30 miljoen euro. Zoveel geld staat er inmiddels op de teller van Giro555. De elf hulporganisaties, onder wie het geld nu wordt verdeeld, gaan het gebruiken om de hongersnood in delen van Afrika en Jemen te bestrijden. Maar wie bepaalt hoeveel naar wie gaat en waar het geld precies aan wordt uitgegeven?
20 Miljoen mensen hebben honger, 1,5 miljoen kinderen zijn ondervoed, 100 duizend mensen leven in een absolute hongersnood, 11 organisaties schieten te hulp. Hoe gaat dat in zijn werk?
Samenwerkende hulporganisaties Bij Giro555 zijn 11 hulporganisaties aangesloten. Bij grote humanitaire rampen slaan zij de handen ineen om geld in te zamelen. De eerste Nationale Actie was in 1984, vanwege hongersnood in Afrika, Ethiopië om precies te zijn.
“Voorafgaand aan de landelijke actiedag moesten de elf deelnemende hulporganisaties een instaptoets maken”, vertelt Eva Barneveld van Giro555. “Hierin moesten zij aantonen over voldoende kennis en ervaring te beschikken en een netwerk en logistieke capaciteiten in het rampgebied te hebben zodat hulp snel geboden kan worden.” Een flinke klus volgens Barneveld, aangezien de ramp meerdere landen treft. “Alle organisaties moesten voor de landen waar ze de Giro555 gelden in willen zetten een toets indienen.”
Pas als een organisatie de instaptoets voor een bepaald land haalt, mag zij daar gelden besteden. En aangezien elk van de elf deelnemende organisaties actief is in een of meerdere van de getroffen landen, mochten zij allemaal aanschuiven om een gezamenlijk plan te bedenken voor de verdeling van het geld. Barneveld: “Van te voren wisten we natuurlijk niet hoeveel geld we zouden ophalen met Giro555. We startten de 5-daagse met een opbrengst van €15 miljoen en hebben van te voren plannen gemaakt voor de besteding van de eerste €20 miljoen van de opbrengst.”
Aftrekposten:
Nog voordat het geld via de verdeelsleutel wordt verspreid, worden hier eerst de actiekosten van afgetrokken. Dit zijn de kosten die Giro555 heeft gemaakt om actie te voeren. Denk aan vormgeving en materiaal, hosting website en bureaukosten. De actiekosten zijn volgens Barneveld relatief laag, omdat leveranciers en media organisaties sponsoren of belangeloos aan de actie meewerken.
Naast deze actiekosten, zijn er ook apparaatskosten (AKV), ofwel de bedrijfskosten die de hulporganisaties in Nederland maken voor het uitvoeren van hun werk. Ofwel het ter plekke krijgen van de hulp. Het beoordelen, coördineren, controleren en verantwoorden van de hulpprogramma’s vallen hieronder. Uiteindelijk mogen de samenwerkende hulporganisaties maximaal 7 procent van hun aandeel uit de opbrengst aan apparaatskosten gebruiken. “De ervaring is dat in totaal maximaal 10 procent van het totaalbedrag naar de organisatie en coördinatie gaat ( actiekosten en de AKV kosten ) gaat.”
“Er is besloten om 80 procent van het eindbedrag te besteden in de vier focuslanden. Om zo een zo groot mogelijke impact te hebben. De overige maximaal twintig procent gaat naar omringende landen waaronder Ethiopië, Kenia, Oeganda en de Tsjaadmeer regio. Zij voelen de effecten van dezelfde crisis, zoals droogte en vluchtelingen uit die vier landen.” Het is volgens Barneveld de bedoeling dat van die 80 procent minimaal vijftien procent in elk van de vier focuslanden wordt besteed. “In de praktijk blijkt het onmogelijk om precies evenveel voor elk land uit te geven. Daarnaast kan de exacte verdeling pas worden bepaald als de actie gestopt is en duidelijk is hoeveel geld er in totaal is opgehaald.”
De keuzes van de organisaties wat betreft de landen waarin ze het geld besteden, gebeurt in nauw overleg met de veldkantoren in de landen. Vervolgens koppelen zij de informatie weer terug naar Giro555. Hoe de eerste 20 miljoen wordt ingezet, is bepaald op basis van de noden, de capaciteit van de organisaties in de verschillende landen en de beschikbare middelen.
