Bizar. Niet ver van mijn veilige thuis in Utrecht leven bijna 2.000 mensen, waarvan 200 kinderen, in een vluchtelingenkamp bij het Franse Duinkerke, net over de Belgische grens. Waar de ‘Jungle’ van Calais – met maar liefst 6.000 bewoners – inmiddels een begrip is geworden, heeft hooguit een enkeling gehoord van dit nieuwe kamp in Duinkerke. Elke dag arriveren nieuwe mensen, maar de hulp komt er langzaam opgang. Een andere wereld, die van oorlog, vluchten, kou en honger, op nog geen drie uur rijden.
Door de blubber
Een paar weken terug besloot ik met vijf andere studenten een actie voor vluchtelingen op te zetten. Nu rijden we met vier volgeladen busjes met warme winterspullen en tien vrijwilligers naar Duinkerke. In een stukje bos, ingeklemd tussen snelweg en woonwijk, ligt het kamp. Een groot bord bij de ingang herinnert ons eraan dat hier in 2015 eigenlijk een vakantiepark had moeten herrijzen.
Tenten staan in Duinkerke in blubber. Foto: Marjolein Quist.
Ergens doet het denken aan een regenachtig festivalterrein. Een gigantische modderpoel met overal tentjes en provisorische bouwsels. Alleen gaan de mensen hier niet na drie dagen weer naar huis. Op regenlaarzen banjeren we rond door de blubber. De sfeer is vriendelijk, een waterig zonnet schijnt en er wordt muziek gemaakt. Mensen beginnen een praatje, vertellen verhalen en nodigen ons uit voor thee in hun tent. Wanneer we op de parkeerplaats wat ballen tevoorschijn halen wordt er fanatiek gevoetbald en gevolleybald. Bij de enige spiegel, tegelijkertijd de enige waterpunt in het kamp, staat een lange rij mensen geduldig te wachten om het haar te kammen.
Het gemoedelijke van het gewone leven kan echter niet verhullen dat dit geen plek is waar mensen kunnen wonen. Overal ligt afval, waartussen de ratten zich te goed doen en inmiddels een ware plaag vormen. Er is enkel een rijtje smerige dixies en geen stromend water of werkende douches. Sommige mensen hebben zich al weken niet kunnen wassen. Luizen, longontstekingen, tand- en keelproblemen, zwangere vrouwen die medische hulp nodig hebben. De zachte winter blijkt hier een godsgeschenk, maar voor hoelang de vrieskou uitblijft is nog maar de vraag.
Vrijwilligersmachine
Als vanzelf worden we onderdeel van de grote vrijwilligersmachine, bestaande uit allerlei losse burgerinitiatieven uit voornamelijk Engeland en België die allemaal op hun eigen manier wat proberen te doen. We ontmoeten mensen die baan of studie hebben opgegeven om permanent in het kamp te kunnen helpen.
In het midden van het kamp is een ‘keuken’ gebouwd, waar de hele dag door vrijwilligers en vluchtelingen wordt gekookt. Hoe belangrijk dat ook is, op deze manier kunnen structurele problemen als hygiëne, gezondheidszorg en huisvesting niet echt worden aangepakt. Daar komt bij dat de politie de hulp zo mogelijk nog lastiger maakt met hun willekeurige beslissingen over wat wel en niet het kamp in mag. Tenten en bouwmateriaal zijn niet meer toegestaan om uitbreiding van het kamp te voorkomen. Die worden dus zo veel mogelijk door de bosjes het kamp in gesmokkeld.
Dat er nog altijd nieuwe bewoners aankomen in het kamp die toch echt een plekje nodig hebben, lijkt geen argument te zijn. Net als het feit dat hout niet enkel als bouwmateriaal gebruikt wordt, maar ook voor kampvuurtjes om een beetje op te warmen.
Naar Engeland
De bewoners van het kamp zijn bijna allemaal Koerden, en zijn gevlucht voor de oorlog uit Irak en Syrië. Bijna hebben deze mensen hun einddoel, Engeland, bereikt. Maar juist het laatste stukje blijkt misschien nog wel de grootste hobbel. Nog altijd hoopvol wachten ze hier hun kansen af. Sommige jongens proberen het elke nacht opnieuw. Een man die al drie maanden met zijn vrouw en kinderen in het kamp bivakkeert laat me een foto zien van een ander Koerdisch gezin. “Ze hebben gisteren de oversteek gemaakt, en het gaat goed met ze.” Elke succesvolle oversteek brengt nieuwe hoop en wordt rondverteld als een heldenverhaal.
Waarom Engeland? Vaak was dit land simpelweg het doel vanaf het moment dat ze van huis vertrokken, spreken ze prima Engels of hebben ze familie of vrienden die er al wonen. Ook zou het land een makkelijke asielprocedure hebben. Verder lijkt het alsof de keuze waar naartoe te gaan vooral op verhalen van andere vluchtelingen wordt gebaseerd, bij gebrek aan betere informatie.
Regelmatig wordt me gevraagd of Nederland een goed land is om naar toe te gaan. En ja, wat antwoord je dan? Mijn uitleg dat je hier een tijdelijke vergunning krijgt en pas na vijf jaar te horen krijgt of je definitief mag blijven of niet klinkt hen niet per se aantrekkelijk in de oren.
‘Gewoon een eigen plek’
Inmiddels heeft Artsen zonder Grenzen, een medische hulporganisatie die ik normaal niet in Frankrijk zou verwachten, geconcludeerd dat de situatie onleefbaar is. De organisatie werkt aan een nieuw kamp op een andere plek, maar het is nog onduidelijk wanneer mensen daar naartoe kunnen.
Vooralsnog leven mensen hier onder barre omstandigheden, hopend dat het slechts tijdelijk is. Zoals een van de Koerdische jongens me vertelde: “We zijn heel erg dankbaar dat jullie ons willen helpen, maar we hebben geen dekens of voedsel nodig. We willen gewoon een plekje waar we opnieuw ons leven kunnen opbouwen.”
Wat is De Warmtekaravaan? De Warmtekaravaan is een initiatief van zes Utrechtse studenten en brengt warme hulpgoederen naar Duinkerke (Frankrijk) om de situatie van vluchtelingen daar draaglijker te maken.