wereld rolt. Ik geloof steeds meer in mensen met laptops. Die technologie heeft al heel veel veranderd, maar het gaat nog veel meer veranderen. Als je nu in een derdewereldland reist heeft iedereen een mobiele telefoon. Dus ik hoop altijd maar dat arme mensen door alle technische ontwikkelingen slimmer worden en meer kansen krijgen.”
Foto: Bob Bronshoff