Ze zeiden dat-ie gek geworden was. Je fruitkwekerij inkrimpen van 28 naar 12 hectare, wie deed dat nou? Maar Carlos Faes was er begin jaren ’90 van overtuigd dat het moest. De Philips Fruittuin nieuw leven inblazen was zijn opdracht en dat kon alleen met een degelijke business case. “Ik wilde minder kilo’s appels en peren produceren, en eerst een goede afzetmarkt vinden.”
Zijn business case had als motto: de kloof tussen producent en consument kleiner maken. En dat was bij de Philips Fruittuin ook hard nodig. “De Fruittuin was in 1929 bedacht door Anton Philips, de man achter het Philips-concern. Hij wilde tijdens de crisis zijn mensen aan de slag houden en de arbeiders van gezond eten voorzien. Het was een voorbeeld van een korte keten zoals we ’m nu weer willen zien. Het personeel kon intekenen op het fruit en dat werd met paard en wagen aan de deur gebracht in Eindhoven, een paar kilometer verderop.”
“Ik wilde mijn appels en peren verkopen in de regio, niet aan een anonieme markt
Maar in de jaren ’80 moest het bij Philips allemaal goedkoper en kon de Fruittuin zijn productie niet meer kwijt bij het personeel. Noodgedwongen ging het fruit naar de veiling – waar het de concurrentie met efficiënter werkende kwekerijen verloor. De Fruittuin verkeerde in crisis. ‘Meneer Frits’ (de Philips-telg die destijds de leiding had) wilde niet sluiten, en gaf de toen 22-jarige bedrijfsleider Carlos Faes drie jaar voor een doorstart.
Appelpannekoek schept meerwaarde
“Ik wilde terug naar het begin”, zegt Faes. “Mijn appels en peren verkopen in de regio, niet aan een anonieme markt. En daarvoor moesten mijn producten onderscheidend zijn.” Hij koos vrij onbekende rassen als Santana, Topaz en Initial, die goed tegen ziektes en plagen kunnen. Bekende appels als Jonagold en Elstar zijn juist gevoelig voor schurft en meeldauw. “Ik ben 90 procent teruggegaan in de hoeveelheid actieve stoffen van bestrijdingsmiddelen.”
Na ruim twintig jaar is Philips terug als klant, komen er twintigduizend mensen op de zelfplukdagen (“een kortere keten is niet denkbaar”) en heeft Faes zijn kwekerij uitgebouwd tot een totaal concept. Hij leidt klassen rond over de traditionele hoogstamboomgaard aan de rand van zijn perceel met bijna vergeten rassen als de Brabantse Bellefleur en de Gravensteiner. Bedrijven kunnen er een heisessie houden, in de Landwinkel zijn producten van andere korte-keten-ondernemers te koop en ook Pannekoekenhuis De Proeftuin zorgt voor extra inkomsten.
“Een schap in de supermarkt vertelt geen verhaal
Een appel verkoop ik voor een paar cent. Maar als ik ’m in een pannekoek stop, kan ik 300 procent meer rekenen. Zo creëer ik toegevoegde waarde.” Het belangrijkste waar mensen voor komen, zegt Faes, is het verhaal. “Ze vinden het mooi om zelf te oogsten, ze willen weten hoe ik werk en waarom. En als ik ze vertel dat elk jaar anders is en de bewaarbaarheid van het fruit door de droogte dit jaar minder is, begrijpen ze dat. Een schap in de supermarkt vertelt geen verhaal.”
Boer op kruispunt
Het is een trend, zeggen Joris Lohman en Bart Kraaijvanger van de Taskforce Korte Keten: boeren die hun producten regionaal afzetten en vaak rechtstreeks contact hebben met de consument. “Scherp gesteld zijn er op dit moment twee ontwikkelrichtingen voor de Nederlandse boer om nog een goede boterham te verdienen”, zegt Kraaijvanger. “Doorgaan met schaalvergroting en intensivering voor de wereldmarkt, of verbinding met je achterland zoeken en je bedrijf openstellen voor het publiek. Je ziet een verschuiving optreden in die tweede richting.”
“Praktisch alle Nederlandse tomaten en uien gaan de grens over
Kleinschaliger werken, dicht bij de afnemers, in wat inmiddels Community Supported Agriculture is gaan heten, lijkt dan een aantrekkelijk alternatief. Los van de grillen van de veiling, los van de ijzeren greep van de supermarkt. De consument op zijn beurt krijgt veel meer belangstelling voor de herkomst en kwaliteit van zijn eten – hoewel de kiloknallers en het kant-en-klare gemaksvoedsel ook nog steeds welig tieren.
Enthousiasme smoort
Lohman en Kraaijvanger vonden elkaar met die gedeelde analyse in de Taskforce Korte Keten, die weer deel uitmaakt van de Transitiecoalitie Voedsel. Kraaijvanger werkt bij boerenorganisatie ZLTO als teamleider Multifunctionele Landbouw, Lohman is mede-oprichter van Food Hub, een organisatie die ‘de afstand tussen grond en mond wil overbruggen’.
“Weinig korte-keten-boeren verdienen een goede boterham
Kraaijvanger: “Er zijn op dit moment heel veel korte-keten-initiatieven. Vaak beginnen ze enthousiast, met subsidie van de provincie of vanuit het Europese Landbouwbeleid, maar als de subsidie op is, maken ze geen vuist meer. Er zijn niet veel boeren die er een goede boterham aan verdienen. De korte-keten-boer loopt tegen allerlei obstakels aan.
