De Pakistaanse jeugd heeft de toekomst. Dat vindt ook Nawaz Sharif, premier van een land met een bevolking waarvan zestig procent jonger is dan 25 jaar. Hij heeft 100 miljoen dollar beschikbaar gesteld voor leningen aan jonge ondernemers, waarvan de helft is gereserveerd voor vrouwen. Op deze manier hoopt hij Pakistan weer op de rails te zetten.
Studeren om je marktwaarde als bruid te verhogen
Mariah Umar (32), directeur van Women Digital League
Mariah Umar richtte vijf jaar geleden de Women Digital League op, een bedrijf waar voornamelijk vrouwen online rapporten, brochures en persberichten voor bedrijven schrijven of databanken opzetten. Umar wil vrouwen graag bij het economische proces betrekken – precies wat ook premier Sharif beoogt. Nu worden in de Pakistaanse cultuur vrouwen nog vaak geacht thuis te blijven.
Umar is dan ook de eerste die staat te juichen als het gaat om investeren in vrouwen. “Het klinkt soft als ik zeg dat vrouwelijke ondernemers het dubbel zo zwaar hebben in Pakistan. Ik wilde dat het anders was. Wij trainen vrouwen door het hele land – tot in het bergachtige noorden toe waar geen wegen meer zijn en waar je met een boot een meer over moet. Zolang ze toegang hebben tot internet, kunnen ze voor mijn bedrijf werken.”
Samen met de Britse ambassade heeft Umar een project lopen bij de grootste Vrouwenuniversiteit van Lahore, om meisjes op te leiden tot ondernemer en ze zo financieel onafhankelijk te maken. “De meeste meisjes trouwen nog steeds direct na hun opleiding. Hun studie is vooral bedoeld om hun marktwaarde als bruid te verhogen. Daar verzetten we ons niet tegen. Dat is cultuur en dat verander je niet in een generatie. Maar we proberen jonge, getrouwde vrouwen wel aan het werk te krijgen, zodat ze niet langer financieel afhankelijk zijn van hun man of schoonfamilie.”
Zelf komt Umar uit Waziristan bij de Afghaanse grens, waar nu de Taliban hun hoofdkwartier hebben. Haar vader maakte geen verschil in de opvoeding van zijn dochters of zonen. “Hij stelde alleen een eis vooraf: ik mocht naar de universiteit als ik eerst trouwde. Dan wisten mijn ouders zeker dat ik werd beschermd. Mijn huwelijk is gearrangeerd, zoals de meeste huwelijken in Pakistan. Ik ben gelukkig met mijn man. Hij juicht mijn onafhankelijkheid toe en hij geeft me alle vrijheid. Hij is trots op mijn bedrijf."
"Ik word regelmatig uitgenodigd om lezingen te geven op congressen. Ik zat zelfs in een conference call met Tony Blair. Maar als ik een bedrijf vraag in de Women Digital League te investeren gaat het loket dicht. Zet maar een niet-gouvernementele organisatie op, luidt het advies. Maar ik wil als een volwaardig bedrijf gezien worden. Sinds kort heb ik daarom een mannelijke partner aangenomen. Hij heeft nu al meer succes dan ik.”
Pakistanen verwachten 24 uur per dag beschikbaarheid
Gertjan van Laar (33), werkt sinds 2010 in Pakistan
Ook westerse bedrijven worden aangemoedigd om in Pakistan te investeren. Premier Sharif belooft ze een gunstig investeringsklimaat – lage belastingen en niet al te veel bureaucratische regels. Gertjan van Laar uit Amersfoort doet sinds 2010 zaken in Pakistan. Zijn bedrijf Grappetite is gevestigd in de zuidelijke havenstad Karachi. Samen met twaalf Pakistaanse werknemers ontwerpt hij apps voor de Europese en de Amerikaanse markt, maar ook voor de groeiende Pakistaanse markt.
