Mobiele technologie, dataverzameling, coderen en programmeren. Het zijn de nieuwe buzzwoorden in de ontwikkelingswereld. Kenia loopt voorop wat betreft innovatie en technologie in Afrika. In 2006 werden in Nairobi het mobiele betaalsysteem Mpesa en het waarschuwingssysteem bij rampen Ushahidi ontwikkeld. Beide uitvindingen gingen de wereld over en zorgden voor een nieuw, positief geluid uit Afrika. Mobiele technologie en dataverzameling leken de potentie te hebben om op een nieuwe manier vooruitgang te stimuleren.
Nairobi kreeg de bijnaam ‘Silicon Valley van Afrika’, en westerse ontwikkelingsorganisaties, donoren en zelfs bedrijven als Google trokken naar de stad om de innovatieve projecten een boost te geven. De Wereldbank stimuleerde de Keniaanse overheid om open data te publiceren en zo overheidsgegevens toegankelijk te maken voor analyse door journalisten en ontwikkelaars. ICT-studenten op de Keniaanse universiteiten droomden niet meer van carrières bij grote bedrijven zoals Microsoft, maar van hun eigen start-up waarmee ze de wereld zouden veroveren.
Maar wat merkt de gewone Keniaan hiervan? Hebben open data en mobiele technologie het leven van burgers echt verbeterd? We vertrokken naar Nairobi om te zien hoe het staat met de ‘techies’ in Afrika.
Overheidsdata
De rondleiding over de verschillende verdiepingen van de ihub gaat langs een gezellig koffiebarretje, de onderzoeksafdeling en het tech-lab, waar nieuwe diensten getest kunnen worden. Leonida Mutuku is hoofd van het data-team en doet onderzoek naar het gebruik van data. “Ideeën zijn er genoeg. Kennis en ontwikkelaars ook”, zegt ze. Toch worden er volgens haar in Kenia nog geen goede toepassingen gemaakt met open data. “Dat komt omdat de data die beschikbaar zijn, niet te gebruiken zijn. Ze zijn te oud, niet compleet en updates ontbreken.”
“De Keniaanse overheid stelt inderdaad geen goede data beschikbaar”, zegt ook Linet Kwamboka. Zij voerde in 2011 en 2012 voor de Keniaanse regering het project Open Government Kenya uit. Gestimuleerd door de Wereldbank, een belangrijke donor voor de Keniaanse regering, besloot Kenia om overheidsdata open te publiceren. De website werd gelanceerd juli 2011. Dat was spannend, want een dag voor de lancering verbood de president om de data vrij te geven. Het was hem ontraden door de minister van Veiligheid. “Gelukkig hadden we destijds een zeer gemotiveerde staatssecretaris van Informatie en Communicatie. Hij wist de president te overtuigen dat open data kunnen helpen om diensten van de overheid te verbeteren door knelpunten in het beleid zichtbaar te maken. Bovendien is het met open data bijvoorbeeld mogelijk om te zien waar het electoraat van een bepaalde politieke partij zit.” Deze argumenten vielen in goede aarde. “De Wereldbank en andere westerse instellingen proberen Afrikaanse overheden te overtuigen aan open data te doen om transparanter te zijn, of om corruptie tegen te gaan. Daar is de Keniaanse overheid echt niet voor te porren. Maar als je hen laat zien dat het kan helpen om betere diensten te leveren, dan zijn ze wel geïnteresseerd”, zegt Kwamboka.
Met het lanceren van de website verschenen er data over onder meer landbouw, uitgaves van lokale autoriteiten en gezondheidszorg. Op de site zijn bijna 550 datasets te krijgen en sommige zijn tienduizenden keren bekeken. Aanvankelijk leek het een groot succes. “Inmiddels hebben we een nieuwe regering en die hecht geen belang meer aan open data. Toen ik wegging bij de overheid ben ik niet vervangen”, zegt Kwamboka. En dat terwijl het enorm veel werk is om zo’n project succesvol uit te voeren. Sommige ministeries of lokale overheden willen bijvoorbeeld wel meewerken, maar hebben nog bijna geen data digitaal beschikbaar. Het is dan een project op zich om te digitaliseren. Nu komen er al twee jaar geen nieuwe data meer bij en zijn alle gegevens verouderd.”
