U bent directeur van een theebedrijf dat pretendeert de zaken anders aan te pakken dan anderen. Waar komt dat vuur vandaan?
“Mijn vader Merril J. Fernando is ermee begonnen, hij heeft zijn hele leven aan thee gewijd. Hij begon als theeproever in het thee-mekka van toen: Londen. Zelf afkomstig uit Sri Lanka (toen nog Ceylon) zag hij hoe de Sri Lankaanse thee in Europa vermarkt werd: de thee werd spotgoedkoop ingekocht bij de boeren en bij de tussenpartijen bleef al het geld hangen. Hij besloot op z’n twintigste al dat hij thee direct van de producent naar de consument wilde brengen, zodat beide hiervan zouden profiteren. Dit is hem pas 25 jaar geleden gelukt, hij was toentertijd al 58 jaar oud.”
Dilmah tea
..is de eerste internationale theeproducent die grote tussenhandelaars uit de loop haalt. In plaats van boeren die een grote berg losse thee tegen een slechte prijs naar westerse verwerkers sturen, beheert Dilmah de 47 plantages in Sri Lanka zelf en verpakken en vermarkten zij de thee zelf bij de supermarkt. Dilmah gaat prat op duurzame en eerlijke productie van thee, waarbij land braak mag liggen om bodemverarming tegen te gaan en werknemers een eerlijk loon krijgen. Er gaat 10% van de bruto winst naar de MJF Foundation, die 150 verschillende projecten op het gebied van duurzame productie en eerlijke handel ondersteunt.
Waarom duurde het zo lang?
“De omstandigheden waren destijds heel ongunstig. Er waren zo veel barrières voor iemand uit Sri Lanka om zich in de industrie te mengen. Niemand wilde mijn vaders verpakte en verwerkte thee op grote schaal kopen, die was te duur. Die tussenpartijen waren sterk. In contact komen met de consument was heel moeilijk.”
Hoe zit het op dit moment, bijna 40 jaar later, met de wereldwijde handel in thee?
“Er heerst een systeem dat niet veel is veranderd sinds koloniale tijden. De thee-industrie kampt met veel van dezelfde problemen als de cacao- en de koffie-industrie. Grote – vaak Westerse -bedrijven kopen nog steeds het ruwe materiaal zoals thee, cacao en koffiebonen op en verwerken het elders in de wereld. Boeren in Afrika, India, Indonesië leveren de grondstoffen tegen prijzen waar ze zelf vaak niet eens op kunnen verdienen. Op dit moment krijgen boeren in Sri Lanka 30 tot 40 procent van de tijd prijzen voor de thee die niet eens opwegen tegen de kosten voor de productie. Dit geldt ook voor de grote plantages.”
Waarom krijgen de boeren dan zo weinig geld voor hun grondstoffen?
“Als ze niet akkoord gaan, wordt er gedreigd naar een andere producent over te stappen, in het geval van thee bijvoorbeeld in China. Als de boeren met hun producten direct naar de supermarkt zouden kunnen, hebben ze meer controle over hun prijzen. Maar heb jij al eens een Afrikaans chocolademerk gezien? Of een Braziliaans koffiemerk? Ik was in een hotel in Sao Paulo, Brazilië en zelfs dáár leverde een internationaal merk de koffie! Met thee is dit hetzelfde: Kenia, India, Indonesië en Sri Lanka produceren, maar er zijn geen internationaal verspreide lokale theemerken, Dilmah uitgesloten. Dit is de kern van het probleem.”
Wat zijn de gevolgen van dit systeem, als je kijkt naar duurzaamheid?
“Zolang een boer geen grip heeft op de waardetoevoeging en dus de prijs van het product zal er nooit een duurzame industrie kunnen ontstaan, daar heeft een boer simpelweg geen ruimte voor. Er wordt ons, de producenten, verteld dat we duurzaam moeten produceren, dat we onze kinderen moeten onderrichten, voor onze vrouwen moeten zorgen. Dat weten we allemaal, maar als er door uitbuiting geen geld is, kan iemand het de boeren dan kwalijk nemen? Thee is bijvoorbeeld een gewas dat duurzaam geproduceerd kan worden. Een theeplant kan makkelijk 40 tot 60 jaar mee voordat de productie te ver gaat dalen. Maar om bodemuitputting tegen te gaan moet je gedeeltes van het land braak laten liggen. Hier is dan geen geld voor.”
Thee van multinationals pronken met logo’s als UTZ, Rainforest alliance etcetera. Doet dit niets voor duurzaamheid?
“De boeren worden naar aanleiding van een dergelijk beleid onder druk gezet om duurzamer te produceren. Boeren doen hieraan mee uit een gegronde angst dat hun product niet meer afgenomen zal worden. De boer investeert in de duurzamere aanpassingen, maar wordt vaak door die investeringen nog afhankelijker van leningen en anderen. Er is wat mij betreft niets duurzaams aan een boer die het hoofd niet boven water kan houden.”
Maar hoe zit het dan met Fairtrade? Dan zijn de boeren toch verzekerd van een eerlijke prijs?
“We zijn bij Dilmah principieel tegen de internationale Fairtrade organisatie. Hier zijn verschillende redenen voor. Bij Fairtrade is het systeem zoals ik dat zonet beschreef nog steeds hetzelfde. Er is wat mij betreft nog steeds sprake van uitbuiting, alleen geef je een klein beetje terug. Bovendien betalen de boeren premie om bij Fairtrade te mogen horen. Fairtrade zou moeten zeggen: we zetten in Afrika een fabriek op om bijvoorbeeld cacao te verwerken tot chocola. Maar dat doen ze dan gek genoeg in Nieuw Zeeland. Ik las een aantal jaren geleden dat Fairtrade zelf al een groot internationaal winstgevend bedrijf is geworden. Dit is heel frustrerend voor ons om aan te moeten zien.”
Wat is er nodig voor een wereldwijde verbetering in eerlijke en duurzame handel?
“Alle producerende landen hebben het probleem al eerder voorgelegd bij de World Trade Organisation. De macht van de internationale multinationals is te groot. Je kunt oneindig veel logo’s en certificeringen hebben, maar uiteindelijk is de oplossing niet: we buiten jullie uit en geven een klein beetje terug zodat het ‘eerlijker’ is. De hele keten moet in handen komen van de producent. Iedereen zal profiteren: De consument kan een hoogwaardiger, duurzamer geproduceerd product krijgen en de boer houdt nog wat over.”
Dilmah doet het anders. Wat willen jullie bereiken met Dilmah?
“Bij Dilmah vermijden we de tussenpartijen. We zijn een producent van thee en doen direct handel met bijvoorbeeld een Albert Heijn. Zo blijft er geld over om hoge kwaliteit thee te produceren op een duurzame manier. Omdat we de hele keten in handen hebben, is er ook genoeg geld om de werknemers een goed loon te geven, de kinderen naar school te laten gaan, de biodiversiteit te stimuleren, en zoveel meer. Dit is een kant van ons bedrijf dat de meeste voldoening geeft. We hebben nu ongeveer 8000 kinderen in onze scholen. We willen helpen, omdat wij ook geholpen zijn.”