16,43 Procent voor het Rode Kruis
Dan rest nog wel de vraag: hoeveel budget krijgt elke hulporganisatie? “Niet iedereen krijgt evenveel: hoeveel geld een organisatie krijgt, is afhankelijk van de steun die zij ontvangt van mensen in Nederland en is gebaseerd op de hoogte van de bijdrage aan de internationale hulpverlening.” In juli 2016 is er een zogenoemde verdeelsleutel gemaakt met daarin de percentages die de hulporganisaties krijgen van de opbrengst. Zo krijgt CARE Nederland 6,06%, Cordaid Mensen in Nood 15,49%, ICCO & Kerk in Actie 8,8%, Oxfam Novib 12,74%, Plan Nederland 6,84%, Nederlandse Rode Kruis 16,43%, Stichting Vluchteling 6,33%, Terre des Hommes 2,75%, UNICEF Nederland 13,92% Save the Children 7,82% en World Vision 2,82%.
Welke organisatie zet zich waar in?
Zuid-Soedan:Cordaid, ICCO & Kerk in Actie, Nederlandse Rode Kruis, Oxfam Novib, Plan Nederland, Save the Children, Stichting Vluchteling en Terre des Hommes.
Noordoost Nigeria: ICCO & Kerk in Actie, Nederlandse Rode Kruis, Oxfam Novib, Plan Nederland en UNICEF Nederland.
Somalië:Cordaid, ICCO & Kerk in Actie, Nederlandse Rode Kruis, Oxfam Novib, Save the Children, Stichting Vluchteling en World Vision.
Jemen:CARE Nederland, Nederlandse Rode Kruis, Stichting Vluchteling en UNICEF Nederland.
Van de elf deelnemende organisatie krijgt het Nederlandse Rode Kruis het meeste geld toegewezen: 16,43 procent. Volgens Merlijn Stoffels, woordvoerder van het Rode Kruis, hebben ze daar al een deel van ontvangen. “De rest verwachten we snel gestort te krijgen.” De organisatie zet zich op verschillende manieren in: van het voorzien van mensen van voedsel en schoon drinkwater tot het realiseren van waterputten en het verzorgen van medische hulp. Stoffels: “Hoeveel geld waar naartoe gaat, is afhankelijk van wat nodig is. Van te voren hebben we gekeken naar hoeveel geld er in totaal nodig is, en hoe we dat het best kunnen verdelen. Het lastige is dat het probleem vier landen beslaat; Zuid-Soedan, Noordoost-Nigeria, Somalië en Jemen.”
UNICEF Nederland krijgt volgens de verdeelsleutel 13 procent, wat neerkomt op meer dan vier miljoen euro. “Gezien de noden en gezien waar de andere deelnemers van Giro555 de fondsen gaan besteden, gaat het merendeel van de fondsen van UNICEF Nederland naar Jemen”, vertelt Marieke Roelfsema, noodhulpcoördinator van UNICEF Nederland. “Een ander deel gaat naar Nigeria en Kenia.”
Volgens Roelfsema worden alle Giro555 fondsen voor UNICEF besteed aan voedselhulp. “Omdat we fondsen werven voor honger en vooral beelden laten zien van zeer ernstig ondervoede kinderen.” Dat betekent dat UNICEF Jemen, UNICEF Nigeria en UNICEF Kenia de fondsen gebruiken voor het opsporen en behandelen van zeer ernstig ondervoede kinderen en voor het voorkomen van ondervoeding bij kinderen. “De fondsen zullen voor een groot deel worden gebruikt om PlumpyNut (een op pinda gebaseerd voedingsproduct dat in 1999 werd ontwikkeld voor gebruik bij ondervoeding in gebieden met hongersnood, red) op grote schaal in te kopen.”
Hoe de eerste 20 miljoen euro wordt besteed is dus duidelijk. Voor de overige tien miljoen moet nog een plan worden gemaakt. Barneveld: “Het is afwachten hoeveel geld er uiteindelijk beschikbaar is. Mensen kunnen nog steeds geld overmaken aan Giro555. Daar is nog geen einddatum voor vastgesteld, omdat er nog gedoneerd wordt en veel mensen nog eigen acties hebben om geld op te halen.”