Twintigduizend, veertigduizend, zestigduizend: niemand weet precies hoeveel Brazilianen er in Suriname wonen. Dat het er heel veel zijn, is wel duidelijk. Vooral in het binnenland zijn de afgelopen vijftien jaar complete Braziliaanse dorpen ontstaan. De bewoners zijn veelal garimpeiros, illegale goudzoekers die proberen binnen een paar jaar voldoende geld bijeen te sprokkelen om daarmee in Brazilie een bedrijfje of eigen huis te kunnen kopen. Zo ook Mauro, een arme Braziliaan uit de buurt van Fortaleza, die sinds acht jaar in de goudvelden rond Benzdorp werkt. “Kijk, vier gram goud”, zegt hij glimlachend, terwijl hij op een miniscuul hoopje metaal in de schotel in zijn handen wijst. “64 Euro”, zegt hij. Het zijn de enige woorden Nederlands die hij kent. De vier gram zijn het laatste restje van zo`n 200 gram die hij de afgelopen twee weken al met zijn drie Braziliaanse collega`s uit de grond haalde.
Vania. JK © |
Controle is onmogelijk
De meeste garimpeiros komen uit het straatarme noordoosten van Brazilie. De Surinaamse overheid doet weinig tegen deze gelukszoekers, die te voet of per boot vanuit Brazilie en Frans Guyana de grens oversteken. Suriname kan de eindeloze grenzen in het Amazonewoud onmogelijk controleren. Vele goudzoekers komen ook gewoon met het vliegtuig vanuit de noord-Braziliaanse stad Belem naar Paramaribo. Van daaruit reizen ze met kleine vliegtuigjes verder naar de goudvelden in het binnenland.
In principe moeten de Brazilianen een deel van hun winst van de goudverkoop aan de Surinaamse staat afdragen. Daar komt echter weinig van terecht. “Ik vlieg één keer per maand naar Paramaribo om daar mijn goud te verkopen. Niemand controleert me”, vertelt de 27-jarige Vania uit het Braziliaanse Goiana, die een kledingwinkeltje in Benzdorp heeft. “Mijn geld zet ik op de bank. Ik hoop over een paar jaar voldoende te hebben voor een eigen winkeltje in Brazilie.” Eerder werkte Vania al in Spanje, Italie en de VS. “Maar hier verdien ik beter. Gemiddeld hou ik zo`n 2000 Dollar per maand over.”
Harde werkers
Ook in het noorden van Paramaribo wonen veel Brazilianen. Ze werken in de horeca, in winkels waar de goudzoekers zich bevoorraden, of in de prostitutie. De Brazilianen hebben bij veel Surinamers een slecht imago: “Allemaal criminelen die ons binnenland leegroven.” Andere Surinamers zien in dat de Brazilianen harde werkers zijn. “Ik neem liever Brazilianen dan Surinamers in dienst, die weten tenminste wat werken is”, zegt een Hindoestaanse eigenaar van een supermarkt in het noorden van Paramaribo, die anoniem wil blijven. In deze buurt wonen zoveel Brazilianen, dat de wijk inmiddels de bijnaam `Klein-Belem` heeft gekregen.
Patricia. JK © |
Bruine bonen met vlees
Hoewel er steeds meer huwelijken tussen beide bevolkingsgroepen voorkomen, blijven de Brazilianen en de Surinamers vooral twee gescheiden werelden. Dat heeft te maken met de taal: Surinamers spreken Nederlands of Sranan tongo, terwijl de Brazilianen Portugees spreken. Een uitzondering op deze regel is Patricia, een 21-jarige Braziliaanse die perfect Nederlands spreekt. “Ik kwam naar Suriname toen ik zes was”, vertelt ze op het terras voor het restaurantje van haar moeder. “In tegenstelling tot de meeste Brazilianen hier heeft mijn moeder een verblijfsvergunning gekregen en is ze dus legaal. Daarom kon ik hier naar school, waar ik Nederlands heb geleerd. Maar de meeste Brazilianen spreken alleen Portugees. Ze hebben ook een andere cultuur. Surinamers zeggen: Brazilianen leven als Indianen. Ze lopen in korte broeken en op slippers rond, dat zouden Surinamers nooit doen. Het is in ieder geval een teken dat ze zich hier thuis voelen.”