Global Goal 2
Einde aan honger
In 2030 mag niemand op de wereld meer honger lijden. Iedereen moet toegang hebben tot veilig, voedzaam en voldoende voedsel, het hele jaar door. Volgens het Wereldvoedselprogramma hebben op dit moment 795 miljoen mensen niet genoeg voedsel om een gezond en actief leven te leiden. Dit is ongeveer een op de negen mensen wereldwijd. In sub-Sahara Afrika lijden naar verhouding de meeste mensen honger, een op de vier mensen in deze regio is ondervoed. Ook sterft bijna de helft (45 procent) van de kinderen die voor hun vijfde komen te overlijden aan ondervoeding. En wereldwijd gaan nog steeds 66 miljoen basisschoolkinderen met honger naar school.
Ondervoeding
Er moet dus nog veel gebeuren op het gebied van voedselveiligheid. De targets van dit doel richten zich onder anderen op het beëindigen van alle vormen van ondervoeding in 2030. Hierbij moet er specifieke aandacht uitgaan naar de voeding van jonge vrouwen, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven en de voeding van oudere mensen.
Voedselproductie
In 2050 zal de wereldbevolking zijn toegenomen tot zeker negen miljard mensen. Daarom richt dit tweede doel zich ook op de voedselproductie. Zo moeten er in 2030 duurzame systemen zijn voor voedselproductie. Dit betekent dat de voedselproductie omhoog moet, zonder ecosystemen aan te tasten. In 2030 moet de productiviteit en het inkomen van agrarische midden- en kleinbedrijven verdubbeld zijn. Hierbij gaat er speciale aandacht uit naar kwetsbare groepen als vrouwen, oorspronkelijke bewoners van een land of gebied, vissers en herders. Om dit te bereiken moet er bijvoorbeeld beter gelet worden op een eerlijke verdeling van land en toegang tot financiële markten.
Officiële omschrijving van Global Goal en targets
Global Goal 2: Beëindig honger, bereik voedselzekerheid en verbeterde voeding en promoot duurzame landbouw
2.1 Tegen 2030 een einde maken aan honger en voor iedereen, in het bijzonder de armen en de mensen die leven in kwetsbare situaties, met inbegrip van kinderen, toegang garanderen tot veilig, voedzaam en voldoende voedsel en dit het hele jaar lang.
2.2 Tegen 2030 komaf maken met alle vormen van ondervoeding, waarbij ook tegen 2025 voldaan moet kunnen worden aan de internationaal overeengekomen doelstellingen met betrekking tot groeiachterstand en ondergewicht bij kinderen onder de 5 jaar; en eveneens tegemoetkomen aan de voedingsbehoeften van adolescente meisjes, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven en oudere personen.
2.3 Tegen 2030 de landbouwproductiviteit en de inkomens verdubbelen voor kleinschalige voedselproducenten, in het bijzonder vrouwen, inheemse bevolkingen, familieboeren, veefokkers en vissers, onder meer door een veilige en gelijke toegang tot land, andere productieve hulpbronnen en inputs, kennis, financiële diensten, markten en opportuniteiten die toegevoegde waarde bieden en ook buiten de landbouw tewerkstelling genereren.
2.4 Tegen 2030 duurzame voedselproductiesystemen garanderen en veerkrachtige landbouwpraktijken implementeren die de productiviteit en de productie kunnen verhogen, die helpen bij het in stand houden van ecosystemen, die de aanpassingscapaciteit verhogen in de strijd tegen klimaatverandering, extreme weersomstandigheden, droogte, overstromingen en andere rampen en die op een progressieve manier de kwaliteit van het land en de bodem verbeteren.
2.5 Tegen 2020 de genetische diversiteit in stand houden van zaden, cultuurgewassen en gefokte en gedomesticeerde dieren en hun in het wild levende verwanten, ook aan de hand van zaad- en plantenbanken die op een degelijke manier beheerd en gediversifieerd worden op nationaal, regionaal en internationaal niveau; en de toegang bevorderen tot het eerlijk en billijk delen van voordelen afkomstig van het gebruik van genetische hulpbronnen en daaraan gekoppelde traditionele kennis, zoals internationaal overeengekomen.
2.a Verhogen van de investeringen, door versterkte internationale samenwerking, in landelijke infrastructuur, landbouwkundig onderzoek en uitgebreide diensten, technologische ontwikkeling en genetische databanken voor planten en vee om de landbouwkundige productiecapaciteit in ontwikkelingslanden, in het bijzonder in de minst ontwikkelde landen, te versterken.
2.b Corrigeren en voorkomen van handelsbeperkingen en scheefgegroeide situaties op de wereldlandbouwmarkten, door onder andere tegelijk alle vormen van landbouwexportsubsidies en alle exportmaatregelen met een gelijkaardig effect af te schaffen, in overeenstemming met het mandaat van de Ontwikkelingsronde in Doha.
2.c Maatregelen aannemen die de correcte werking moeten garanderen van de voedselgrondstoffenmarkten en hun afgeleiden en een snelle toegang tot marktinformatie bevorderen, met inbegrip van informatie over voedselreserves, om de extreme volatiliteit van de voedselprijzen te helpen beperken.