Gisteren kwam het Living Planet Report, Natuur in Nederland uit. Een mooi vormgegeven en heerlijk leesbaar rapport uitgegeven door het Wereld Natuur Fonds en een groot aantal organisaties die dagelijks onze natuur inventariseren. Het rapport werd door de media in Nederland met een positieve noot opgepikt. Vooral omdat in het rapport de boodschap verwerkt zit dat het sinds 1990 iets beter gaat met onze natuur.
Positief nieuws
Als natuurliefhebber dacht ik natuurlijk: 'dat moet ik lezen, eindelijk positief nieuws over de natuur in Nederland'. Maar helaas: niets is minder waar. Veel van de natuur waarmee ik ben opgegroeid is uitgestorven en komt ook waarschijnlijk nooit meer terug. Het rapport constateert vooral dat we qua natuurverpesting in 1990 het absolute dieptepunt hadden bereikt en dat er daarna weer een klein beetje verbetering of stabilisering is ontstaan. Maar je mag gerust en nog steeds zeggen dat de natuur in Nederland er slecht aan toe is. Het herstel is zeer beperkt.
Als 13 jarige kroop ik met een schoolvriendje door de heide en bekeek ik de prachtige balts van de korhoenders.
Ik ben geboren in 1966. Als tienjarig jongetje ging ik met mijn vader naar balts van de kemphanen kijken, en kikkervisjes en stekelbaarsjes vangen in de polder om de hoek. Als 13 jarige kroop ik met een schoolvriendje door de heide en bekeek ik de korhoenders. Op Paaskamp in Nijmegen met de jeugdbond zag ik poelen vol padden en alpenwatersalamanders en samen met mijn afdelingsgenootjes ving ik beekprikken en Europese rivierkreeften in de stroompjes van de Veluwe. Maar al met al was ik in mijn jeugd vooral getuige van de denderende achteruitgang van onze natuur tussen 1950 en 1990. Ik weet nog hoe ik aanwezig was op een conferentie over zoogdieren in Nederland in 1988 en de spreker geschokt en duidelijk geemotioneerd vertelde dat juist die dag de laatste otter onder een auto was gekomen in Friesland.
Verval duurt voort
In de periode van 1950 tot 1990 was het tempo waarin onze binnenlandse natuur verdween dusdanig dat het met recht een wonder genoemd mag worden dat er nog iets is wat we natuur mogen noemen. In het Living Planet Report laat men dan ook vooral zien dat het helemaal nog niet goed gaat met onze natuur. Nog steeds heeft 90 procent van natuurgebieden die afhankelijk zijn van de grondwaterstand last van verdroging en 60 procent van de natuurgebieden heeft last van een teveel aan mest (die vanuit uit landbouwgebied mee komt met het grond en oppervlakte water en via de lucht). Zeldzame plant- en diersoorten met een voorliefde voor voedselarme gronden verdwijnen nog steeds in rap tempo.
60 procent van de natuurgebieden heeft last van een teveel aan mest.
De verbetering zit hem vooral in de toename van het areaal aan natuurgebieden en in de verbeterde kwaliteit van ons water. Op het platteland is de achteruitgang nog steeds gaande, en 70% van het oppervlak van Nederland is nog steeds platteland. Het rechttrekken van sloten en beken, het kappen van houtwallen, heggen en bomen, overvloedig gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest, het levert een steeds saaier platteland op. Met pijn in het hart zie ik zelf ook op fietstochten de eindeloze vlaktes met paardebloemen die wel mooi geel zijn maar toch ook vooral laten zien hoe soortenarm de weiden van nu zijn.
Warme gasten
Een aantal inheemse soorten spint garen bij het veranderende klimaat. We mogen ons verheugen op steeds toenemende aantallen ijsvogels, zelf zie ik die ook regelmatig rondvliegen in de nieuwbouwwijk waar ik woon. Ook de kleine hermietkreeft wordt algemener door het opwarmen van het klimaat. Maar die positieve kant van klimaatverandering geldt niet alleen voor deze inheemse soorten ook het aantal exoten (buitenlandse soorten die zijn ontsnapt uit gevangenschap of zijn uitgezet) neemt toe. Inmiddels zijn er 1.120 exoten, dat zijn niet inheemse soorten, die in veel gevallen concureren met onze inheemse flora en faunaen dus juist onze Nederlandse natuur bedreigen. In bossen zie ik vaak de enorme massa's reuze springbalsemien die ons inheems springzaad inmiddels bijna helemaal verdrongen heeft.
Het rapport eindigt met een stevige oproep aan de overheid. Het is nog te vroeg om te veronderstellen dat de kleine tekenen van herstel zullen doorzetten. Een doortastend optredende overheid is noodzakelijk, en als maatschappij moeten we stevig inzetten op verduurzaming van de landbouw. Want als er ergens winst te behalen valt qua natuur dan is dat in ons uitgestrekte landbouwareaal.