Inspirerende praatjes
Kwamboka heeft inmiddels haar eigen bedrijf dat andere ondernemingen helpt om met behulp van data efficiënter te werken. Ze is kritisch over de hype die ontstaat rondom technologische ontwikkelingen in Nairobi. “Er zijn inderdaad veel ideeën en enthousiaste en slimme, jonge mensen. Maar het ontwikkelen van start-ups wordt nu een industrie op zich. Jonge ontwikkelaars verzinnen een idee, doen mee aan een van de vele competities die georganiseerd worden en halen zo fondsen binnen. Ze zijn goed in het trekken van veel media-aandacht en houden inspirerende praatjes op conferenties. Maar als de fondsen eenmaal binnen zijn, komt er geen schaalvergroting en wordt er geen winst gemaakt. Velen verzinnen vervolgens een nieuw idee waarmee ze nieuwe donoren aantrekken. Zo komen weinig ondernemingen echt van de grond.”
Een van de plekken waar de innovatieve start-ups aan het werk zijn is het NaiLab. ‘Changing the world, one start-up at the time’, is hun motto. De jonge ondernemers worden door het NaiLab gesteund bij het aanvragen van fondsen, het maken van een goede business-case en het genereren van media-aandacht. De Nederlandse 1%Club is een van de initiatiefnemers.
Consumptiepatronen
Een van de jonge ondernemers is Suraj Gudka, een Keniaan van Indiase afkomst. Zijn sociale onderneming Sokotext wil met dataverzameling en mobiele technologie gezond eten in de sloppenwijken beter toegankelijk maken. Toen hij vrijwilligerswerk deed in een sloppenwijken in Nairobi zag hij dat de mama mboga’s (de groentemoeders) elke dag naar het centrum reisden om groente te kopen, die ze vervolgens weer verkochten in hun kleine kraampjes in de slum. Het kost de groenteverkoopsters relatief veel geld om elke dag de reis te maken, en de kwaliteit van de groenten die ze kopen is vaak matig, omdat ze zo goedkoop mogelijk inkopen. Samenwerken doen de vrouwen niet, want er is weinig vertrouwen onderling.
Gudka bedacht Sokotext: een systeem waarbij de vrouwen elke dag voor tien uur ‘s avonds sms’en welke groenten ze willen kopen, zodat ze die de volgende ochtend bij het distributiecentrum aan de rand van de sloppenwijk kunnen ophalen. Het bespaart ze de reis en de groenten blijven relatief goedkoop omdat er in grotere hoeveelheden ingekocht wordt.
Je ziet ze overal als je door de straten van Nairobi rijdt: kleine winkeltjes met groengeverfde gevels met daarop ‘Mpesa available’ geschilderd. Bij zo’n winkeltje laat je contant geld op je mobiel storten, waarmee je vervolgens – via je telefoon – je boodschappen in de supermarkt kunt betalen. Of je beltegoed. Of je buurvrouw, die ook Mpesa op haar mobiel heeft. Zonder dat je een bankrekening hebt dus. Mpesa is een doorslaand succes. De dienst bestaat zeven jaar en heeft 18,2 miljoen gebruikers. Het bestaat inmiddels ook in een aantal andere landen en is de meestgebruikte mobiele betaaltechniek in de wereld.
Nog zo’n succesverhaal is Ushahidi, gemaakt door een groep vrijwilligers rondom de Keniaanse verkiezingen van 2008. Via mobieltjes konden mensen rellen melden, die op een website in kaart werden gebracht. De ontwikkelaars vlogen de wereld rond om te spreken op congressen om anderen te inspireren. Het systeem is sindsdien verder ontwikkeld om informatie te vergaren rondom allerlei crises en rampen in verschillende landen. Zo werd Ushahidi bijvoorbeeld ook gebruikt na de aardbeving in Haïti, om in kaart te kunnen brengen waar de meeste hulp nodig was.
Het softwaresysteem van Sokotext maakt automatisch één grote bestelling van de verschillende sms’jes. Het houdt bij welke vrouw wat bestelt en of ze de groenten inderdaad de volgende dag kwam ophalen. Zo kunnen trouwe klanten af en toe een extraatje krijgen. De data die verzameld worden kunnen weer waardevol zijn voor onderzoekers. “Er is maar heel weinig bekend over vers voedsel in de sloppenwijken, na verloop van tijd zal ons systeem ook veel informatie geven over consumptiepatronen in de slums”, aldus Gudka.
Het systeem ziet er professioneel uit en het businessplan lijkt goed doordacht. Volgens Zack Mukewa, die de start-ups van NaiLab helpt met hun bedrijfsvoering, zijn twintig van de dertig start-ups die ze geholpen hebben ook echt een succes geworden.
Stamhoofd
In een ander deel van de stad is John Kipchumbah al een stuk verder met zijn sociale onderneming Infonet. Ook hij had het idee om burgers zelf data te laten verzamelen, aangezien de kwaliteit van de informatie van de overheid te wensen overlaat. Van 2006 tot 2008 hielp hij Keniaanse overheden met systemen waarmee budgetten gevolgd konden worden. “Maar ik realiseerde me dat data op zich niet zoveel betekenen. Werken met data heeft pas zin als het als doel heeft om overheidsdiensten te verbeteren.”
Kipchumbah studeerde en werkte jarenlang in het buitenland, maar kwam terug naar zijn eigen land om iets te betekenen voor de Kenianen. Hij reisde zes maanden lang door Kenia om van mensen te horen waar hun grootste problemen lagen. “Ik vroeg ze bijvoorbeeld: ‘wie is jouw regering?’. De meesten noemden hun stamhoofd of de kerk, maar de centrale overheid stond heel ver van ze af. De meesten wisten niet eens wie de president was. Laat staan dat ze wisten waar ze informatie over scholen en gezondheidszorg vandaan konden halen of waar ze heen konden met klachten.”
Nep-namen
Kipchumbah begon daarom Huduma, een systeem dat beleidsproblemen in kaart brengt door aan burgers te vragen om misstanden via hun mobiel kenbaar te maken aan de overheid. En met succes. “Zo kregen we op één dag vijftig meldingen binnen van mensen uit de wachtkamer van de farmacie-afdeling van een ziekenhuis hier in Nairobi. Mensen zaten urenlang te wachten, maar hun naam werd maar niet omgeroepen. Het bleek dat de baliemedewerkster een lijst met nep-namen omriep. De apotheker was namelijk helemaal niet aanwezig, die was in zijn eigen zaak voor meer geld klanten aan het helpen. De directeur van het ziekenhuis heeft dit persoonlijk opgepakt en nu komt dit niet meer voor. Een ander voorbeeld is dat in een ziekenhuis in het dorpje Turkuna een melding kwam dat er geopereerd werd zonder verdovingen. Het bleek dat er iets mis ging met de aanvoer van verdovingsmiddelen naar het dorp. Ook daar is iets aan gedaan.”
Huduma is een app die je downloadt op je mobiel. De laatste tijd zijn er onder andere meldingen te lezen van corrupte politieagenten, te hoge schoolkosten en een gebrek aan medicijnen in een gezondheidscentrum. Kipchumbah hoopt de code van Huduma binnen twee jaar open te zetten en dat het systeem dan ook in andere landen gebruikt gaat worden.
De wereld veranderen met data? Volgens de technische voorhoede in Nairobi kan het. En ze zijn vastberaden om dit te laten zien.