Dagenlang klinkt het monotone geluid van schoten. Het is 2012 en Issa Touma filmt door het raam van zijn appartement. Jonge mannen stapelen buiten op straat zandzakken op elkaar. Ze dragen zomerse T-shirts, geweren hangen om hun schouders. De kogels vliegen hen om de oren: zo’n honderd meter verderop bestookt het Syrische leger hen.
Het zijn aangrijpende beelden uit 9 Days- From my Window in Aleppo, een korte documentaire van de Syrische fotograaf en filmmaker Issa Touma. Zelf kan Touma geen kant op: op straat is het te gevaarlijk. Terwijl hij wacht kijkt hij oude Hollywoodfilms op tv en geeft de rozen water.
Op de negende dag van zijn gevangenschap hebben de jongeren buiten plaatsgemaakt voor bebaarde en zwaar gewapende fundamentalistische strijders. Touma lijkt aan te voelen dat dat een teken aan de wand is voor het verdere verloop van de democratische revolutie in Syrië. “Ik kán niet meer filmen,” verzucht hij tegen het eind van de documentaire.
Wanneer ik Touma voor dit interview ontmoet, draagt hij een groene coltrui en een cowboyhoed. Precies dezelfde outfit als een week geleden, tijdens de presentatie van zijn film in het Humanity House in Den Haag. Touma is tien dagen in Nederland om de film te laten zien. Hoewel in 2012 geflimd, verscheen 9 Days pas in het najaar van 2015. “Ik heb zo lang gewacht omdat het moment niet goed was. In 2012 wilde niemand in de internationale gemeenschap naar de meerderheid van de Syriërs luisteren – het ging alleen maar om de strijd tussen de rebellen en de regering van Assad. Als het volk dezelfde aandacht had gehad, hadden we nu nooit deze fanatici in Syrië gehad. Maar iedereen is moe van het vechten en er zijn geen oplossingen: nu willen de mensen naar ons luisteren.”
Issa Touma. Foto via Facebook
Voor de kunst
De fotograaf reist nu naar verschillende internationale filmfestivals, maar hij woont en werkt nog altijd in Aleppo. In zijn galerie Le Pont organiseerde Touma vorig jaar de twaalfde editie van een door hem opgezet internationaal fotofestival, ondanks de burgeroorlog. Hij maakt een onverstoorbare indruk als hij erover vertelt. Misschien omdat het niet de eerste keer is dat hij het in Aleppo moeilijk heeft.
“Iedereen in de stad kent mijn geschiedenis. Het regime van Assad probeerde de galerie te sluiten en mijn festivals tegen te houden. Tussen 2003 en 2007 voerde ik een enorme oorlog – alleen – tegen de overheid, om open te blijven. Geen van de helden die nu bij de oppostie zitten stonden me toen bij. Gelukkig probeerde Assad het niet te hard. Ik denk dat mijn werk hem ergens wel goed uitkwam, zo kon hij naar het Westen toe doen alsof er iets van vrijheid van meningsuiting in Syrië was.”
Touma pleit voor een seculiere samenleving en veel van zijn werk past niet bij de conservatieve leer van het islamitische land. Bij eerdere festivals waren er bijvoorbeeld foto’s van naakte vrouwen te zien. “De rol van kunst is om de grens op te zoeken,” zegt hij.
[[{“fid”:”46196″,”view_mode”:”default”,”fields”:{“format”:”default”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”attributes”:{“style”:”height:756px; width:567px”,”class”:”file-default media-element”}}]]
En dus blijft hij kunst maken. Ditmaal wil hij de grenzen verleggen van de inwoners van Aleppo zelf: zij moeten volgens Touma realiseren dat er alleen een toekomst is als de bewoners van de stad bereid zijn met elkaar te blijven praten. “Na vijf jaar wil niemand in Syrië meer praten, met de pers of met elkaar. Ze vertrouwen niet meer. Tijdens de revolutie zijn andere etniciteiten uitgesloten van de rebellenbeweging, alles wordt in de moskee besproken. Maar je kunt alleen een echt debat hebben in de publieke ruimte.”
In zijn wijk Al-Jdeida wonen naast Soenni moslims ook Arameeërs, volgelingen van de Maronitische Kerk en Armeense christenen. Hij organiseert er workshops onder de naam ArtCamp, waar de bevolking kunst met elkaar kan maken. “Het maakt niet uit of ze voor of tegen het regime zijn. Wij hebben alleen hun voornaam nodig, verder willen we niets weten. We willen positieve energy opbouwen en iedereen ontmoeten om te praten.” Ook verzamelen de deelnemers van ArtCamp documenten en maken ze foto’s. “Van de historische stad die wie zijn verloren en de plekken die gebombardeerd zijn.”
Dat thema van verlies komt ook terug in zijn laatste fotografieproject, Women We Have Not Lost Yet, waarin hij vrouwen en meisjes uit Aleppo portretteerde. Ze waren deelnemers aan ArtCamp. Want: “Waar zijn de vrouwen in de revolutie eigenlijk gebleven? Op internet lijkt het wel alsof er alleen mannen met wapens in Syrië zijn.”