Dat de consument niet inziet waarom-ie meer moet betalen voor zijn product, dat de boer te weinig verkooppunten heeft, niet de kennis bezit om zijn product online aan te bieden. En de regelgeving op het gebied van hygiëne en voedselveiligheid – HACCP – is toegesneden op een lange keten. Voor de korte keten zou er een HACCP-light moeten komen die minder eisen stelt aan de houdbaarheid, want dat speelt vooral bij producten die van ver komen.”
Nu nog hebben de korte-keten-boeren een marktaandeel van een paar procent. “Maar de potentie is er om dat substantieel te vergroten en dat is ook onze ambitie. Behalve bij de consument zien we ook veel belangstelling bij cateraars en zorginstellingen om producten uit de regio af te nemen. De vraag is er, nu moet het aanbod nog vergroten”, zegt Kraaijvanger.
‘Meer met minder’ heeft afgedaan
Het zijn interessante spelers die zich achter een omslag in de landbouw scharen. Niet alleen de boerenvertegenwoordigers LTO en ZLTO, maar ook landbouwminister Carola Schouten. Zij omarmde in september ‘kringlooplandbouw’ in haar toekomstvisie. Joris Lohman koppelt de aandacht daarvoor aan de opkomst van de korte keten: “Het betekent dat boeren circulair moeten gaan werken. Invoer van soja voor veevoer hoort daar niet meer bij. Een stap verder is regionale landbouw.”
“De beweging naar regionalisering van de voedselketen is ingezet
Ook Martin Scholten, directeur dierwetenschappen bij de Wageningen Universiteit, maakt zich sterk voor de kringlooplandbouw – met daarbinnen ook kansen voor de korte, regionale keten. Lohman en Scholten schreven samen een essay over het ‘mesoniveau’ als beste schaal om landbouw op te bedrijven: niet voor de wereldmarkt, niet lokaal, maar voor de regio. Lohman was aangenaam verrast door de visie van Wageninger Scholten. “Voorheen had je de Gouden Driehoek: het ministerie van Landbouw, Wageningen en de agrarische ondernemers, die gezamenlijk naar productieverhoging en kostprijsbeheersing streefden. ‘Meer met minder’, in de woorden van voormalig bestuursvoorzitter Aalt Dijkhuizen. Dat geluid klinkt nu niet meer.”
Dijkhuizens opvolger Louise Fresco opende het academisch jaar van de Wageningen Universiteit in een rupsvriendelijke zijden jurk op ananaspumps en pleitte voor duurzame landbouw die gezond en kwalitatief goed voedsel levert. Lohman: “Dat is een kanteling van jewelste, en een eind aan wat ik het ‘productionisme’ noem, en de mantra dat Nederland de wereld moet voeden. De beweging naar regionalisering van de voedselketen is ingezet.”
Binnenkort bij u in de buurt
In de wereld van de korte ketens draait het om ‘concepten’, zegt Lohman. “De succesvolle voorbeelden zijn boeren die een nieuw concept lanceerden. Zoals Kipster, dat een nieuw soort kippenboerderij introduceerde. Zo moet je naar de markt kijken.” Food Hub komt volgend jaar dan ook met het concept De Nieuwe Boerenfamilie. “Als moderne korte-keten-ondernemer heb je steun nodig. Bijvoorbeeld van een marketeer die nadenkt over nieuwe producten of diensten, of een chef-kok voor je eigen restaurant, een ict’er, een bioloog of een journalist die je helpt je verhaal te vertellen. Allemaal mensen die om de boer heen staan. Wij verbinden die verschillende initiatieven en mensen.”
Carlos Faes heeft in de Philips Fruittuin vijftien mensen om zich heen. Zijn vrouw Anneke is vrijetijdswetenschapper en hielp hem het concept te ontwikkelen en uit te bouwen. Zelfs deze maandag, een volledig verregende herfstdag, is er voldoende reuring in de Fruittuin. Het is nog te vroeg om de bomen te snoeien – waar het stel cursussen in geeft – omdat de bomen hun blad nog niet kwijt zijn, en de winkel is ’s maandags altijd dicht. Maar rond de middag meldt zich een klas van de Middelbare Horeca School uit Den Bosch, die appeltaart en een verhaal geserveerd krijgen.
“Je kunt niet meer van een Nederlander verlangen dat-ie alleen maar appels en peren eet. We maken stappen
Faes denkt inmiddels al verder dan de verkoop op zijn erf. “We werken met Landwinkel.nl aan een landelijk dekkend netwerk van winkels en afhaalpunten met regionale producten, zoals vergeten groenten, brood en kaas”, zegt hij. “Je kunt er ook producten uit andere regio’s vinden. En buitenlands fruit van verwante bedrijven, want je kunt niet meer van een Nederlander verlangen dat-ie alleen maar appels en peren eet. We maken stappen.”
Online-supermarkt Picnic heeft net een paar honderd meter verderop een distributiecentrum geopend. Faes: “Ze zijn al komen praten. Wacht maar, straks krijg je mooie regionale producten thuisbezorgd of haal je ze om de hoek. En tegen een schappelijke prijs, omdat allerlei partijen in de keten, die eraan moeten verdienen, dan niet meer nodig zijn.”
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand