Wetgeving is nodig: dat is waar het Europese Parlement op hamert. Het rapport bestaat uit een analyse van de problemen in de sector, van genderissues, lage lonen, lange werkdagen tot weinig vakbondsvrijheid, en concludeert vervolgens dat bindende afspraken nodig zijn. Vrijwillige convenanten zoals die de afgelopen jaren in Duitsland en Nederland zijn afgesloten, voldoen niet, stelt Sargentini. “Vrijwillige initiatieven zijn niet de oplossing. Anders was er inmiddels wel meer vooruitgang geboekt in de sector.” Er moet nu echt iets gebeuren, vindt het Parlement.
In april 2016, tijdens het Nederlands voorzitterschap van de raad, werd op een speciale bijeenkomst op hoog niveau het ‘vlaggenschipinitiatief inzake de kledingsector’ gelanceerd. Het Europees Parlement had op dat moment al enkele malen een oproep aan de Europese Commissie gedaan om met bindende wetgevingsvoorstellen te komen. Het initiatief had hoge verwachtingen, maar bleek alleen uit het opzetten van een digitaal platform voor het delen van best practices rondom ketenverantwoordelijkheid te bestaan.
Stevige lobby
De stemming over het rapport vond niet toevallig deze week plaats: afgelopen maandag was het precies vier jaar geleden dat de ramp bij Rana Plaza plaatsvond. Sargentini: “Vorig jaar zou de Europese Commissie met een wetgevend initiatief komen om misstanden in de kledingsector aan te pakken. Dat hebben ze niet gedaan.” Wel kwam er een “heel slap benchmarkt ding”. “Initiatieven van lidstaten werden naast elkaar gelegd, onder het motto dat ze zo konden leren van elkaars goede voorbeelden.” Het Parlement is daar echter “reuze ongelukkig mee”, stelt ze. Vandaar dat het Parlement nu in het rapport oproept om richtlijnen over ketenverantwoordelijkheid in de textielsector te implementeren, waar bedrijven zich verplicht aan moeten houden. “Je maakt dan de ketenverantwoordelijkheid en de rapportageplicht daarover bij wet verplicht.”
De reden dat de maatregelen van de Europese Commissie uiteindelijk een ‘slap ding’ werden, is volgens Sargentini de lobby vanuit de industrie. “Die is vrij stevig en houdt wetgevende initiatieven tegen.”
Oproep aan de Commissie
Een grote meerderheid van het Parlement stemde gisteren voor het rapport. Geen verrassing voor Sargentini, want ‘als je als parlementariër niet weet wat de uitkomst van een stemming is, dan heb je de stemming niet goed voorbereid.’ Er waren enkele tientallen tegenstemmers; een overweldigende meerderheid koos voor wetgeving. “Een goede zaak. Het laat zien dat er politieke steun is, van links tot rechts, om misstanden in de textielsector aan te pakken. Het is een hele stevige oproep aan de Commissie om de belofte in te lossen die ze eerder hebben gedaan.”
We zijn al decennia bezig met het onderwerp en er is nauwelijks sprake van progressie
In het rapport wordt kritiek geuit op de convenanten, zoals het Nederlandse convenant Duurzame Kleding en Textiel, dat vorig jaar door de Nederlandse overheid, NGO’s, vakbondsorganisaties en kledingbedrijven werd ondertekend, en het convenant Deutsche textilbündnis. Volgens de Europarlementariër werken convenanten niet; was dat wel het geval, hadden we nu allang voortgang moeten zien. “We zijn al decennia bezig met het onderwerp en onderhand kunnen we gerust concluderen dat er nauwelijks sprake is van progressie.” Het is een hele Hollandse, en misschien ook wel Duitse manier van doen: vrijwillige afspraken in sociaaleconomische-raad achtige constructies, zegt ze. “Het is het poldermodel ten top.” Maar dat werkt niet overal. “Bedrijven hebben nu de vrije hand; ze kunnen het convenant negeren, zonder dat daar consequenties aan zijn verbonden. Daarmee krijg je nooit de outreach die je nodig hebt.”
Het convenant Duurzame Kleding en Textiel werd vorig jaar juli ondertekend.
Raportageverplichting
Wat volgens Sargentini evenmin werkt, is om vanaf hier te vertellen hoe fabrieken het in India of Bangladesh zouden moeten aanpakken. In plaats daarvan wil ze dat Europa een standaard zet waar textiel op onze markt aan moet voldoen. “We vormen de grootste consumentenmarkt ter wereld. Wij zijn met 500 miljoen Europeanen. Als wij een standaard zetten in de consumentenmarkt, en zeggen: je krijgt een rapportageverplichting bij de import van je textiel in de Europese Unie, waarin je de toeleveringsketen moet kunnen aantonen en langzaam werkt aan het verbeteren van de kwaliteit daarvan, heb je meer impact.” Zo’n benadering heeft volgens Sargentini immers meteen consequenties voor de bedrijfsvoering van grote kledingbedrijven, en dus ook voor de producten die ze afzetten in landen buiten Europa.
Maar wat houdt zo’n rapportageverplichting precies in? “Als er misstanden binnen een keten worden geconstateerd, moet een bedrijf daarover rapporteren, vertelt de Europarlementariër. Uitgaande van de OESO-richtlijnen, waar ook textielmedrijven moreel aan gebonden zijn, dienen ze dit nu al jaarlijks te doen. Maar veel bedrijven houden zich er niet aan, zegt Sargentini. “Wanneer je die rapportage verplicht stelt, en er wetgeving aan verbindt, moeten ze wel. Dan heb je iets zichtbaars, iets dat tastbaar is, en waar de samenleving naar kan kijken.”
Wij voeren de politieke druk op om te zorgen dat er wetgeving komt
Daarnaast geeft Sargentini aan dat wanneer merken meer kennis hebben van hun productieketen, ze over het algemeen ook meer verantwoordelijkheid voelen. “Een bedrijf dat vooruitkijkt snapt dat een misstand in haar keten opgelost moet worden. Zeker als die misstand op papier staat en dus publiekelijk bekend is.”
Welke sancties moeten volgen indien een merk toch de fout in gaat, laat het rapport in het midden. “Het rapport is een oproep van het Parlement die nu met een overgrote meerderheid tegen de Commissie zegt: kom verdorie met een wetsvoorstel. Mogelijke sancties komen pas aan bod bij de implementatie. Wij voeren alleen de politieke druk op om te zorgen dat die wetgeving er inderdaad komt.”
Boze brief
De Europese Commissie stuurde onlangs wel een boze brief aan de regering van Bangladesh, waarin zij aandrong op een verbetering van de arbeidsvoorwaarden in de kledingsector. Als daarvan voor 18 mei geen sprake van is, dreigt zij de markttoegang van textiel in Europa stop te zetten. Een uitstekende brief, vindt Sargentini. “Producten uit Bangladesh kunnen nu in de Europese Unie worden ingevoerd onder een lage importbelasting en met een laag importtarief. Als je die dreigt op te heffen, heb je iets in handen.”
De brief geeft volgens haar aan dat het onderwerp momenteel serieus speelt bij de Commissie. Maar het is nog zeer de vraag wat zij met het EP-rapport zal doen. “De Europese Commissie moet nu reageren op de resolutie. Ondertussen proberen wij door middel van debatten, schriftelijke vragen en conferenties de druk verder op te voeren. Om misstanden in de textielsector aan te pakken is wetgeving gewoon onmisbaar.”