Ze sprak daarom uitgebreid en individueel met elf jonge heteroseksuele mannen, en deed ook één groepsgesprek met jonge heteroseksuele mannen over flirten en intimidatie tijdens het uitgaan. Het groepsinterview ontstond spontaan in de kroeg, waardoor de sfeer informeel en vertrouwd was.
Dat bleek nogal schokkend: “We hadden al wat biertjes gedronken, waardoor ze heel erg los kwamen. Gelijk moesten ze laten zien wie ’t mannetje was. Ik werd toen onderdeel van een soort locker room talk en praatte makkelijk mee. Pas achteraf, toen ik het terug luisterde, besefte ik hoe heftig het was. Er werden bijvoorbeeld verkrachtingsgrapjes gemaakt.”
Gewoon een grapje
Humor heeft in mannengroepen ook een andere functie, ondervond Verkooijen: “Het wordt ook gebruikt om te laten zien: ik ben het mannetje van deze groep, want ik maak de hardste grappen. Diegene die de meest grove humor heeft, is vaak de leider van de groep. Een situatie die een jongen beschreef in het groepsgesprek was veelzeggend. Hij vertelde dat ze het vroeger als 18-jarige jongens lachen vonden om meisjes in de discotheek op hun kont te tikken. Stoer doen voor je vriendjes. Het ging dus eigenlijk niet echt om die meisjes. Als een van die meisjes verontwaardigd reageerde, moest een vriend even zeggen: haha, wat een kutwijf, die snapt het niet. Ze moest dan door middel van die humor ‘op d’r plek worden gezet’. Dat is natuurlijk gewoon seksuele intimidatie, maar ze maakten er een gezamenlijk lachmomentje van.”
“Humor werd door de respondenten gezien als een soort extern objectief ‘ding’. Er werd vaak gedacht: mannen zijn nu eenmaal grappiger dan vrouwen, alsof het een waarheid is. Het is een heilig huisje. Als mensen er vragen over stellen of kritiek leveren, zijn ze kil, sfeerverpesters, of willen ze op naar een dictatuur waar niemand een grapje mag maken. Maar sociologie van de humor laat zien: humor wil vaak een onderliggend idee reproduceren. Door middel van humor worden onderliggende sociale spanningen weggenomen. Humor is subjectief en sociaal geconstrueerd. Het principe van ‘een grap moet altijd gemaakt kunnen worden’ staat echter centraal, waardoor de discussie ook gelijk ophoudt.”
“Het principe van 'een grap moet altijd gemaakt kunnen worden' staat centraal, waardoor de discussie ook gelijk ophoudt
'Ze is van mij'
Wanneer seksuele intimidatie door bekenden gebeurt, vinden we het lastig om het als zodanig te zien. “Uit onderzoek blijkt dat met name vrouwen banger zijn om vervelende ervaringen door vrienden naar buiten te brengen tegenover andere vrienden. Ze nemen de rol van beschermer van de vriendengroep op zich, willen niet de sfeer verpesten of vriendschappen beschadigen. Als een vreemde je in je kont knijpt, is het makkelijker om je erover uit te spreken.”
Op vrouwenjacht
Respondenten hadden zelf ook wel moeite met dat ideaal. “Ze zeiden dan: vroeger ging ik ook wel eens op ‘vrouwenjacht’, maar eigenlijk heb ik er problemen mee. Het paste eigenlijk niet echt bij hun persoonlijkheid, of ze vonden het ook leuk als vrouwen op hén afstappen.”
Verkooijen deed geen kwantitatief onderzoek, dus haar uitkomsten zijn niet te generaliseren1 Toch zeiden maar twee van de mannen die ze sprak naar aanleiding van #MeToo te hebben nagedacht over hun eigen mogelijke grensoverschrijding. De rest distantieerde zich compleet. “Als het over #MeToo ging kwam er gelijk een heel verdedigende houding. Ze zeiden: goed dat het er is, maar het is heel erg doorgeslagen. Ze gingen dan voornamelijk in op hoe het te ver is gegaan. Wat ze echt erg vonden, waren de vele mannen die volgens hen ten onrechte waren veroordeeld. Vrouwen zouden als aandachtsschreeuw mannen beschuldigen van verkrachting, omdat het een ‘hype’ is.”
Niet alle mannen
Het ene moment zeiden ze dat, en het andere moment was het: ja, als mannen dat doen, komt het vanuit een plek van onzekerheid en frustratie. Dan kwamen er toch wel wat begripvolle argumenten op tafel over waarom sommige mannen grenzen overschrijden. De connectie tussen die uitspraken en ‘misschien zou ik of iemand die ik ken dat kunnen doen’ was er niet. Als ik doorvroeg, volgde er weinig zelfreflectie. Ik denk dat het zelfbescherming is. Het is een manier om verantwoordelijkheid te ontwijken.”
Verkooijen concludeert: “Mannelijkheid an sich is niet slecht, maar we moeten ons afvragen: welke soort mannelijkheid is nu het ideaal in de samenleving, en wat voor mogelijke schadelijke gevolgen heeft dat? Het zou mooi zijn als meer mannen dat onderling zouden bespreken. Zo ontstaat er meer bewustzijn over seksuele intimidatie tijdens het uitgaan, want het gebeurt nog veel te vaak.”
- Kwantitatief onderzoek is gericht op uitspraken doen over de daadwerkelijke bevolking, het generaliseren naar de populatie. Bijvoorbeeld: hoeveel mannen zijn na #MeToo van mening veranderd? Kwalitatief onderzoek richt zich meer op betekenisgeving. Bijvoorbeeld: hoe zien jonge mannen de grens tussen flirten en intimidatie? ↩︎
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand