Vorige maand verscheen een interview op de site van de vogelbescherming met weidevogelkenner Ysbrand Galema, waarin opnieuw de vos als grote vijand voor de weidevogels ten tonele werd gevoerd. Galema bracht zijn boodschap met meer nuance, maar ook hij stelt dat het de vos te makkelijk wordt gemaakt. Om weidevogels te beschermen, is jacht op de vos noodzakelijk, meende hij. Het landschap is door wegenaanleg en het planten van bosjes steeds minder geschikt voor weidevogels en steeds geschikter voor de vos die zich, anders dan vroeger, nu overal kan verstoppen. Tijdens een van de OneWorld weidevogelexpedities konden we ook een weidevogelboer beluisteren die op een ingenieuze wijze de vossen uit zijn weilanden wist te houden, door een bepaald bruggetje minder vosvriendelijk te maken. Oook al klinken deze verklaringen wel aardig, slaan ze de plank toch stevig mis.
Verorberen
Dat vossen en andere roofdieren weidevogeljongen verorberen is evident. De gegevens uit onderzoeken liegen niet, ongeveer éénderde van het aantal gelegde eieren vindt als ei of als kuiken de weg naar een vossenhol. De vraag is alleen of dat werkelijk een factor is bij de afname op de lange termijn van de weidevogels. Je zou toch zeggen dat miljoenen jaren evolutie ervoor hebben gezorgd dat de weidevogels goed zijn aangepast aan de vos en de vele andere rovers in de weide?
Onderzoek naar de relaties tussen roofdieren en hun prooi levert telkens hetzelfde beeld op. Rovers hebben amper invloed op het aantal prooidieren. Roofdieren zijn dusdanig afhankelijk van prooidieren voor hun voedselvoorziening dat ze, zodra het aantal prooidieren afneemt, direct van de honger zullen sterven, naar een ander gebied trekken, of minder jongen grootbrengen.
Wel gaan prooidieren zich onder druk van rovers anders gedragen. Zo is bekend dat lepelaars in het Naardermeer na de komst van vossen in het gebied hun nesten in bomen gingen bouwen, en dat het boombroeden uiteindelijk zorgde voor een ongekende toename van het aantal lepelaars in ons land. In vossengebied kiezen ganzen ook voor nesten op eilandjes en zorgen er zo voor dat ze wat minder makkelijk opgegeten worden. Het totale aantallen ganzen neemt echter niet af.
Ook brandganzen doen het goed – Foto: Els Trautwein
Gans en muis
Wanneer de omstandigheden goed zijn, krijgen prooidieren zoveel jongen dat ze een plaag kunnen vormen. Daar helpen roofdieren geen lieve moer aan. Goede voorbeelden zijn de grauwe gans en de veldmuis die de afgelopen jaren in steeds grotere aantallen voorkomen in onze Hollandse weide. De grauwe gans is een vegetariër die geniet van het eiwitrijke turbogras en het daardoor steeds beter doet. De veldmuis, die vooral ondergronds leeft van graswortels, krijgt door de tegenwoordig wel erg lage waterstand in de weidegebieden enorm veel ruimte voor het graven van zijn gangetjes. Deze twee diersoorten zijn een veel belangrijker voedselbron voor de vossen dan die paar gruttokuikens.
De tegenwoordig veel voorkomende vossen blijken gek genoeg echter geen enkele invloed te hebben op de veldmuizenstand, noch op die van de grauwe ganzen. De vos kun je dus moeilijk aanwijzen als de ‘werkelijke’ oorzaak van de afname van de weidevogels, hoe comfortabel dat voor de maatschappelijke belanghebbenden ook zou zijn. Want als de vos de werkelijke oorzaak was, zouden veldmuizen en ganzen het ook slechter horen te doen – quod non.
Vegetariërs in de wei
Het zijn overbemesting, urbanisatie en diepontwatering die hebben gezorgd voor een nieuwe situatie in onze weiden. De omstandigheden zijn ineens minder gunstig voor de grutto geworden en zeer gunstig voor veldmuizen en ganzen. In een weide met steeds minder insecten doen dieren met een vegetarisch dieet, zoals de gans en de veldmuis, het stukken beter dan de grutto, die als kuiken van insecten afhankelijk is.
Het bejagen van de vos is slechts folklore, en zal amper impact hebben op de gruttopopulatie. Folklore hoort geen rol te spelen in de discussie over de rampzalige teruggang van onze weidevogels. Sterker nog: het is gevaarlijk om op basis van gebrekkig inzicht in hoe diersoorten zich tot elkaar verhouden, oplossingen te suggereren voor het grote probleem van de verschraling van de natuur op ons platteland. Hoe aanlokkelijk ook, de veronderstelling dat we zonder de omstandigheden te veranderen gewenste ontwikkelingen tot stand kunnen brengen, is een van hoogmoed getuigende illusie.
Hier lees je wat we allemaal over de grutto hebben geschreven.