‘De rebellen hebben allang verloren’
Touma noemt Aleppo “de dode stad.” Hij doet op social media uitgebreid verslag van alle keren dat Allepo zonder water of elektriciteit zit. Maar hij heeft de hoop op een soort rechtvaardigheid voor de stad nog niet heeft opgegeven. “De rebellen willen alleen maar vechten, de bevolking kan ze niet schelen. Maar wij willen niet als een nummer in de buitenlandse media sterven. Dus maken we kunst. ArtCamp is het allerbelangrijkste wat er nu is.” Ondanks het gevaar peinst Touma er niet over niet naar Aleppo terug te keren: ‘“Hoe kun je iets in Syrië veranderen als je er niet bent?”
Aleppo is een dode stad
In zijn vrije tijd zoekt Touma op internet naar bewijsmateriaal, zoals hij het zelf noemt: filmpjes waarin te zien is dat er vanaf het begin al extremistische invloeden in de revolutie aanwezig waren. “Dat is heel simpel hoor, want de jihadisten zitten gewoon op Facebook en Twitter. Iemand moet eens uitzoeken hoe dat kan, dat de terroristen wel altijd een snelle internetverbinding hebben en wij niet. Zou dat geen verhaal voor jou zijn?”
Zijn boodschap is helder: eigenlijk zijn er geen opties voor de burgers van Syrië meer over, want de revolutie is nooit vreedzaam geweest. “Nu geven de rebellen iedereen de schuld omdat ze weten dat ze verloren hebben: ze verwijten het Westen dat ze niet genoeg hulp hebben ontvangen en Assad omdat hij hun beweging zou hebben gecorrumpeerd doordat hij extremistische strijders uit de gevangenissen heeft vrijgelaten. Maar ze hebben zelf de jihadisten in de beweging binnengelaten.”
De echte helden, dat zijn volgens hem de Syriërs die proberen zo goed en kwaad als dat kan door te gaan met het leven: “Denk aan de jongeren die ondanks alles nog naar school gaan. Ze zetten zichzelf op het spel om dit burgerlijke leven voort te zetten. Er is maar een echte scheidslijn in Syrië, en dat is die tussen burgers en de militanten die oorlog tegen hen voeren. Als je een wapen draagt ben je een fanaticus, wat je boodschap ook is.”
[[{“fid”:”46195″,”view_mode”:”default”,”fields”:{“format”:”default”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”attributes”:{“style”:”height:756px; width:567px”,”class”:”file-default media-element”}}]]
Berichten uit het oude Aleppo
Om een inzicht te geven in hoe het zo mis kon lopen in Syrië vertaalt Touma krantenartikelen van voor de burgeroorlog uit het Arabisch naar het Engels. Hij kiest daarvoor het werk van “intellectuelen uit alle takken van de bevolking. Er zijn mensen bij die bij de oppositie zijn gegaan, anderen zijn Syrië ontvlucht of werken nu voor het regime van Assad.”
Binnenkort verschijnen de vertaalde artikelen op een blog, als tegenhanger van de verhalen die rond 2012 in de Westerse media verschenen. “Het is heel belangrijk dat jullie in het Westen kunnen lezen hoe Arabische intellectuelen leefden en werkten voor de oorlog. Ze zagen hoe het fundamentalisme in Syrie opkwam: dit zijn de mensen die de aandacht van de autoriteiten probeerde te trekken en die zeiden: ‘hé, ons land gaat naar de hel.’.
Westerse journalisten wilden maar een kant van het verhaal zien
Maar niemand luisterde volgens Touma naar hen. “Westerse journalisten wilden maar een kant van het verhaal zien, dat van de opstand als een democratiseringsbeweging. Ze waren nog niet klaar om de realiteit te accepteren, iedereen wilde de vrijheid vieren. Maar ze verkopen dromen en jullie politici maken daar gebruik van. Laatst nog, toen David Cameron beweerde dat er 70,000 seculiere strijders in Syrië beschikbaar waren. Waar zijn die dan? Er is allang geen seculiere oppositie in Syrië meer over, die zijn allemaal naar het regime overgestapt.”
Dat er nu officieel een wapenstilstand tussen het regime en de rebellen is uitgeroepen, met hulp van de Verenigde Staten en Rusland beklonken, stemt Touma niet hoopvol. “Het is te laat. Mensen met een opleiding zijn al vertrokken, ze denken aan zichzelf. Elders kunnen ze een goede baan krijgen en geld verdienen. De achterblijvers vertrouwen elkaar niet meer, ze beschuldigen elkaar ervan met het regime samen te werken. Toch moeten ze weer met elkaar praten, dat is de enige manier om voortuitgang te boeken.” Of dat nu met of zonder Assad is, maakt hem niet uit: “Er is vijf jaar lang gevochten. Mensen zijn moe.”
Maar net voordat Touma vertrekt, draait hij zich nog een keer glunderend om: “Misschien lukt het dit jaar nog om twee van de vrouwen [die in Women we have not lost yet verschenen] naar Amsterdam te laten reizen. Dan kunnen ze zelf aan jullie hun verhaal vertellen.”