[[{“fid”:”29433″,”view_mode”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_halve_breedte media-element file-file-styles-artikel-halve-breedte”,”id”:”styles-4-0″}}]]Gertjan van Laar
Van de 170 miljoen Pakistanen is de helft jonger dan 25 jaar. Daar liggen kansen voor Nederlandse ondernemers zoals hij. “Op IT- en technisch gebied zit hier veel talent – zeker bij jongeren. Bovendien zijn de arbeidskrachten hier goedkoper dan in Nederland. Van Laar: “Ik ben erg onder de indruk van het feit hoe graag en hoe hard jongeren hier willen werken. In Nederland zijn we vooral gewend om op de klok te kijken.”
Volgens Van Laar is er momenteel voor westerse bedrijven een groeiende afzetmarkt in Pakistan. “Momenteel zijn de postorderbedrijven erg populair. Rijke feodale landheren en families in afgelegen provincies die rustig een televisie van boven de duizend dollar bestellen. Zij hebben geld.”
Wat volgens Van Laar momenteel wel een drempel vormt voor veel buitenlanders om in Pakistan te investeren, is de onveiligheid in Karachi. Vorig jaar kwamen meer dan tweeduizend burgers om bij geweld tussen rivaliserende politieke, etnische en religieuze partijen. “Maar ook de cultuurverschillen zijn vaak lastig”, zegt hij. “Eergevoel bijvoorbeeld. Ik ontkwam er onlangs niet aan om twee medewerkers te ontslaan. Ik vroeg ze zelf ontslag te nemen, zodat ze geen gezichtsverlies zouden lijden, en dat hebben ze uiteindelijk ook gedaan.”
Wat volgens hem ook opvallend is, is dat niet de kwaliteit van je product vooropstaat in Pakistan, maar de aandacht die je aan je klant besteedt. “Pakistanen verwachten dat je als opdrachtgever 24 uur per dag beschikbaar voor ze bent.”
Ik wilde goed worden in mijn vak
Purdum Wali (37), ondernemer
Wie de levensloop van Purdum Wali bestudeert ziet in een oogopslag dat hij geen schoolvoorbeeld van een succesvolle sociale ondernemer is. Geboren in het plattelandsdorpje Chinar, in het bergachtige noorden van Pakistan, werd hij op zijn achtste al wees. “Mijn oom, die na de dood van mijn ouders de zorg voor mij en mijn broertjes en zusjes op zich nam, had alleen geld voor onderwijs tot de vijfde klas van de lagere school. Daarna stuurde hij mij naar een feodale landheer om als kindarbeider op zijn landerijen te gaan werken.”
De aanleg van de Karakorum Highway in de Pakistaanse Himalaya in de jaren zeventig bracht een grote omkeer in Wali’s leven. Voor het eerst werd het gebied waar hij woonde voor de buitenwereld ontsloten. De filantropische Aga Khan Foundation zette er een trainingsprogramma’s voor boeren op. “Ik kreeg mijn eerste echte opleiding, het raakte mij diep. Ik wilde goed worden in mijn vak, maar ik wilde gezien mijn jeugd ook graag andere mensen helpen.”
Van de First Micro Finance Bank, eveneens van de Aga Khan Foundation, kreeg Wali een lening van 10.000 Pakistaanse roepies, ruim achtduizend euro. “Ik kocht er een machine voor waarmee ik de gewassen op het land met ecologische pesticiden kon besproeien. Boeren zagen hun oogsten daardoor groeien. Het was een gat in de markt.” De jonge boerenondernemer vroeg een tweede lening aan en opende daarmee een winkel voor groente- en fruitzaden. In het dorp was nog geen winkel waar voedsel en medicijnen voor vee gekocht kon worden. Opnieuw boorde Wali een markt aan.
[[{“fid”:”29408″,”view_mode”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_volle_breedte media-element file-file-styles-artikel-volle-breedte”,”id”:”styles-6-0″}}]]
Purdum Wali (37), ondernemer
Twee jaar geleden won hij de prijs voor beste micro-entrepreneur van Pakistan. Niet dat Purdum nu stil zit. Naast zijn twee goedlopende winkels en de tweehonderd stuks vee die hij bezit, heeft hij ook een mobiele oproepservice. Tegenwoordig voorziet hij zijn zesduizend klanten met veevoer, zaden en wat ze maar nodig hebben voor hun landbouwbedrijfje – zelfs tot op 1500 meter hoogte in de Himalaya.